ECLI:NL:RBNNE:2015:6466

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2015
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
LEE 15/2208
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van naamscorrectie door gemeente Leeuwarden na naturalisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr.drs. J. el Hannouche, had verzocht om correctie van zijn geslachtsnaam in de Basisregistratie persoonsgegevens (Brp). Dit verzoek werd door de gemeente geweigerd, waarna de eiser in beroep ging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser sinds 3 augustus 1999 geregistreerd staat als [volledige naam eiser] en dat zijn geslachtsnaam op 1 december 2008 is vastgesteld via een Koninklijk Besluit. De eiser heeft aangevoerd dat zijn geslachtsnaam op basis van nieuwe gegevens gecorrigeerd moet worden, maar de rechtbank oordeelde dat de nieuwe documenten geen sterkere brondocumenten zijn dan de eerder overgelegde documenten die ten grondslag lagen aan de naturalisatie. De rechtbank concludeerde dat de gemeente bevoegd was om het besluit op bezwaar te nemen, ondanks dat de eiser op 22 december 2014 was vertrokken naar de Registratie Niet Ingezetenen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij werd benadrukt dat indien de eiser zijn naam wil wijzigen, hij de procedure tot het wijzigen van de geslachtsnaam dient te volgen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 15/2208

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats] , eiser
(gemachtigde: mr.drs. J. el Hannouche),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, verweerder
(gemachtigde: G. Gerritsma).

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om zijn geslachtsnaam [geslachtsnaam eiser] te corrigeren naar de geslachtsnaam [nieuwe naam] geweigerd.
Bij besluit van 28 mei 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2015. Eiser heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat voor haar oordeelsvorming uit van de volgende - door partijen niet betwiste - feiten en omstandigheden.
1.2
Eiser is sinds 3 augustus 1999 geregistreerd in de Basisregistratie persoonsgegevens (Brp, voorheen Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens) als [volledige naam eiser] . Deze gegevens zijn gebaseerd op een door eiser op 3 augustus 1999 te gemeente Leeuwarden afgelegde verklaring onder ede alsmede op een verklaring/akte van de Iraakse Nationaliteit, verstrekt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de republiek Irak, van 10 oktober 1982. In 2008 heeft eiser een naturalisatieverzoek alsmede een verzoek om naamsvaststelling gedaan. Daarvoor heeft hij eerdergenoemde verklaring/akte van Iraakse nationaliteit van 10 oktober 1982 alsmede een identiteitsbewijs van 1 januari 2008 overgelegd. Bij brief van 9 september 2008 heeft het bureau Documenten na onderzoek verklaard dat gelet op het beschikbare referentiemateriaal de genoemde documenten met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echt zijn. Op 1 december 2008 heeft eiser de Nederlandse nationaliteit verkregen via een Koninklijk Besluit (KB) waarbij de geslachtsnaam is vastgesteld als [geslachtsnaam eiser] en de voornamen worden vastgesteld als [voornamen eiser] .
1.3
Bij brief van 24 september 2014 heeft eiser aan verweerder verzocht om de gegevens zoals opgenomen in de Brp op de voet van artikel 2.58 Wet Basisregistratiepersonen (Wbpr) te verbeteren. Eiser wil zijn geslachtsnaam [geslachtsnaam eiser] veranderd zien in [nieuwe naam] . Bij het verzoek heeft eiser een kopie van een (in Nederland op 15 mei 2014 vertaald) Iraaks identiteitsbewijs, afgegeven op 13 maart 2013, overgelegd.
1.4
Bij besluit van 2 oktober 2014 heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand het verzoek afgewezen omdat een naamswijziging alleen kan plaatsvinden via een procedure tot wijzigen van de geslachtsnaam. Op 25 november 2014 heeft verweerder het besluit van 2 oktober 2014 bevestigd.
1.5
Tegen deze besluiten heeft eiser bij brief van 9 december 2014 een bezwaarschrift ingediend.
