ECLI:NL:RBNNE:2016:1274

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
4311093 CV EXPL 15-9624
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering wegens onvoldoende onderbouwing en informatieplicht in een civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 23 maart 2016, heeft de kantonrechter de vordering van eiser afgewezen. Eiser, vertegenwoordigd door Bureau Mercuur, vorderde betaling van een bedrag van € 3.375,00 van gedaagde, die werd bijgestaan door mr. G.B. de Jong. De vordering was gebaseerd op leveringen van paarden aan een vennootschap onder firma, waarvan gedaagde een van de vennoten was. Eiser stelde dat de vennootschap en haar vennoten niet aan hun betalingsverplichtingen hadden voldaan.

De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter constateerde dat eiser niet voldeed aan zijn informatieplicht en bewijsaandraagplicht, zoals vereist door de artikelen 21 en 111 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Eiser had nagelaten om de feiten met betrekking tot zijn vordering volledig te stellen en de grondslag van zijn vordering te onderbouwen. Er was geen factuur of specificatie van de leveringen overgelegd, en de aansprakelijkheid van gedaagde was niet aangetoond.

De kantonrechter oordeelde dat het enkel overleggen van gestandaardiseerde sommaties niet voldoende was voor een toewijsbare vordering. Eiser had ook niet aangetoond dat gedaagde aansprakelijk was voor de leveringen aan de vennootschap, die inmiddels was uitgeschreven en onder een ander KvK-nummer was voortgezet. De kantonrechter wees de vordering af en veroordeelde eiser in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden gesteld, gezien het summiere verweer van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 4311093 \ CV EXPL 15-9624
vonnis van de kantonrechter d.d. 23 maart 2016
inzake
[eiser],
wonende te Eelderwolde,
eiser,
gemachtigde: Bureau Mercuur,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te Hoogezand,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.B. de Jong,
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.2.
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel Noord-Nederland is op 8 september 2005 de vennootschap onder firma [naam manege] opgericht, met als vennoten [gedaagde] en [vennoot 2] .
Bedoelde vennootschap is per 1 september 2012 uit het Handelsregister uitgeschreven.
Dit uittreksel maakt daarnaast melding van het volgende:
"op 03-09-2012 is geregistreerd dat de onderneming met ingang van 01-09-2012 is voortgezet door [naam manege] , ingeschreven onder KvK-nummer 55964400."
2.3.
Bij sommatie van 19 augustus 2013 heeft de gemachtigde van [eiser] een sommatie gericht tot [gedaagde] en [vennoot 2] betreffende de betaling van een bedrag van € 3.375,00, vermeerderd met € 338,70 rente en € 462,50 buitengerechtelijke incassokosten.
Een vergelijkbare gestandaardiseerde sommatie is verzonden op 2 september 2013 en 8 oktober 2013.
Bij eveneens gestandaardiseerde brief van 11 september 2013 en 29 september 2013, wederom gericht aan [gedaagde] en [vennoot 2] , worden geadresseerden gesommeerd om de getekende akkoordverklaring van een afgesproken betalingsregeling retour te zenden.
2.4.
Bij brief van 16 december 2013 is [eiser] via zijn gemachtigde schriftelijk geïnformeerd door (namens) de bewindvoerder van [gedaagde] dat zijn vordering van € 4.232,20 is geplaatst op de lijst van voorlopig erkende concurrente/preferente crediteuren in de schuldsaneringsregeling.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert de veroordeling van [gedaagde] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van in hoofdsom een bedrag van € 3.375,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten, proces- en nakosten.
3.2.
[gedaagde] verweert zich tegen deze vordering.
3.3.
Op de standpunten van partijen zal, voor zover van belang, bij de beoordeling daarvan nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert -blijkens de dagvaarding- een bedrag in hoofdsom van € 3.375,00 van [gedaagde] . Hij stelt daartoe dat hij aan de voormalige vennootschap onder firma [naam manege] en haar vennoten paarden heeft geleverd, waarvoor door de v.o.f en haar vennoten betalingen zijn verricht "met uitzondering van de (...) onderhavige vordering."
De vordering ziet dan ook op "
het restant van de schuld met betrekking tot de geleverde paarden aan de vof van gedaagde over de periode van 1 juni 2012 tot en met maart 2013".
De 5 pagina's tellende dagvaarding gaat voor het overige uitsluitend over de opgebouwde rente, de verzonden sommaties en de opeisbaarheid van de buitengerechtelijke incassokosten.
4.2.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat [eiser] daarmee niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht, mededelingsplicht en bewijsaandraagplicht, zoals vereist bij de artikelen 21 en 111 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
[eiser] heeft immers nagelaten de feiten met betrekking tot zijn vordering naar volledigheid te stellen, de grondslag van zijn vordering nader te concretiseren en te onderbouwen, de weren van de gedaagde aan te voeren en te weerleggen en ter zake bewijsmiddelen aan te dragen.
Er is geen factuur overgelegd of een specificatie gegeven van de leveringen en/of van mogelijke deelbetalingen, waarop de vordering betrekking heeft.
Evenmin is gesteld dat en waarom [gedaagde] aansprakelijk was, en nog steeds is voor de gestelde leveringen aan de Manege, die blijkens het uittreksel uit het Handelsregister aan meerdere vennoten toebehoorde en na een uitschrijving onder een ander KvK-nummer is doorgestart. Daarnaast speelt een WSNP-traject, waarnaar -zonder nadere duiding- wordt verwezen.
Wel is een groot pakket schriftelijke sommaties aangehecht, maar het enkel overleggen van verstuurde gestandaardiseerde aanmaningsbrieven maakt naar het oordeel van de kantonrechter nog niet dat daardoor een toewijsbare vordering ontstaat!
4.3.
Voor een nadere onderbouwing van de vordering bestond alle aanleiding omdat [gedaagde] de vordering van [eiser] in alle toonaarden betwist. [eiser] heeft zich weliswaar (bij repliek) beroepen op een door [gedaagde] getekende schuldbekentenis van 16 april 2013, een -zo begrijpt de kantonrechter- in september 2013 overeengekomen buitengerechtelijke (incasso)-afbetalingsregeling en de plaatsing door de bewindvoerder van de vordering van [eiser] op de lijst van voorlopig erkende crediteuren in de schuldsanering van [gedaagde] , maar [gedaagde] heeft betwist de overgelegde schuldbekentenis van 16 april 2013 te hebben getekend, alsook in september 2013 een buitengerechtelijke afbetalingsregeling met de gemachtigde van [eiser] te zijn overeengekomen.
4.4.
De kantonrechter is dan ook, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de vordering van [eiser] als volstrekt onvoldragen en onvoldoende onderbouwd niet voor toewijzing in aanmerking komt. De kantonrechter acht het ook niet tot haar taak behoren om uit een pakket aanmaningsbrieven te achterhalen -behoudens de aanspraak op incassokosten- waar de vordering nu precies over gaat en op welke juridische grondslag die is gebaseerd.
De kantonrechter ziet evenmin aanleiding om een zitting te bepalen om deze informatie ambtshalve te achterhalen.
4.5.
Nu de vordering niet is onderbouwd, ligt deze aanstonds voor afwijzing gereed en komt de kantonrechter aan bewijsvoering niet toe, nog daargelaten dat [eiser] , gelet op de betwisting door [gedaagde] , niet had mogen volstaan met een evenzeer op sjabloonmatige wijze geformuleerd bewijsaanbod.
4.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. Wel ziet de kantonrechter aanleiding, gelet op het summiere verweer, om de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] op nihil te stellen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. E.J. Oostdijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
c [ejo]