ECLI:NL:RBNNE:2015:698

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2015
Publicatiedatum
19 februari 2015
Zaaknummer
C/18/146283 / HA ZA 14-44
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een overeenkomst van geldlening en rechtsmacht Nederlandse rechter

In deze zaak vorderde de curator van Reggehuys Management B.V. nakoming van een overeenkomst van geldlening van 26 juni 2009 met Liberec Real Estate S.R.O. De rechtbank Noord-Nederland oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was op basis van een forumkeuze in de overeenkomst. De curator stelde dat Liberec een bedrag van € 4.474.787,81 verschuldigd was, vermeerderd met rente. Liberec betwistte de rechtsgeldigheid van de overeenkomst en de bevoegdheid van de bestuurder die de overeenkomst had ondertekend. De rechtbank oordeelde dat de benoeming van de bestuurder rechtsgeldig was en dat de curator de overeenkomst rechtsgeldig had opgezegd. De rechtbank wees de vordering van de curator toe en veroordeelde Liberec tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/146283 / HA ZA 14-44
Vonnis van 18 februari 2015
in de zaak van
JHR. MR. B.W.J.M. DE ROY VAN ZUIDEWIJN,
in hoedanigheid van curator in het faillissement van REGGEHUYS MANAGEMENT B.V.,
wonende te Amsterdam,
eiser in reconventie,
advocaat mr. T. Hekman,
tegen
vennootschap naar buitenlands recht
LIBEREC REAL ESTATE S.R.O.,
gevestigd te Praag (Tsjechië),
verweerster in reconventie,
procesadvocaat mr. M. Schuring,
zittingsadvocaat mr. F.H. Elema.
Partijen zullen hierna de curator en Liberec genoemd worden. Reggehuys Management B.V. wordt hierna Reggehuys genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op 18 december 2013, hersteld bij vonnis van 29 januari 2014, heeft de rechtbank Amsterdam vonnis gewezen in een tussen partijen aanhangige procedure (zaak- en rolnummer 530292 / HA ZA 12-1361).
Daarbij heeft de rechtbank een door Liberec ingestelde vordering in conventie afgewezen. Ten aanzien van de vordering in reconventie heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard en de zaak in de stand waarin deze zich bevond ter (verdere) beoordeling naar deze rechtbank verwezen.
Bij het op 3 februari 2014 aan Liberec betekende exploot heeft de curator onderhavige procedure bij deze rechtbank aanhangig gemaakt.
1.2.
Het verloop van de gehele procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- de akte formulering van eis/vordering ter verificatie van Liberec,
- de conclusie van antwoord (met producties), tevens eis in reconventie van de curator,
- het (tussen)vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 maart 2013,
- de conclusie van antwoord in reconventie (met producties),
- het proces-verbaal van comparitie gehouden op 23 april 2013 (met aangehechte pleitnota’s),
- de akte uitlating tevens houdende (nadere) producties van Liberec,
- de akte uitlating tevens houdende (nadere) producties van de curator,
- het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 december 2013,
- het herstelvonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2014,
- het exploot van oproeping van 3 februari 2014;
- de conclusie van repliek in reconventie (met producties),
- de conclusie van dupliek in reconventie (met producties),
- een akte houdende een verzoek om pleidooi aan de zijde van de curator,
- de akte houdende producties (38 en 39) van de curator,
- het proces-verbaal van pleidooi van 1 oktober 2014 (met aangehechte pleitnota’s),
- de akte uitlating producties tevens houdende overlegging productie aan de zijde van Liberec,
- de akte houdende uitlating producties aan de zijde van de curator.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Reggehuys - tevens handelende onder de naam Central Europe Group (CEG) - was tot haar faillissement actief in het aantrekken van leningen bij particulieren. Zij stelde deze bedragen vervolgens ter beschikking aan haar gelieerde buitenlandse vennootschappen, die onroerend goed verwierven. Daarnaast was Reggehuys initiator van diverse commanditaire vennootschappen (hierna: CV’s). Deze CV’s zijn (economisch) eigenaar van de aandelen in buitenlandse projectvennootschappen. Aan Reggehuys gelieerde vennootschappen zijn beherend vennoot van de CV’s.
2.2.
AHK Beheer B.V. (hierna AHK) is een vennootschap die gelieerd is aan de heer [voorletters] [naam] (hierna: [naam]). Reggehuys en AHK houden ieder 50 % van de aandelen van de vennootschap naar Duits recht Middle Europe Investments GmbH (hierna: MEI). [naam] is sinds 26 juli 2007 enig bestuurder van MEI.
2.3.
Bij de ontwikkeling van projecten in Duitsland en Tsjechië werkten Reggehuys en [naam] aldus samen, dat Reggehuys de door haar via particuliere investeerders verworven gelden ter beschikking stelde aan MEI, die de gelden op haar beurt weer doorgeleidde naar de verschillende projectvennootschappen. [naam] bracht ter plaatse nieuwe projecten aan en was verantwoordelijk voor (het uitbesteden van) het dagelijkse management.
2.4.
Liberec is een van deze projectvennootschappen. Liberec heeft 9 hectare nabij de Tsjechische stad Liberec gelegen grond in eigendom.
2.5.
Bij notariële akte van 29 oktober 2003 is de commanditaire vennootschap Liberec Textilana C.V. (hierna Textilana) opgericht. In de oprichtingsakte is MEI als beherend vennoot van Textilana aangewezen. De vennootschap heeft ten doel te participeren in Liberec. Textilana houdt 100 % van de aandelen in Liberec.
2.6.
In artikel 5 van de oprichtingsakte van Textilana is (voor zover hier van belang) het volgende bepaald:
Artikel 5
1. Het bestuur van de vennootschap berust bij de beherend vennoot.
(…)
3. De beherend vennoot is bevoegd voor de vennootschap te handelen en te tekenen en de vennootschap aan derden en derden aan de vennootschap te verbinden. Evenwel zal de beherend vennoot de navolgende rechtshandelingen niet namens de vennootschap verrichten dan met goedkeuring van alle vennoten, zowel beherend als commanditair:
a. het verkrijgen, vervreemden en bezwaren van registergoederen;
b. het bezwaren van roerende zaken; (…)
f. het aanstellen van personeel; (…)
h. het verlenen, wijzigen en intrekken van procuratie; (…)
2.7.
Medio 2006 raakte de relatie tussen [naam] en Reggehuys verstoord.
Zij zijn vervolgens overeengekomen dat AHK zich voortaan zou bezighouden met de Duitse projectvennootschappen en Reggehuys met de Tsjechische.