1.6
In het uittreksel uit de Brp is op 22 december 2014 geregistreerd dat eiser is vertrokken naar de Registratie Niet Ingezetenen (RNI).
1.7
Op 2 maart 2015 heeft eiser het bezwaarschrift toegelicht ten overstaan van de adviescommissie bezwaarschriften. Op 28 mei 2015 heeft de commissie haar advies uitgebracht.
1.8
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar conform het advies van de commissie ongegrond verklaard. Verweerder heeft onder verwijzing naar het advies overwogen dat het bij het verzoek overgelegde Iraakse nationaliteitsdocument en het in bezwaar overgelegde Iraakse paspoort geen sterkere brondocumenten zijn dan het op 1 december 2008 genomen Koninklijk besluit en dat deze daarom geen voorrang hebben op het KB.
1.9
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingediend bij de rechtbank. In beroep heeft eiser een kopie van het paspoort van zijn broer overgelegd.
2. Ter zitting is aan de orde gekomen de vraag of verweerder, gelet op de omstandigheid dat eiser op 22 december 2014 is opgenomen in de RNI, nog bevoegd was om het besluit op bezwaar te nemen.
Uit het bepaalde in artikel 2.1, tweede en derde lid, Wbrp juncto artikel 4:13 Wbrp leidt de rechtbank af dat een niet – ingezetene een correctieverzoek over rechtsfeiten die plaatsvonden vóór de datum van emigratie moet indienen bij de laatste woongemeente. Nu eiser een verzoek heeft gedaan om wijziging van zijn gegevens vóór zijn emigratie naar de Verenigde Arabische Emiraten was verweerder naar het oordeel van de rechtbank dan ook bevoegd een besluit op het bezwaarschrift te nemen.
3. Eiser voert aan dat verweerder een onjuiste toetsingsmaatstaf heeft aangelegd. Volgens eiser is geen sprake van een verzoek om naamwijziging dan wel van een verzoek tot het wijzigen van een Koninklijk Besluit, maar van een verzoek om gegevens – zijn geslachtsnaam - te corrigeren op basis van nieuwe gegevens. Eiser voert verder aan dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), onder meer de uitspraak van 6 januari 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BK8362) verweerder de mogelijkheid en de plicht heeft om onjuiste gegevens in de Brp aan te passen, indien onomstotelijk vaststaat dat deze gegevens feitelijk onjuist zijn. Uit de Kamerstukken (II, 1988/89, 21 123, nr. 3, p 13, 44 en 45) blijkt dat indien uit later overgelegde brondocumenten blijkt dat de eerder overgelegde gegevens, op basis waarvan de naamsregistratie heeft plaatsgevonden, niet juist zijn, de in de basisadministratie geregistreerde gegevens moeten worden gewijzigd. In dat verband meent eiser dat het bij het verzoek overgelegde identiteitsdocument en het in bezwaar overgelegde Iraakse paspoort sterkere brondocumenten zijn die voorrang hebben boven het eerdere in het kader van de naturalisatieprocedure overgelegde identiteitsdocument en de akte van Iraakse nationaliteit zodat verweerder op grond daarvan de gegevens had dienen te wijzigen. Ten aanzien van het paspoort heeft eiser – onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 mei 2014 (ECLI:RBLIM:2014:4242) nog aangevoerd dat het een internationaal reisdocument betreft en een brondocument in de zin van 2.8, tweede lid, WBrp. Overigens zouden de Nederlandse autoriteiten ook een door de Iraakse autoriteiten aangebrachte wijziging in eisers geslachtsnaam dienen te erkennen (ECLI:NL:GHSE:2015:976).
