ECLI:NL:RBNNE:2015:5737

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
C17/143839/KG RK 15-390
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens vermeende vooringenomenheid van de rechter

Op 28 september 2015 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door [A], die zich bijgestaan voelde door zijn advocaat mr. J.D. Nijenhuis. De wraking was gericht tegen mr. M. van der Hoeven, de rechter die op 26 augustus 2015 een zitting had geleid waarin de ondertoezichtstelling en pleegplaatsing van de minderjarige dochter van [A] aan de orde waren. [A] stelde dat mr. Van der Hoeven partijdig was ten opzichte van de gezinsvoogd, [C], en dat hij niet de kans had gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 16 september 2015, heeft mr. Van der Hoeven haar standpunt toegelicht en aangegeven dat er geen sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft de argumenten van [A] en de reactie van mr. Van der Hoeven zorgvuldig gewogen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van mr. Van der Hoeven. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter de regie van de zitting bepaalt en dat het aan de rechter is om te bepalen welke vragen en uiteenzettingen relevant zijn. De wrakingskamer heeft uiteindelijk het verzoek tot wraking afgewezen, omdat het subjectieve gevoel van [A] niet objectief gerechtvaardigd was.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rekestnummer: C/17/143839 / KG RK 15/390
Beslissing van 28 september 2015 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
[A],
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen: [A] ,
bijgestaan door mr. J.D. Nijenhuis, advocaat te Leeuwarden,
tot wraking van
mr. M. van der Hoeven(hierna te noemen mr. Van der Hoeven), rechter van deze rechtbank.

1.Het procesverloop

1.1
Met ingang van 19 maart 2014 is [B] , de minderjarige dochter van [A] (hierna verder te noemen: de dochter), onder toezicht gesteld (OTS) van een gezinsvoogdijinstelling. Met ingang van 1 april 2014 is de dochter in een pleeggezin geplaatst. Bij beschikking van 4 maart 2015 zijn de OTS en de plaatsing in een pleeggezin verlengd, tot 6 maart 2016 respectievelijk 6 september 2015.
1.2
De zaak (de vraag of de OTS en de plaatsing in een pleeggezin moet voortduren) is behandeld tijdens een besloten terechtzitting op 26 augustus 2015, ten overstaan van mr. Van der Hoeven. Bij deze zitting, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt, waren [A] , bijgestaan door mr. Nijenhuis voornoemd, de gezinsvoogd, [C] , en de partner van [A] aanwezig.
1.3
Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting, heeft [A] mr. Van der Hoeven gewraakt per e-mail van 26 augustus 2015 van 19:19 uur.
1.4
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op
16 september 2015, achter gesloten deuren. Daarbij zijn [A] , bijgestaan door
mr. Nijenhuis voornoemd, en mr. Van der Hoeven verschenen. Verder is de gezinsvoogd verschenen. Als toehoorder was aanwezig mevrouw [D] , de huidige partner van [A] .

2.Het wrakingsverzoek

2.1
[A] heeft in zijn e-mail van 26 augustus 2015, voor zover hier van belang, het volgende aangegeven:
"Ik wil mevrouw de rechter vd hoeve (de wrakingskamer leest: mr. Van der Hoeven) wraken wegens partijdigheid naar de gezinsvoogd dhr [C] . Wij hebben ons zegje niet kunnen doen terwijl de gezinsvoogd alle tijd kreeg. De rechter had haar antwoorden al van te voren klaar."
2.2
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft [A] , ter toelichting op zijn wrakingsverzoek, kort gezegd, kenbaar gemaakt dat hij bij aanvang van de zitting van 26 augustus 2015 al het gevoel had dat hij van mr. Van der Hoeven geen gelegenheid zou krijgen om zijn kant van het verhaal te vertellen. Tijdens de zitting kreeg de gezinsvoogd wel alle gelegenheid en ruimte om zijn standpunt kenbaar te maken. [A] beklaagt zich er over dat, terwijl hij zijn kant van het verhaal wilde vertellen, hij steeds werd afgekapt door mr. Van der Hoeven, ook omwille van de tijd. [A] heeft aan de zitting van 26 augustus 2015 het gevoel overgehouden dat mr. Van der Hoeven alleen maar naar de gezinsvoogd heeft geluisterd en dat zij klakkeloos zijn kijk op de zaak heeft overgenomen. Mr. Nijenhuis heeft aangegeven dat de gezinsvoogd op een gegeven moment ten onrechte heeft beweerd dat [A] tegen het pleeggezin van zijn dochter aangifte van seksueel misbruik heeft gedaan. Tijdens de zitting op 26 augustus 2015 kreeg hij (mr. Nijenhuis) niet de gelegenheid zich over deze bewering uit te laten. Vervolgens is hierover met mr. Van der Hoeven enige discussie ontstaan. Dit heeft bij [A] de indruk gewekt dat hij bij mr. Van der Hoeven geen luisterend oor vindt. Uiteindelijk is tijdens de zitting van 26 augustus 2015 echter wel alles naar voren gebracht wat naar voren gebracht moest worden, aldus mr. Nijenhuis.
2.3
Mr. Van der Hoeven berust niet in de wraking, hetgeen zij schriftelijk heeft aangegeven in haar reactie op het wrakingsverzoek. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft zij haar standpunt nader toegelicht. Mr. Van der Hoeven kan zich voorstellen dat [A] de zitting van 26 augustus 2015 niet als plezierig heeft ervaren, maar van vooringenomenheid jegens [A] is volgens haar geen sprake. Voor wat betreft de bewering van de gezinsvoogd dat [A] tegen het pleeggezin aangifte van seksueel misbruik heeft gedaan, stelt mr. Van der Hoeven dat zij hierover tijdens de zitting op 26 augustus 2015 in de richting van mr. Nijenhuis heeft aangegeven dat dit niet relevant is voor de beoordeling van de zaak. Uiteindelijk, na enige discussie, heeft mr. Nijenhuis wel kunnen reageren op de bewering van de gezinsvoogd. Van deze reactie is door de griffier helaas geen aantekening gemaakt, kennelijk omdat al was aangegeven dat de bewering van de gezinsvoogd voor de beoordeling van de zaak niet relevant is.
Mr. Van der Hoeven kan het bij [A] levende gevoel dat hij niet is gehoord niet plaatsen. De opmerking, in de richting van [A] , "
Ik ga u nu onderbreken, want u maakt het zo alleen maar erger voor u zelf" (proces-verbaal van de zitting van 26 augustus 2015, pagina 4, bovenaan), moet volgens haar geplaatst worden tegen de achtergrond van het gehele dossier. Uit het dossier blijkt hoe [A] zich opstelt tegenover de gezinsvoogd. Dit komt de samenwerking tussen [A] en de gezinsvoogd niet ten goede. Voornoemde opmerking houdt dus verband met het belang van een goede samenwerking tussen de [A] en de gezinsvoogd.
Op een gegeven moment liep de terechtzitting van 26 augustus 2015 enigszins uit en vielen partijen in herhaling voor wat betreft het toelichten van hun standpunten.
Wellicht is toen gezegd "
ik kijk even naar de klok" of woorden van die strekking. De stelling dat [A] omwille van de tijd geen (verdere) gelegenheid heeft gekregen zijn kant van het verhaal te vertellen, is niet juist, aldus mr. Van der Hoeven. Mr. Nijenhuis heeft zijn punten ook allemaal kunnen maken, dat blijkt ook wel uit het proces-verbaal van de terechtzitting.