[naam] is daarop (in juli 2006) teruggetreden als bestuurder van Liberec en in zijn plaats is [voorletters] [naam2] (hierna: [naam2]), destijds bestuurder van Reggehuys, tevens directeur van MEI, benoemd tot en ingeschreven als directeur en bestuurder van Liberec.
2.8.
In een e-mail van 8 december 2006 hebben [naam2] en [naam3] namens Reggehuys aan [naam] geschreven (voor zover hier van belang):
(…) [naam] [rechtbank: [naam]] wikkelt de Duitse projecten, lees Teltow en Havelland af. Overigens, net zoals je gisteren in jouw email aan ons gevraagd hebt, verlangen wij ook inzage vooraf vanaf heden in te tekenen contracten met financiële betekenis betreffende deze Duitse projecten, bijvoorbeeld ook de aanstaande bouwfinanciering bij Teltow.
CEG werkt de Tsjechische projecten en CV’s verder af. [naam] bemoeit zich verder niet meer inhoudelijk met de projecten in Tsjechië maar blijft op de achtergrond wel beschikbaar als vraagbaak vanwege zijn huidige kennis op deze projecten.
Dit betekent dat [naam] zal worden uitgeschreven als directeur op deze projecten en dat alle documenten en stukken van deze projecten worden overgedragen aan CEG (statuten/contracten/aandelenbewijzen (…) op korte termijn.
Voorts zal de beschikkingsbevoegdheid van [naam] op de bankrekeningen van deze projecten worden gewijzigd. [naam] zal zich onthouden van het aansturen van [naam4] inzake deze projecten, slechts bij eventuele kandidaten voor verkoop welke [naam] aandraagt, zal er contact tussen[naam] en [naam4] zijn. Met andere woorden de contactpersoon voor [naam4] zal vanaf heden uitsluitend [voornaam] [naam2] zijn. (…)
2.9.
Op 3 februari 2008 is een overeenkomst tussen AHK, vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam], en Reggehuys, vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam5], schriftelijk vastgelegd.
In de overeenkomst is (voor zover thans van belang) het volgende bepaald:
In overweging nemende (…)
- dat AHK enerzijds en Reggehuys en CEG anderzijds de intentie hebben uitgesproken dat zij de gezamenlijke projecten voor wat betreft de in Duitsland te ontwikkelen projecten willen toescheiden aan AHK en voor wat betreft de in Tsjechië te ontwikkelen projecten aan Reggehuys en CEG.
- dat, hoewel de intentie is uitgesproken in een bijeenkomst van bestuurders op 12 juli 2006 in Hotel Mercure te Zwolle, de effectuering van bedoelde toescheiding tot op heden niet heeft plaatsgehad.
- dat Reggehuys en/of CEG, en/of hun/haar deelnemingen aan de GmbH’s, waarin de Duitse projecten zijn ondergebracht, werkkapitaal heeft geleend ten bedrage van ongeveer Euro 4.500.000 (…)
- dat partijen ervan uitgaan dat de gecumuleerde waarde van de projecten in Tsjechië in ieder geval hoger is dan de gecumuleerde waarde van de projecten in Duitsland, zodanig dat Reggehuys c.q. CEG door de toescheiding per saldo een nader te bepalen toegift verschuldigd is aan AHK. (…)
Komen overeen als volgt:
(…) 2. Partijen verklaren mede namens hun betrokken deelnemingen de bovenbedoelde toegift op de toescheiding onmiddellijk na effectuering van die toescheiding verrekenbaar met - en verhaalbaar op - de hoofdsom van bovenaangehaalde leningen ten behoeve van de projecten in Duitsland, zulks tot een maximum van één miljoen Euro; de leningen zijn en worden niet aan derden verpand en/of gecedeerd; (…)
2.10.
Bij besluit van 21 februari 2008 heeft Textilana, in haar hoedanigheid van enig aandeelhouder van Liberec, de heer [voorletters] [naam6] (hierna: [naam6]) als bestuurder van Liberec aangesteld. Het besluit is ondertekend door [naam2], die zich blijkens datzelfde besluit met ingang van 29 februari 2008 heeft teruggetrokken als bestuurder van Liberec. [naam6] is in april 2008 als bestuurder van Liberec ingeschreven in de betreffende openbare registers.
2.11.
Bij brief van 28 mei 2009 heeft MEI, bij monde van haar bestuurder [naam], Reggehuys als volgt bericht:
Hierbij deel ik u (…) mede, dat ik hierbij alle in omloop zijnde volmachten, om namens MEI (…) te handelen, met onmiddellijke ingang intrek, zulks voor het geval er nog dergelijke geldige volmachten mochten circuleren.
2.12.
Op 26 juni 2009 is [naam6] namens Liberec (aangeduid als “debtor”) en Reggehuys (aangeduid als “creditor”) een overeenkomst aangegaan, getiteld “Loan agreement”, waarvan de inhoud, voor zover thans van belang, als volgt luidt:
1). The Debtor owes to Creditor on account of principal and accrued interest up to including the year 2008 (interest rate 6,75%) an amount of EUR 4.474.787,81 (…)
2). The duration of this agreement is not fixed and will terminate anyhow in case the Debtor will either have the possibility to pay the principal and accrued interest back or in case of a sale (in whole or in part) of the Liberec Textilana Project.
3). As from January 1st, 2009 the Debtor shall owe to the Creditor interests calculated on the basis of an annual interest rate of 6,75% (…) per annum (…)
11). This agreement is exclusively subject to Dutch Law. Resolution of any disputes shall initially be handled by the Court in Groningen (The Netherlands).
(...)
11. This agreement is exclusively subject to Dutch Law. Resolution of any disputes shall initially be handled by the Court in Groningen (The Netherlands).
2.13.
Bij brief van 15 september 2009 heeft [naam], in zijn hoedanigheid van bestuurder van MEI, het volgende aan [naam6] geschreven:
Liberec Real Estate s.r.o. (…)
T.a.v. De heer [voorletters][naam6], directeur
Geachte heer [naam6],
Hierbij breng ik u, als bestuurder van MEI Middle Europe Investments GmbH, in de hoedanigheid van beherend vennoot van Liberec Textilana C.V. op de hoogte van het feit, dat ik alle volmachten welke er eventueel in het verleden verstrekt zijn, door wie dan ook, aan Reggehuys Management B.V. en MEI Beheer B.V. (…) met aangetekend schrijven van 28 mei 2009 heb ingetrokken (…)
2.14.
Op 10 april 2010 heeft [naam], in zijn hoedanigheid van bestuurder van MEI - de beherend vennoot van Textilana, die op haar beurt enig aandeelhouder is van Liberec-, [naam6] als bestuurder van Liberec uit het handelsregister laten uitschrijven. [naam] heeft op die dag zichzelf als bestuurder van Liberec doen inschrijven.
2.15.
Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2010 is Reggehuys in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de curator in zijn hoedanigheid.
2.16.
Bij e-mail van 20 december 2010 heeft de curator (althans zijn advocaat) aan [naam] geschreven (voor zover thans van belang):
(…) De totale vordering van RM op LRE[rechtbank: Liberec]
beloopt volgens onze administratie EUR5.279.909,01inclusief rente tot en met 1 december 2010. De vordering is opgebouwd uit verschillende componenten.
Het grootste gedeelte van de vordering vloeit voort uit een vaststellingsovereenkomst van 26 juni 2009 tussen RM en LRE. In deze vaststellingsovereenkomst wordt tussen RM en LRE afgesproken hoe hoog de vordering van RM op LRE op 1 januari 2009 is geweest. Hierbij wordt een veeltal van vorderingen in ogenschouw genomen. Tevens wordt de rente over al deze vorderingen met terugwerkende kracht teruggebracht naar 6,75% p/a. In ruil voor de afwaardering van de rente zou LRE een recht van hypotheek verstrekken aan RM op het grondstuk van LRE. (…)
In de vaststellingsovereenkomst wordt vastgesteld dat de schuld van LRE aan RM op 1 januari 2009 EUR4.474.787,81bedroeg. De rente vanaf 1 januari 2009 tot en met 1 december 2010 is bij een rentevoet van 6,75% p/a EUR 596.803,20.
Na deze vaststellingovereenkomst zijn er nog een aantal maal betalingen gedaan van RM aan of namens LRE op basis van een rekening-courant verhouding. Zover ons bekend is er geen rentepercentage overeengekomen ten aanzien van betalingen in rekening-courant verhouding. Derhalve is er over deze betalingen tot aan 1 december 2010 geen rente berekend. De totale vordering uit hoofde van deze rekening-courant verhouding is
EUR208.318,-.
Daarmee komt de totale vordering van RM op LRE op EUR5.279.909,01inclusief rente tot en met 1 december 2010. (…)
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Ik verzoek u mij uiterlijk 3 januari 2010[rechtbank: kennelijk is hier 2011 bedoeld]
de vorderingen namens LRE schriftelijk te bevestigen. (…)
2.17.
Op 21 november 2011 heeft [naam2] ten overstaan van mr. M.P.A.J. Poort, notaris gevestigd te Arnhem, een verklaring afgelegd. Blijkens een door de notaris opgemaakte akte heeft [naam2] (voor zover thans van belang) als volgt verklaard:
(...)
2. that the members in the board of (Reggehuys) decided to order me (…) to recall myself from the position of executive director of (Liberec) (…) I had to sign a Resolution of the Sole Shareholder, which was prepared by (Reggehuys) lawyers in Prague
(…)
4. that I did sign this Resolution of the Sole Shareholder at 21 February 2008 (…) on behalf of Liberec Textilana CV, which was a mistake.
5. that I, [naam2], was not in the position anymore to take any decision on behalf of Liberec Textilana C.V. or on behalf of MEI (…), because of my recall in June 2007 from the position of executive director of MEI (…).
2.18.
Liberec heeft een vordering van € 1.000.000,00 ter verificatie ingediend bij de curator. Blijkens het proces-verbaal van de verificatievergadering, gehouden op 4 oktober 2012, heeft de curator deze vordering betwist, waarna de rechter-commissaris het geschil bij wege van renvooi heeft verwezen naar de rolzitting van de rechtbank Amsterdam.
2.19.
Bij vonnis van 18 december 2013 heeft de rechtbank Amsterdam (voor zover hier van belang) het volgende overwogen en beslist:
In conventie
(…) De benoeming van [naam6] tot bestuurder van Liberec is op 21 februari 2008 geschied door ([naam2] namens) Liberec CV, de enig aandeelhouder van Liberec. Liberec heeft aangevoerd dat [naam2] op dat moment geen bestuurder meer was van MEI, de beherend vennoot van Liberec CV, en dat hij dus niet bevoegd was om [naam6] te benoemen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt echter niet in te zien hoe dat tot aansprakelijkheid van Reggehuys leidt voor de overeenkomst die [naam6] bijna anderhalf jaar later als bestuurder van Liberec met de gemeente is aangegaan. De rechtbank acht daarbij van belang dat de curator nog heeft aangevoerd dat Reggehuys op grond van de afspraken van 2006 (…) bevoegd was om namens MEI te handelen als (feitelijk) beherend vennoot van Liberec CV en dat de benoeming van [naam6] door [naam2], handelend als bestuurder van Reggehuys, de gevolmachtigde van MEI, wel degelijk rechtsgeldig is. De volmachten zijn pas ingetrokken in 2009 (…).
De stelling van Liberec dat Reggehuys [naam2] onder druk heeft gezet om terug te treden als bestuurder van Liberec (met verwijzing naar de verklaring van [naam2] (2.9)), maakt dat niet anders. Zonder nadere toelichting van Liberec, die wederom ontbreekt, ziet de rechtbank niet in hoe uitgeoefende druk door Reggehuys op [naam2] kan leiden tot aansprakelijkheid van Reggehuys jegens Liberec. Gelet op het voorgaande is de vordering van Liberec niet toewijsbaar. (…)
In reconventie
4.6.
De overeenkomst bevat een forumkeuze voor de Nederlandse rechter. Op grond van het bepaalde in artikel 23 EEX-Verordening is de Nederlandse rechter dan ook exclusief bevoegd. De omstandigheid dat Liberec (mogelijk) de geldigheid van de overeenkomst betwist maakt dat niet anders. Het gerecht van een EEX-staat dat in een geldig forumkeuzebeding bevoegd is verklaard, is ook dan bevoegd wanneer de rechtsvordering ertoe strekt de nietigheid te doen vaststellen van de hoofdovereenkomst waarin het forumkeuzebeding is opgenomen (HvJ EG 3-7-1997, NJ 1999/681).
4.7.
De vraag is vervolgens of de zaak op grond van het forumkeuzebeding moet worden verwezen naar de rechtbank Groningen. Anders dan de curator heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat uit het woord “initially” in het forumkeuze beding niet kan worden afgeleid dat partijen hebben beoogd een niet-exclusief bevoegd forum te scheppen.
De samenhang van conventie en reconventie, de verwachte extra kosten en vertraging en het belang dat één rechtbank uitspraak doet over de bevoegdheid van [naam6] om Liberec te vertegenwoordigen rechtvaardigen niet de conclusie dat het beroep op het forumkeuzebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, terwijl dat beding voor het aannemen van rechtsmacht van de Nederlandse rechter juist van doorslaggevend belang was (4.6). Het forumkeuze beding maakt de rechtbank Groningen dan ook exclusief bevoegd ten aanzien van de overeenkomst van geldlening.
4.8.
Nu niet de rechtbank Amsterdam, maar de rechtbank Noord-Nederland (zoals de rechtbank Groningen inmiddels is komen te heten) relatief bevoegd is om van de vordering in reconventie kennis te nemen, zal de reconventionele vordering in de stand waarin zij zich thans bevindt voor verdere behandeling worden verwezen naar laatstgenoemde rechtbank.
2.20.
Liberec heeft tegen het vonnis van 18 december 2013 hoger beroep ingesteld, welke procedure thans nog lopende is ten overstaan van het gerechtshof te Amsterdam.

3.De vordering

3.1.
De curator vordert Liberec bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis te veroordelen:
I. tot betaling van € 5.702.800,79 te vermeerderen met contractuele rente ad 6,25% per jaar vanaf 1 januari 2013 tot en met de dag der algehele voldoening,
II. tot betaling van een bedrag van € 6.545,00 exclusief btw, ter zake van buitengerechtelijke kosten,
III. alsmede in de proceskosten van het geding.
De curator verzoekt voorts de uitspraak te waarmerken als Europese executoriale titel als bedoeld in de Verordening (EG) nr. 805/204 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2014 tot invoering van een Europese Executoriale Titel voor niet-betwiste schuldvorderingen.

4.Het standpunt van de curator

4.1.
De curator vordert nakoming van de tussen Reggehuys en Liberec op 26 juni 2009 tot stand gekomen overeenkomst, door partijen aangeduid als
loan agreement. Gezien het feit dat de vorderingen van Reggehuys op Liberec gebaseerd waren op een groot aantal verschillende overeenkomsten van geldlening en er bij Reggehuys behoefte bestond daaromtrent zekerheid te creëren, heeft zij de uitstaande leningen in één overeenkomst met Liberec vastgelegd.
4.2.
[naam6] heeft de overeenkomst namens Liberec ondertekend. [naam6] was daartoe bevoegd. [naam6] is door [naam2] (in zijn hoedanigheid van bestuurder van Reggehuys) als bestuurder benoemd. De beherend vennoot van Textilana -MEI- heeft Reggehuys gevolmachtigd om het beheer over Textilana te voeren. Deze volmacht vloeit voort uit de tussen Reggehuys en [naam] gemaakte afspraken, op basis waarvan [naam] de projecten in Duitsland voor zijn rekening zou nemen en Reggehuys zich zou bezig houden met de projecten in Tsjechië. In dat kader heeft AHK ([naam]) aan Reggehuys een volmacht verstrekt, waarbij Reggehuys zou optreden als ware zij beherend vennoot van de Tsjechische projecten. Dat MEI ook daadwerkelijk meende dat zij een volmacht aan Reggehuys had verstrekt, blijkt uit de brief die zij op 28 mei 2009 aan Reggehuys heeft gezonden, waarin de volmachten werden ingetrokken.
Liberec voert ten onrechte aan dat het benoemingsbesluit van [naam6] als bestuurder van Liberec niet is gebaseerd op een rechtsgeldig aandeelhoudersbesluit van Textilana. Het besluit is namens Textilana ondertekend door [naam2]. Het klopt dat [naam2] al in juni 2007 als directeur en statutair bestuurder van MEI was teruggetreden, maar [naam2] was op 21 februari 2008 nog wel bestuurder van Reggehuys, zodat hij in die hoedanigheid en op basis van de door MEI verstrekte volmacht mocht handelen. Het aan de benoeming van [naam6] ten grondslag liggende besluit is rechtsgeldig tot stand gekomen.
4.3.
In de overeenkomst van 26 juni 2009 is Nederlands recht op de rechtsverhouding tussen Reggehuys en Liberec van toepassing verklaard. De totale schuld van Liberec aan Reggehuys is per 31 december 2008 vastgesteld op een bedrag van € 4.474.787,81. Het rentepercentage is bepaald op 6,75% per jaar.
4.4.
In de overeenkomst van geldlening is weliswaar geen termijn voor terugbetaling opgenomen, maar -nadat aan Liberec bij e-mail van 20 december 2010 was verzocht de vorderingen te erkennen en een reactie uitbleef- stond het Reggehuys vrij de overeenkomst op te zeggen. Voorts heeft [naam] in zijn hoedanigheid van bestuurder van Liberec herhaaldelijk medegedeeld de vordering van Reggehuys niet te erkennen. Ingevolge artikel 6:83 sub c BW verkeert Liberec deswege van rechtswege in verzuim, zodat een ingebrekestelling niet is vereist. De op de overeenkomst geënte vordering is thans opeisbaar. Indien de rechtbank tot een andersluidend oordeel komt, dan heeft de aan Liberec ([naam]) gerichte e-mail van 20 december 2010 als ingebrekestelling te gelden en is op die grond sprake van verzuim aan de zijde van Liberec.
4.5.
De curator heeft, ter onderbouwing van zijn vorderingen, de achtergronden van de loan agreement geschetst, erin bestaande dat Reggehuys een aantal ‘onderliggende’ vorderingen op Liberec heeft die zijn opgegaan in de overeenkomst van 26 juni 2009. Inclusief de verschuldigde rente bedroegen deze vorderingen meer dan het in de loan agreement bepaalde bedrag van € 4.474.787,81. Ook wanneer zijn vordering op grond van de overeenkomst van 26 juni 2009 zou worden afgewezen heeft de curator, naar hij stelt, nog een aanzienlijke vordering op Liberec. In dit kader heeft de curator het volgende aangevoerd.
4.6.
Reggehuys heeft een bedrag van € 2.098.382,73 aan MEI geleend. MEI heeft deze bedragen aan Liberec doorgeleend. Blijkens een ongedateerde overeenkomst tussen Reggehuys en MEI zijn de vorderingen van MEI op Liberec aan Reggehuys gecedeerd. Waarschijnlijk is deze overeenkomst op of omstreeks 1 januari 2005 gesloten omdat de vordering ad € 2.098.382,73 op die datum is gefixeerd. Uit de onderliggende overeenkomsten van geldlening die tussen MEI en Liberec zijn gesloten volgt dat een rentepercentage van 16 % per jaar is overeengekomen.