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uitgangspunt van de Wbrp is dat gegevens alleen worden geregistreerd als daaraan een brondocument ten grondslag ligt. Artikel 2.8 van de Wbrp schrijft in artikel 2.8 limitatief voor aan welke typen brondocumenten gegevens over de burgerlijke staat van een persoon moeten worden ontleend en brengt hierin een rangorde aan. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het nieuwe identiteitsbewijs en het paspoort geen sterkere brondocumenten betreffen dan het in het kader van de naturalisatieprocedure overgelegde identiteitsbewijs en de akte van nationaliteit, waarvan uit onderzoek gebleken is dat deze documenten met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echt zijn. De nieuw overgelegde documenten hebben dan ook geen voorrang. Verweerder meent verder dat hij onbevoegd is om een KB, waarbij eisers naam is vastgesteld, te wijzigen.
5. Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWNL), zullen, indien de verzoeker geen geslachtsnaam of voornaam heeft of indien de juiste spelling daarvan niet vaststaat, deze in overleg met hem worden vastgesteld bij het besluit waarbij het Nederlanderschap wordt verleend.
Ingevolge het tweede lid wordt de naam van de verzoeker zonodig in de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens overgebracht en kan, indien dit voor de inburgering van belang is, met toestemming van de verzoeker bij het besluit tot verlening van het Nederlanderschap worden gewijzigd.
6. Onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling, onder meer de uitspraken van 20 maart 2013 (ECLI:NL:RVS:2012:BZ4949) en 22 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1225) stelt de rechtbank voorop dat de gegevens in de GBA betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de burgerlijke stand kunnen worden ontleend, is een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een ‘lager’ document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het moment van inschrijving in redelijkheid geen ‘hoger’ document kan worden overgelegd (Kamerstukken II 1988/1989, 21 123, nr. 3, blz. 13 en 44). Het bewijs dat eenmaal in de basisadministratie opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de basisadministratie geregistreerde gegevens moet, gelet op het systeem van de Wet GBA, onomstotelijk vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.
7. Op grond van artikel 2.8, eerste lid, van de Wbrp worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a en bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de burgerlijke stand in Nederland;
b. een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, een besluit, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of een notariële akte, over het desbetreffende feit.
8. Op 1 december 2008 heeft eiser de Nederlandse nationaliteit verkregen via een Koninklijk Besluit (KB) waarbij de geslachtsnaam is vastgesteld als [geslachtsnaam eiser] en de voornamen worden vastgesteld als [voornamen eiser] . Indien en voor zover eiser het met deze vaststelling niet eens was, had hij daartegen rechtsmiddelen kunnen aanwenden. Nu hij dat niet heeft gedaan staat zijn geslachtsnaam vast. Wat er ook zij van de vraag of hij in zijn eigen land eigenlijk een andere geslachtsnaam zou hebben gehad, door het Koninklijke Besluit is zijn naam rechtens vast komen te staan.
9. Op grond van artikel 2.8, tweede lid, van de Wbrp worden gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door verweerder aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is sinds de naturalisatie en naamsvaststelling van eiser in 2008, zoals vastgelegd in het KB van 1 december 2008, niet gebleken dat zich feiten als bedoeld in artikel 2.8 van de Wbrp in Nederland dan wel in het buitenland hebben voorgedaan welke betrekking hebben op eisers naam. Ter zitting is namens eiser desgevraagd bevestigd dat zich in Irak niet een gebeurtenis heeft voorgedaan waardoor eiser een andere naam heeft gekregen of zou moeten krijgen. De door eiser ter ondersteuning van zijn verzoek overgelegde documenten, te weten het kopie van een (in Nederland op 15 mei 2014 vertaald) Iraaks identiteitsbewijs, afgegeven op 13 maart 2013, en de kopie van het paspoort van zijn broer, zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aan te merken als gegevens als bedoeld in artikel 2.8 van de Wbrp. Reeds hierom kunnen genoemde documenten niet leiden tot een andere naamsvaststelling van eiser zoals vastgelegd in het KB van 1 december 2008.
11. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder het verzoek van eiser om correctie van zijn naam in de Wbrp terecht afgewezen. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat indien eiser zijn naam wil wijzigen, hij daartoe de procedure tot het wijzigen van de geslachtsnaam dient te volgen.
12. Gelet op het bovenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, rechter, in aanwezigheid van mr. F.K. Heiting, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.