ECLI:NL:RBNNE:2015:887

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2015
Publicatiedatum
2 maart 2015
Zaaknummer
C/18/144574 / HA ZA 13-288
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoersrecht en aansprakelijkheid bij schade aan lading onder de Haque Visby Rules

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil over een vervoersovereenkomst onder de Haque Visby Rules. De eiseressen, HDI-Gerling Verzekeringen N.V. en Allianz Nederland Schadeverzekering N.V., hebben schadevergoeding gevorderd van de gedaagde, Danser-Van Gent M.M. C.V., naar aanleiding van schade aan een partij magnesium die tijdens transport is ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het cognossement op naam van Harbison Walker Refractories is gesteld, wat betekent dat alleen deze partij een vorderingsrecht heeft. De rechtbank oordeelt dat Harbison geen tijdige vordering heeft ingesteld, aangezien de vervaltermijn op 18 maart 2013 is verstreken. De rechtbank concludeert dat de eiseressen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, omdat zij niet de partij zijn die recht heeft op schadevergoeding onder het cognossement. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiseressen af en veroordeelt hen in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/144574 / HA ZA 13-288
Vonnis van 4 maart 2015
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
die gevestigd is in Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
die gevestigd is in Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDMAG INDUSTRIES MINING & MANUFACTURING B.V.,
die gevestigd is in Veendam,
4. de vennootschap naar het recht van haar plaats van vestiging
HARBISON WALKER REFRACTORIES,
die gevestigd is in Windham, OHIO (USA),
eiseressen,
procesadvocaat mr. P.E. Mazel, die kantoor houdt in Groningen,
advocaten mr. V.R. Pool en L.J. van Baren, die kantoor houden in Rotterdam,
tegen
1. de commanditaire vennootschap
DANSER-VAN GENT M.M. C.V.,
die gevestigd is in Delfzijl,
2.
[gedaagde 2],
die woont in Delfzijl,
3.
[gedaagde 3],
die woont in Delfzijl,
gedaagden,
procesadvocaat mr. M.J. Ubbens, die kantoor houdt in Groningen,
advocaat mr. R.P. van Campen, die kantoor houdt in Amsterdam.
Eiseressen worden hierna gezamenlijk (in enkelvoud) Lading en gedaagden gezamenlijk (in enkelvoud) Danser genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 juni 2013;
  • de conclusie van antwoord van 2 april 2014;
  • de conclusie van repliek van 9 juli 2014;
  • de conclusie van dupliek van 1 oktober 2014;
  • de akte overlegging producties van 26 januari 2015;
  • het proces-verbaal van comparitie van 26 januari 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die vaststaan, omdat die feiten enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of niet voldoende zijn weersproken, of omdat die feiten blijken uit de in zoverre onweersproken gebleven inhoud van de overgelegde producties.
2.2.
HDI-Gerling Verzekeringen en Allianz Nederland Schadeverzekering N.V. zijn twee verzekeraars die in verband met ladingsschade uitkeringen hebben gedaan aan Nedmag Industries Mining & Manufacturing B.V. (hierna Nedmag).
2.3.
Nedmag is een in Veendam gevestigde producent van hoogwaardige doodgebrande magnesiumoxide (Dead Burned Magnesia – DBM), magnesiumchloride, calciumchloride en magnesiumhydroxide.
2.4.
Nedmag heeft een partij van 4.001,480 MT nedMag 98 briguettes in bulk Synthetic Dead Burned Magnesia Premium High C/S verkocht aan North American Refractories, onder het verkoopbeding C(ost) I(nsurance) F(reight).
2.5.
Op grond van die koopovereenkomst en met het oog op het transport van de partij magnesium, heeft Nedmag een overeenkomst tot vervoer over zee van Delfzijl naar Baltimore, Maryland (Verenigde Staten van Amerika) gesloten.
2.6.
Voor dit vervoer is uitgegeven het cognossement met het nummer B/L No. WGBG 782 2 03 DZ BA 01. Het cognossement is getekend door de kapitein van het motorschip de "Marietje Marsilla". Het cognossement is gestempeld door "Owner Danser". Het cognossement is gesteld op de naam van Harbison Walker Refractories (hierna Harbison).
2.7.
Danser-Van Gent M.M. c.v. is de eigenaar van de "Marietje Marsilla".
2.8.
Tijdens het vervoer is de partij magnesium verontreinigd geraakt met Silica Carbide en zout water en daardoor is schade ontstaan. De oorzaak, aard en omvang van de schade is vastgesteld door een deskundige en begroot op USD 645.477,13.
2.9.
Op 22 maart 2012 heeft Nedmag de betrokken rederij, Wagenborg, aansprakelijk gesteld voor deze schade.
2.10.
Op 23 maart 2012 heeft de P(rotection) & I(ndemnity) Club (hierna de P&I Club), een verzekeringsmutualiteit waartoe Wagenborg behoort, namens Danser gereageerd op de aansprakelijkstelling en het vorderingsrecht van Nedmag betwist, op de grond dat de lading "consigned" was aan Harbison op wiens naam het cognossement was gesteld.
2.11.
Op 3 juli 2012 heeft Crawford, een internationaal opererende dienstverlener die zich onder meer specialiseert in het maritiem regres, een aan Danser geadresseerde en door Danser ontvangen brief gestuurd waarin is opgenomen:
Our principals insured: Nedmag Industries
Recovery regarding water damage to a shipment of magnesia Premium High C/S during transport m.v. "Marietje Marsilla" from Delfzijl, the Netherlands to Baltimore under Bill of Lading nr. (…) dated 1 March 2012.
__________________________________________________________________________
Dear sirs,
In above-mentioned matter marine cargo Insurers of Nedmag Industries instructed us to assess and recover the loss.
(…)
On behalf of cargo-interest we herwith hold you liable for this loss and request you to remit the above-mentioned amount to be increased with legal-interest into our bank account upon quoting our reference (…).
2.12.
Op 20 februari 2013 heeft Crawford de P&I Club in een brief met een gelijke opmaak en vermelding van haar opdrachtgevers als in de brief van 3 juli 2012, verzocht:
Per letter dated 10 januari 2013 we held your member liable for the sum of USD 645,447.13 to be increased with survey-costs of EUR 12,209.24 and legal interest.
We should be grateful to recieve your (first) response regarding the merits of our claim respectively settlement.
Meanwhile we, acting on behalve of cargo interest, kindly request you to grant an extension of time-bar, on behalf of your member, up to and including17 juni 2013.
2.13.
Dezelfde dag heeft de P&I Club gereageerd en in haar reactie opgenomen, voor zover hier van belang:
Reference is made to your message of the 20th of February last in the headed matter. In reply thereto, on behalf of our Member I conform that a time extension is granted voor a period of three months, i.e. up to and including the 17th of juni 2013, strictly on a wp-basis, without admission of liabillity and provided that your clients have a title to sue and the claim is not time-barred yet.
2.14.
Op 13 juni 2013 heeft de P&I Club aan Crawford een nadere reactie gegeven. Zij schrijft, voor zover hier van belang:
We have now considered the contents of your claim file and note the following. At the port of discharge, the bill of lading was presented tot the Master by or on behalve the cargo recievers, Harbison Walker Refractories. As Such, the only party which had title to sue under the bill of lading Nr. WGBG 782 2 03 DZ BA 01 dated Delfzijl, 1 march 2012 was the reciever thereunder. In view of the fact that discharge of the cargo was completed on 17 March 2012, any claim under the aforesaid bill of lading therefor became time-barred on 18 March 2013, in lieu of a lawful demand for an extension or the institution of legal proceedings in accordance with the Carriage of Goods by Sea Act of 1936.
In light of the fact that your clients, as set out above, did not at any material time have a title to sue and that any claim under the bill of lading has now become time-barred we formally reject your cliënt's claim against our member as well as eny demand for a further extension of time. We will therefore proceed to close our file.
For the sake of good order we record that our member's liabillity is hereby rejected and its rights entirely reserved.
2.15.
Lading houdt Danser hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die zij lijdt als gevolg van de verontreiniging van de partij magnesium. Danser heeft iedere aansprakelijkheid afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
Lading vordert, verkort weergegeven, hoofdelijke veroordeling van Danser tot betaling van USD 645.477,13 in hoofdsom en € 12.209,24 aan expertisekosten, een en ander vermeerderd met rente en kosten, aan Allianz Nederland Schadeverzekering N.V., althans tot betaling van deze bedragen aan deze vennootschap en Nedmag naar rato van hun aandeel van betrokkenheid op de verzekeringsovereenkomst. Daartoe stelt Lading, samengevat weergegeven en voor zover voor de beoordeling van het geschil van belang, dat Nedmag schade heeft geleden doordat zij op grond van de koopovereenkomst met het beding CIF aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan doordat de partij magnesium die, zoals uit het "schone" cognossement blijkt, in goede staat is geladen aan boord van de "Marietje Marsilla" ,niet in dezelfde staat is afgeleverd in Baltimore. Lading stelt dat Danser voor haar schade aansprakelijk is, omdat op het vervoer onder cognossement dwingendrechtelijk de Hague Visby Rules van toepassing zijn en aanvullend het Nederlandse recht, zodat Danser met de vervoersovereenkomst in zoverre een resultaatsverbintenis is aangegaan dat zij als vervoeder de goederen in dezelfde staat moet afleveren als waarin die voor het vervoer zijn ontvangen.
3.2.