4.7.
Naast de geldleningen aan MEI heeft Reggehuys via bancaire overschrijvingen direct leningen aan Liberec verstrekt. In 2006 heeft zij een bedrag van CZK 14.200.000 aan Liberec geleend en in 2008 CZK 4.500.000. Reggehuys en Liberec zijn overeengekomen dat over dit uitstaande bedrag een rente berekend wordt van 15 % per jaar. Per 1 augustus 2012 bedraagt de vordering van Reggehuys op Liberec uit hoofde van de overschrijving van 2006 en later aldus aan hoofdsom CZK 18.700.000 en CZK 12.413.161 aan rente. In euro bedraagt de vordering daarmee € 1.125.275,96.
4.8.
Reggehuys heeft voorts een bedrag van CZK 8.500.000 aan Labyrint groep voldaan. Hiervan dient een bedrag van CZK 2.000.000 aan Liberec te worden toegerekend.
4.9.
Uit het handelsregister blijkt dat de heer [naam7] in de periode van 3 oktober 2003 tot 23 augustus 2005 bestuurder was van Liberec. De overeenkomsten van geldlening zijn ondertekend door of namens [naam7].
4.10.
De vorderingen op Liberec zijn via een openbare cessie, na mededeling aan de schuldenaar, door MEI GmbH aan Reggehuys overgedragen (zie 4.6). Zowel de akte van cessie als de onderliggende leningen zijn afgetekend door [naam].
Op de voet van het bepaalde in artikel 6:140 BW heeft Reggehuys jaarlijks overzichten van de onderliggende schuldverhouding aan Liberec gepresenteerd en ter zake rente gevorderd.
4.11.
De curator maakt bezwaar tegen het verzoek van Liberec om aanhouding van onderhavige procedure zodat de uitkomst van de procedure bij het gerechtshof te Amsterdam kan worden afgewacht. De procedure loopt inmiddels twee jaar en de curator wenst tot een afwikkeling van het faillissement over te gaan.

5.Het standpunt van Liberec

5.1.
De Nederlandse rechter is niet bevoegd om over de eis in reconventie te beslissen. Liberec betwist dat een rechtsgeldige overeenkomst van geldlening tussen Reggehuys en Liberec tot stand is gekomen. Het in de overeenkomst opgenomen forumkeuzebeding is niet van toepassing, derhalve komt de rechtbank geen rechtsmacht op grond van artikel 5 lid 1 sub a EEX-verordening (EEX-Vo) toe. Liberec is gevestigd te Tsjechië. Op grond van artikel 2 lid 1 EEX-Vo is de Tsjechische rechter bevoegd over het onderhavige geschil te beslissen.
5.2.
Liberec betwist dat een stilzwijgende rechtskeuze voor Nederlands recht is gemaakt. De door de curator gestelde overeenkomst van 29 juni 2009 geeft geen grond voor toepassing van Nederlands recht. De leenovereenkomst van 26 juni 2009 is non-existent (nietig) evenals het rechtskeuzebeding dat daarin is opgenomen. Indien de curator een vordering op grond van onverschuldigde betaling zou toekomen, dan is Tsjechisch recht op de rechtsverhouding tussen Reggehuys en Liberec van toepassing.
5.3.
De financiering van de vastgoedprojecten vond plaats via de centrale kas van Reggehuys. Er is op 26 juni 2009 geen overeenkomst van geldlening
(loan agreement)tussen Reggehuys en Liberec tot stand gekomen. De overeenkomst van geldlening is niet door een bevoegde bestuurder ondertekend. Liberec betwist de stelling van de curator dat MEI (de beherend vennoot van Textilana, op haar beurt enig aandeelhouder van Liberec) een volmacht aan Reggehuys heeft verstrekt om namens haar handelingen te verrichten in de hoedanigheid van beherend vennoot van Textilana. Zulks volgt niet uit de op 3 februari 2008 gemaakte afspraken. Partijen hebben slechts beoogd Reggehuys te belasten met interne handelingen (dagelijks beheer). Het was nimmer de bedoeling aan Reggehuys de bevoegdheid te verlenen om personeel aan te stellen of leningen aan te gaan. Een dergelijke volmacht kan gezien het bepaalde in artikel 5 van de CV-akte slechts met instemming van de gehele CV (Textilana) worden gegeven.
Bij schrijven van 28 mei 2009 heeft MEI alle in omloop zijnde volmachten ingetrokken. Die handeling moet worden gezien als een algemene ‘veegactie’. Daarin ligt geen erkenning besloten van een aan Reggehuys verstrekte volmacht op basis waarvan zij als beherend vennoot van Textilana een nieuwe bestuurder van Liberec kon benoemen.
In de bij het gerechtshof te Amsterdam aanhangig gemaakte appelprocedure heeft de curator zich op het standpunt gesteld dat de op 3 februari 2008 gemaakte afspraken niet als overeenkomst hebben te gelden. Liberec verzoekt om aanhouding van onderhavige procedure zodat de uitkomst van de procedure bij het gerechtshof te Amsterdam kan worden afgewacht.
De bevoegdheid om een bestuurder te benoemen kwam toe aan MEI, de beherend vennoot van Textilana. [naam2] heeft de beslissing strekkende tot benoeming van [naam6] als bestuurder van Liberec op 21 februari 2008 genomen. [naam2] was op dat moment geen bestuurder meer van MEI. Uit het Handelsregister van Amtsgericht Neuruppin volgt dat [naam2] op 30 augustus 2007 niet meer als bestuurder van MEI stond ingeschreven. [naam2] was teruggetreden en derhalve niet langer in de positie om namens Textilana of MEI voor Liberec bindende beslissingen te nemen.
Het moge zo zijn dat [naam6] op 11 maart 2008 als bestuurder is ingeschreven, maar zijn benoeming als bestuurder van Liberec is niet gebaseerd op een rechtsgeldig aandeelhoudersbesluit van Textilana.
Reggehuys heeft [naam2] onder druk gezet om [naam6] als bestuurder van Liberec te benoemen. De door [naam6] op 26 juni 2009 ondertekende overeenkomst van geldlening (loan agreement) is mitsdien door een onbevoegde bestuurder aangegaan en derhalve nietig.
5.4.
Indien de rechtbank tot de conclusie komt dat een rechtsgeldige
loan agreementtussen Reggehuys en Liberec tot stand is gekomen voert Liberec het volgende aan. In de overeenkomst is bepaald dat Liberec aan Reggehuys een bedrag verschuldigd is van
€ 4.474.787,81 tot 1 januari 2009 en dat dit jaarlijks wordt vermeerderd met 6,75 % rente. De overeenkomst is voor onbepaalde tijd aangegaan. In de overeenkomst is bepaald:
The duration of this agreement is not fixed and will terminate anyhow in case the Debtor will either have the possibility to pay the principal and the accrued interest back of in case of a sale (in whole or in part) of the Liberex Textilana Project.
Indien de rechtbank tot de slotsom komt dat de overeenkomst geldig is gesloten, dan is de schuld (lening) thans niet opeisbaar omdat niet aan een van de bovengenoemde voorwaarden is voldaan.
Liberec betwist dat zij deugdelijk in gebreke is gesteld. De e-mail van 20 december 2010 voldoet niet aan de eisen die artikel 6:82 lid 1 BW daaraan stelt.
5.5.
Reggehuys stelt dat het haar vrij stond de overeenkomst op te zeggen nadat Liberec bij aan [naam] gerichte e-mail van 20 december 2010 is verzocht de vorderingen te erkennen en een reactie uitbleef. Liberec betwist dat daarin een gegronde reden voor opzegging schuil gaat.
5.6.
Uit de door de curator in het geding gebracht bankafschriften valt ook overigens geen overeenkomst van geldlening tussen Reggehuys en LRE te destilleren. Er zijn weliswaar bedragen gestort op de rekening van Liberec, maar Liberec fungeerde slechts als doorgeefluik.
5.7.
Liberec betwist voorts dat een rechtsgeldige cessie tot stand is gekomen. Uit de akte van cessie blijkt onvoldoende duidelijk op welke periode de beweerdelijke cessie betrekking heeft. Liberec betwist dat de overeenkomst van cessie op 1 januari 2005 is gesloten. Zij betwist de door de curator gestelde renteafspraken.
Uit de overgelegde akte van cessie volgt dat sprake is van een stille cessie. Ingevolge artikel 3:94 BW is voor levering van een vordering vereist dat een daartoe bestemde authentieke of geregistreerde onderhandse akte wordt opgemaakt, waarvan niet is gebleken.
De schuldenaar kan op grond van artikel 3:94 lid 4 BW terhandstelling van de titel verlangen. De titel die aan de overeenkomst ten grondslag zou liggen ontbreekt. In de akte van cessie wordt gesteld dat MEI en Reggehuys verschillende leenovereenkomsten zijn aangegaan in de jaren 2003 en 2004, op basis waarvan een bedrag van € 2.860.676,06 verschuldigd zou zijn. Liberec betwist dat deze overeenkomsten van geldlening zijn gesloten, terwijl een onderbouwing daarvan ontbreekt. Dat geldt ook voor de overeenkomst van cessie, waarvan zelfs niet duidelijk is wanneer deze tot stand zou zijn gekomen.

6.De beoordeling

6.1.
De rechtbank neemt over hetgeen is overwogen en beslist in reconventie in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 december 2013.
Verzoek tot aanhouding
6.2.
De rechtbank passeert het verzoek van Liberec tot aanhouding van deze procedure in afwachting van een nog te wijzen eindarrest in een aan deze procedure gelieerde zaak, die aanhangig is bij het gerechtshof te Amsterdam. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Liberec haar verzoek niet alleen feitelijk onvoldoende toegelicht, ook weegt het belang van een voortvarende afdoening van onderhavige zaak (die inmiddels twee jaar loopt) en de belangen van de curator en de schuldeisers van het failliete Reggehuys om tot afwikkeling van het faillissement te kunnen komen, zwaarder dan de door Liberec geschetste belangen.
Rechtsmacht Nederlandse rechter en toepasselijk recht
6.3.
Met betrekking tot de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, heeft de rechtbank Amsterdam in haar vonnis van 18 december 2013 reeds beslist dat de overeenkomst van 26 juni 2009 een forumkeuze voor de Nederlandse rechter bevat. Op grond van het bepaalde in artikel 23 EEX-Verordening is dientengevolge de Nederlandse rechter exclusief bevoegd. Van een uitzondering ingevolge lid 5 van dit artikel is de rechtbank niet gebleken.
De omstandigheid dat Liberec de geldigheid van deze overeenkomst betwist, maakt dat niet anders. Het gerecht van een EEX-staat dat in een geldig forumkeuzebeding bevoegd is verklaard, is ook dan bevoegd wanneer de rechtsvordering ertoe strekt de nietigheid te doen vaststellen van de hoofdovereenkomst waarin het forumkeuzebeding is opgenomen (HvJ EG 3-7-1997, NJ 1999/681).
6.4.
Het forumkeuzebeding maakt - zo heeft de rechtbank Amsterdam voorts geoordeeld - de (thans geheten) rechtbank Noord-Nederland exclusief bevoegd om te beslissen over onderhavige vordering.
Voor zover Liberec nog heeft gesteld dat sprake is van een non-existente overeenkomst zodat ten aanzien van het forumkeuzebeding niet is voldaan aan het vereiste in artikel 17 lid 1 sub a EEX, is de rechtbank op dezelfde gronden als hiervoor overwogen toch bevoegd om daarvan kennis te nemen en daarover een oordeel te geven.
De rechtbank acht zich derhalve bevoegd om over het onderhavige geschil te beslissen.
6.5.
Blijkens het in de overeenkomst van 26 juni 2009 opgenomen rechtskeuzebeding hebben partijen er voor gekozen om hun vorderingen te doen behandelen naar Nederlands recht. Waar artikel 14 lid 1 van de in deze van toepassing zijnde Verordening "Rome II"(Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad) deze mogelijkheid van rechtskeuze toe staat, zal de rechtbank de vorderingen beoordelen naar Nederlands recht.
Overeenkomst van 26 juni 2009
6.6.
De vordering van de curator is gegrond op nakoming van de overeenkomst van geldlening van 26 juni 2009. Het verweer van Liberec komt er in de kern op neer dat [naam6] als bestuurder van Liberec niet bevoegd was om deze overeenkomst namens haar aan te gaan omdat hij niet rechtsgeldig tot bestuurder van Liberec zou zijn benoemd.
Vast staat dat [naam2] op 21 februari 2008 die benoeming namens grootaandeelhouder Textilana heeft ondertekend, terwijl hij op dat moment geen bestuurder (meer) was van MEI, de bestuurder van Textilana. De curator stelt dat [naam2] niettemin als bestuurder van Reggehuys tot die benoeming bevoegd was, zich beroepend op de tussen [naam] en Reggehuys in 2006 gemaakte afspraken en de dientengevolge door [naam] en MEI aan Reggehuys toegekende volmacht om de Tsjechische projecten, waaronder Textilana en Liberec, te beheren. Volgens de curator omvatte die afspraak mede een volmacht tot benoeming van [naam6] tot bestuurder van Liberec, hetgeen door Liberec wordt betwist.
Cruciaal is daarmee de vraag of [naam2] op 21 februari 2008 bevoegd was om [naam6] tot bestuurder van Liberec te benoemen.
Voor de beoordeling van die vraag acht de rechtbank het volgende van belang.
6.7.
Vooropgesteld zij dat voor een rechtsgeldige benoeming nodig was dat Reggehuys de bevoegdheid had om namens Textilana, zijnde de enig aandeelhouder van Liberec, [naam6] tot bestuurder van Liberec te benoemen. Bestuurder van Textilana was MEI, waarvan Reggehuys en AHK destijds ieder voor 50% aandeelhouder waren. Overeenkomstig die verdeling van de aandelen, waren [naam2] (directeur Reggehuys) en [naam] (directeur AHK) ieder bestuurder van MEI.
In februari 2008, tijdens de benoeming van [naam6] tot bestuurder van Liberec, was [naam2] als bestuurder van MEI teruggetreden en was [naam] nog enig directeur.
6.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat op 12 juli 2006 tussen [naam] en Reggehuys een opsplitsing van hun gezamenlijke activiteiten is afgesproken, waarbij de Duitse projecten aan [naam] zouden worden toegescheiden en de Tsjechische aan Reggehuys.
Deze afspraak is in de -wel schriftelijk vastgelegde- overeenkomst tussen AHK en Reggehuys op 3 februari 2008 nog eens bevestigd in de considerans, zoals in rechtsoverweging 2.9 geciteerd.
De rechtbank constateert dat, hoewel de afgesproken opsplitsing niet daadwerkelijk in formeel juridische zin is geeffectueerd, partijen zich sedert medio 2006 wel feitelijk naar die afspraak hebben gedragen.
Zo is [naam] in juli 2006 als bestuurder uit Liberec teruggetreden en vervangen door [naam2], bestuurder van Reggehuys, tevens (toen nog) directeur en medebestuurder van MEI.
Voorts is de opsplitsing in de -niet weersproken- e-mail van 8 december 2006 feitelijk vormgegeven door de gescheiden verantwoordelijkheden voor de respectievelijk Duitse en Tsjechische projecten te benoemen. Letterlijk staat daarin dat CEG (waarin de Tsjechische projecten waren ondergebracht) "de Tsjechische projecten en CV's verder afwerkt", waarbij [naam2] wordt genoemd als de persoon die de dagelijkse leiding heeft over de Tsjechische projecten.
Bij overeenkomst van 3 februari 2008 is de opsplitsing nog verder uitgewerkt, in die zin dat de aandeelhouders in MEI (Reggehuys/CEG en AHK) daarin de waardering van de wederzijdse inbreng en projecten en de onderlinge verrekeningsmodus bij een daadwerkelijke effectuering van de opsplitsing hebben vastgelegd (kort gezegd: AHK mag haar onderbedelings-"toegift" bij de verdeling verrekenen met de leningen die Reggehuys in de Duitse projecten heeft ingebracht).
6.9.
Ook [naam] heeft de opsplitsing in voormelde zin (extern) schriftelijk bevestigd bij e-mail van 17 november 2008 -dan is [naam6] al lang tot bestuurder van Liberec benoemd- , waarin hij aangeeft niet langer op de hoogte van of verantwoordelijk te zijn voor de Tsjechische projecten sinds juli 2006:
"Ik ben immers tegelijk met mijn ontslag door CEG in Tsjechië gevrijwaard en heeft CEG alle beheer voor haar rekening en verantwoording genomen.
MEI (…) is als beheerder opgevolgd door CEG in juli 2006. Vanaf dat moment heeft CEG het volledige beheer over de projecten in Liberec (...) gevoerd."
Gesteld noch gebleken is voorts dat [naam], die vanaf 26 juli 2007 enig bestuurder was van MEI, formeel gezien de beherend vennoot van Textilana en enig aandeelhouder van Liberec, ook maar enige activiteit met betrekking tot Textilana en/of Liberec heeft verricht.
Dat Liberec, zoals zij thans stelt, er van uit ging dat zij na februari 2008 -het moment dat [naam2] aftrad als bestuurder van Liberec- , in het geheel geen directeur meer had, acht de rechtbank -zeker in het licht van de thans door Liberec benadrukte bestuurlijke positie van [naam]- ongeloofwaardig.
De rechtbank merkt in dit verband nog op dat [naam], in zijn hoedanigheid van bestuurder van MEI, op 15 september 2009 -derhalve ruimschoots na het aantreden van [naam6] en de inmiddels door hem gesloten overeenkomst van geldlening van 26 juni 2009 - Liberec heeft aangeschreven en deze brief heeft gericht tot [naam6] "als directeur van Liberec". Daaruit mag naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat [naam] in september 2009 bekend was met de positie van [naam6] en hem als zodanig aanvaardde.
6.10.
De rechtbank leidt uit voorgaande feiten en omstandigheden af dat Reggehuys en AHK ([naam]) sedert medio 2006 een volledige splitsing van hun gezamenlijke activiteiten beoogden (AHK de Duitse projecten en Reggehuys de Tsjechische projecten), inclusief de ten aanzien van die projecten uit te oefenen bevoegdheden en daar ook naar hebben gehandeld. Deze conclusie vindt bevestiging in de weergave door Liberec van de tussen partijen gemaakte afspraken (pleitaantekeningen Liberec pleidooi rechtbank Amsterdam en pleidooi deze rechtbank), inhoudende dat “Reggehuys zou optreden als ware zij beherend vennoot van de Tsjechische projecten”.
De rechtbank stelt vast dat Reggehuys, in lijn met deze bedoeling en de daarmee overeenstemmende wijze van uitvoering door de betrokken partijen, sedert juli 2006 ook feitelijk is opgetreden als ware zij beherend vennoot van de Tsjechische projecten. Bij ontbreken van iedere aanwijzing voor het tegendeel ligt naar het oordeel van de rechtbank in deze bevoegdheid besloten de bevoegdheid -volmacht- om, als beherend vennoot van Textilana, een nieuwe bestuurder van Liberec te benoemen.
6.11.
Dat deze bevoegdheid, zoals Liberec lijkt te betogen, op grond van de CV-akte van Textilana niet zou hebben bestaan, kan niet worden aanvaard. De door Liberec aangehaalde bepalingen uit de CV-akte van Textilana (artikel 5 lid 3 sub a, b, f en h) zien immers op de (interne) besluitvorming van Textilana (o.a. het aangaan van leningen door Textilana en het aanstellen van haar personeel) en niet op het besluit tot het aanstellen van een bestuurder van Liberec.
6.12.
De rechtbank gaat voorbij aan de discussie tussen partijen hoe de intrekking op 28 mei 2009 door [naam], als bestuurder van MEI, van alle door MEI verleende volmachten moet worden geduid, aangezien de intrekking daarvan op 28 mei 2009 hoe dan ook niet tot gevolg heeft dat de benoeming van [naam6] op 21 februari 2008 tot bestuurder van Liberec daarmee ongeldig wordt.
Opeisbaarheid
6.13.
In de overeenkomst van 26 juni 2009 is de schuld van Liberec aan Reggehuys per 31 december 2008 bepaald op een bedrag van € 4.474.787,81. De curator stelt dat de overeenkomst rechtsgeldig door hem is opgezegd, nadat was gebleken dat Liberec niet reageerde op zijn verzoek om de verschuldigdheid van het in de overeenkomst genoemde bedrag te erkennen. Door deze opzegging is de gevorderde hoofdsom (met rente) opeisbaar geworden, aldus de curator. Liberec betwist dat sprake is van een rechtsgeldige opzegging.
6.14.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Of, en zo ja onder welke voorwaarden, een duurovereenkomst als de onderhavige opzegbaar is, wordt bepaald door de inhoud daarvan en de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. De rechtbank stelt vast dat in de overeenkomst van 26 juni 2009 niets over een opzegging is opgenomen. In artikel 2 staat slechts dat de duur van de overeenkomst niet is gefixeerd en (zo verstaat de rechtbank) dat deze eindigt na terugbetaling, waarbij Liberec pas gehouden is om af te lossen op het moment dat haar financiële positie dat toestaat, ofwel na de gehele of gedeeltelijke verkoop van het project.
6.15.
Een dergelijke (duur)overeenkomst is in beginsel opzegbaar, zij het dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat (HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854, NJ 2012/685
(Gemeente De Ronde Venen/Stedin)).
6.16.
In de aard en inhoud van de overeenkomst, waarbij Liberec zich uitdrukkelijk heeft verplicht tot terugbetaling aan Reggehuys van het geleende bedrag, alsook het feit dat Liberec - in weerwil van deze afspraken - heeft geweigerd de in de overeenkomst vastgelegde rechtsverhouding aan de curator te bevestigen en de daaruit voortvloeiende verbintenissen na te leven, ligt - zo oordeelt de rechtbank - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een voldoende zwaarwegende grond besloten om tot opzegging van de overeenkomst over te gaan. Van de curator kan niet worden verlangd dat hij een overeenkomst gestand doet waarvan duidelijk is dat de wederpartij de daarin vastgelegde verbintenissen niet wenst na te komen. De overeenkomst is mitsdien rechtsgeldig opgezegd.
6.17.
De vordering van de curator zal op vorenstaande gronden worden toegewezen. Ter gelegenheid van het pleidooi heeft de curator zijn vordering in hoofdsom beperkt tot het bedrag dat Liberec op basis van de overeenkomst van 26 juni 2009 verschuldigd is.
De rechtbank zal de vordering mitsdien tot dit bedrag toewijzen. De nevengevorderde rente zal worden toegewezen zoals gevorderd, te weten: 6,25 % per jaar vanaf 1 januari 2013.
Buitengerechtelijke kosten
6.18.
De curator heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Voor zover de curator zich daarbij beroept op vergoeding van deze kosten overeenkomstig de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het daarbij behorende Besluit normering incassokosten overweegt de rechtbank als volgt.
Om aanspraak te kunnen maken op een vergoeding overeenkomstig het Besluit normering incassokosten, dient in ieder geval vast te staan dat het verzuim aan de zijde van Liberec na 1 juli 2012 is ingetreden, hetgeen is gesteld noch gebleken. De vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, wordt mitsdien getoetst aan de eisen zoals geformuleerd in het rapport BGK Integraal. Daaruit volgt dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden meer moeten omvatten dan de werkzaamheden waarvoor de artikelen 237-240 Rv een vergoeding plegen in te houden. Uit de stellingen van de curator kan niet worden opgemaakt dat dit niet het geval is geweest. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal daarom worden afgewezen.
6.19.
Liberec zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld:
- dagvaarding € 77,52
- salaris advocaat €
11.238,50(3,5 punt × tarief € 3.211,00)
Totaal € 11.316,02
Europese executoriale titel
6.20.
De curator heeft verzocht de uitspraak waar te merken als Europese executoriale titel als bedoeld in de Verordening (EG) nr. 805/204 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2014 tot invoering van een Europese Executoriale Titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (hierna EET-Vo).
6.21.
Artikel 6 lid 1 EET-Vo bevat de vereisten voor de waarmerking van een rechterlijke beslissing als Europese executoriale titel. Slechts een beslissing inzake een niet-betwiste schuldvordering die in de lidstaat van herkomst daarvan uitvoerbaar is, kan worden gewaarmerkt. Tevens stelt artikel 6 lid 1 EET-Vo nog aanvullende voorwaarden.
Zo kan alleen een rechterlijke beslissing als Europese Executoriale Titel worden gewaarmerkt indien sprake is - kort gezegd - van een verstekbeslissing die betrekking heeft op een schuldvordering gebaseerd op een overeenkomst gesloten door een consument voor een niet bedrijfs- of beroepsmatig gebruik en de consument de schuldenaar is en indien de beslissing door de rechter in de lidstaat van de woonplaats van de schuldenaar is gegeven.
6.22.
Het verzoek tot waarmerking van deze uitspraak als Europese Executoriale Titel wordt afgewezen omdat niet aan bovengenoemde criteria is voldaan.

7.De beslissing

De rechtbank
7.1.
veroordeelt Liberec tot betaling aan de curator van € 4.474.787,81, te vermeerderen met contractuele rente ad 6,25% per jaar vanaf 1 januari 2013 tot en met de dag der algehele voldoening,
7.2.
veroordeelt Liberec in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 11.316,02,
7.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Oostdijk, voorzitter, mr. P. Molema en mr. G.J. Visser en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2015.
rh/ejo