3.De beoordeling

3.1
Voor de concrete invulling van de norm voor wraking, zoals weergegeven in
artikel 36 Rv, wordt aansluiting gezocht bij de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) ter zake van onpartijdigheid. In deze rechtspraak wordt onderscheid gemaakt tussen subjectieve en objectieve onpartijdigheid. Subjectieve onpartijdigheid ziet op de vraag of de persoonlijke overtuiging van een rechter bevooroordeeld is, terwijl objectieve onpartijdigheid ziet op feiten en omstandigheden die vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter rechtvaardigen. Uitgangspunt is dat van een rechter wordt vermoed dat hij uit hoofde van zijn aanstelling onpartijdig is, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. De vrees voor subjectieve partijdigheid van de rechter moet wel objectief gerechtvaardigd zijn. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom moet onder omstandigheden ook rekening gehouden worden met de uiterlijke schijn.
3.2
De wrakingskamer is van oordeel dat van een zwaarwegende aanwijzing als hiervoor bedoeld niet is gebleken. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de rechter de regie ter terechtzitting bepaalt. De rechter dient er op toe te zien dat iedere partij voldoende gelegenheid krijgt om zijn of haar standpunt naar voren te brengen en om te kunnen reageren op een standpunt van de wederpartij. In dat verband brengt de regierol van de rechter mee dat deze kan bepalen welke vragen en/of uiteenzettingen wel en welke niet relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waarbij de rechter efficiënt omgaat met de tijd en ervoor waakt dat partijen niet vervallen in het herhalen van hun standpunten. De omstandigheid dat mr. Van der Hoeven mr. Nijenhuis aanvankelijk geen gelegenheid bood om te reageren op de bewering van de gezinsvoogd inzake de aangifte van seksueel misbruik en wellicht omwille van de tijd op een gegeven moment [A] en/of mr. Nijenhuis het woord heeft ontnomen, rechtvaardigt naar objectieve maatstaven gemeten dus niet de conclusie dat mr. Van der Hoeven vooringenomen is (geweest) jegens [A] . Een en ander juist ook omdat mr. Nijenhuis heeft verklaard dat hij ter terechtzitting op 26 augustus 2015 uiteindelijk alles naar voren heeft gebracht wat volgens hem relevant is voor de beoordeling voor de zaak. Dit valt ook genoegzaam af te leiden uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 augustus 2015.
Voor wat betreft de opmerking "
Ik ga u nu onderbreken, want u maakt het zo alleen maar erger voor u zelf" heeft mr. Van der Hoeven uiteengezet tegen welke achtergrond deze opmerking begrepen moet worden. De wrakingskamer ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze uiteenzetting, die door of namens [A] ook niet is betwist.
Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat mr. Van der Hoeven de standpunten heeft verwoord en heeft voorgehouden.
Het subjectieve gevoelen van [A] dat mr. Van der Hoeven jegens hem vooringenomen is (geweest), is in objectieve zin dus niet gerechtvaardigd.
3.3
De wrakingskamer komt tot de slotsom dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, en
mr. J. Smit en mr. S.B. van Baalen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door
de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2015.
griffier voorzitter