Danser voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Lading, althans tot afwijzing van haar vorderingen en veroordeling van Lading in de (na-)kosten van deze procedure. Daartoe voert Danser aan, samengevat weergegeven en voor zover voor de beoordeling van het geschil van belang, dat de vordering is verjaard, omdat Harbison de enige partij betreft die aan de vervoersovereenkomst een vorderingsrecht kan ontlenen, terwijl niet blijkt dat Harbison een procesvolmacht heeft gegeven aan de advocaat van Lading, zodat Lading om die reden in de vorderingen niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Danser voert verder aan dat Crawford Harbison niet heeft vertegenwoordigd toen zij een verlenging verzocht en heeft verkregen van de toepasselijke vervaltermijn, zodat Landing ook om die reden niet in de vorderingen kan worden ontvangen. Danser betwist voor het overige op uiteenlopende gronden (de omvang) van de schade en haar gehoudenheid tot vergoeding daarvan.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak heeft, samengevat weergegeven met het oog op een doelmatige bespreking, betrekking op het vervoer over zee van een partij magnesium die door de vervoerder in goede staat voor het vervoer is ontvangen, maar niet in dezelfde staat is afgeleverd. Nedmag die de vervoersovereenkomst met haar koper onder het zogeheten CIF beding heeft gesloten, lijdt daardoor de ladingschade. Voor die schade houdt Lading Danser als vervoerder aansprakelijk. Danser wijst haar aansprakelijkheid af. In het processuele debat tussen partijen staat de vraag centraal of, in aanmerking genomen dat ten behoeve van het vervoer een cognossement op naam is afgegeven en dit met zich brengt dat maar één partij binnen een bepaalde termijn een vorderingsrecht heeft, de vordering door die partij tijdig is ingesteld. Ten aanzien van de tegen deze achtergrond tussen partijen opgekomen geschilpunten wordt als volgt overwogen.
4.2.
Deze rechtbank is gelet op de woonplaats van Danser, bevoegd om dit geschil te behandelen en te beslissen.
4.3.
Op de vervoersovereenkomst zijn de Hague Visby Rules (hierna: HVR) van toepassing, omdat het cognossement is uitgegeven in een haven van een verdragsstaat.
4.4.
Het cognossement is op naam afgegeven. De toepasselijkheid van de HVR brengt met zich mee dat uitsluitend de partij op wiens naam het cognossement is gesteld een vorderingsrecht heeft.
4.5.
Het cognossement is op naam van Harbison gesteld. De uitkomst van deze procedure valt en staat daarom met de vraag of Harbison tijdig een vordering heeft ingesteld.
4.6.
Op grond van art. Ⅲ lid 6 HVR verviel de vordering van Harbison één jaar na de aflevering van de lading en dus op 18 maart 2013. Binnen deze termijn heeft Harbison geen vordering ingesteld en heeft Harbison zelf geen verlenging van de vervaltermijn aan Danser verzocht.
4.7.
Gelet op het processuele debat tussen partijen staat te beoordelen of de door Crawford aan Danser verzochte en verkregen verlenging van de vervaltermijn ook voor Harbison is verzocht en verkregen.
4.8.
Uit de in rov. 2.11. en 2.12. gereleveerde brieven blijkt dat Crawford optreedt voor de ladingassuradeuren van Nedmag en dat Crawford voor die ladingassuradeuren verlenging van de vervaltermijn verzoekt. In de aanhef van de brieven wordt immers vermeld:
"Our principals insured: Nedmag Industries". Crawford vermeldt in de brief van 3 juli 2012 wie haar opdrachtgevers zijn door in haar brief op te nemen:
"In above-mentioned matter marine cargo Insurers of Nedmag Industries instructed us to assess and recover the loss".
4.9.
Uit de in rov. 2.13 gereleveerde brief van de P&I Club blijkt verder dat verlenging van de vervaltermijn is gegeven onder het voorbehoud dat aan de ladingassuradeuren een vorderingsrecht toekomt.
4.10.
Voor zover Lading in dit verband stelt dat Crawford verlenging niet alleen ten behoeve van de ladingassuradeuren van Nedmag, maar ten behoeve van
alleladingbelanghebbenden en daarom ook ten behoeve van Harbison heeft verzocht, stuit wat Lading aanvoert reeds af op de omstandigheid dat Lading geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Crawford op het moment dat zij verlenging van de vervaltermijn verzocht, bevoegd was om Harbison te vertegenwoordigen bij de totstandkoming van een overeenkomst tussen Harbison met Danser. Aldus heeft Lading onvoldoende feiten gesteld waaruit kan worden afgeleid dat (Crawford ten behoeve van) Harbison een verlenging van de vervaltermijn met Danser is overeengekomen.
4.11.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot de slotsom dat de vordering van Lading is ingesteld op 17 juni 2013, en mitsdien nadat de vervaltermijn is verlopen. Lading kan daarom niet in haar vorderingen worden ontvangen.
4.12.
Gelet op het voorgaande rest bij partijen geen belang bij een behandeling van wat overigens aan de vorderingen en het verweer ten grondslag is gelegd.
4.13.
Lading zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Danser worden begroot op:
- griffierecht 4.938,00
- salaris advocaat
7.740,00(3,0 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 12.678,00

5.De beslissing

De rechtbank
1. verklaart Lading in de vorderingen niet-ontvankelijk,
2. veroordeelt Lading in de proceskosten, aan de zijde van Danser tot op heden begroot op € 12.678,00,
3. veroordeelt Lading in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Lading niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. B.R. Tromp, E.J. Oostdijk en W. van der Velde en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2015. [1]

Voetnoten

1.type: