ECLI:NL:RBNNE:2015:5595

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
7 december 2015
Zaaknummer
Awb 14/4978
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegankelijkheid van digitale communicatie en rechtsgevolgen bij niet tijdige kennisgeving van besluiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een moeder uit Hoogeveen, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (SVB) over de tegemoetkoming TOG voor haar gehandicapte zoon. Eiseres had zich geregistreerd bij MijnOverheid, maar was zich niet bewust van de noodzaak om bepaalde vinkjes aan te passen om digitale communicatie met de SVB te kunnen ontvangen. Hierdoor ontving zij een belangrijk besluit niet tijdig, wat leidde tot het verlies van haar recht op tegemoetkoming voor het tweede kwartaal van 2014. De rechtbank overwoog dat de SVB niet aannemelijk had gemaakt dat eiseres expliciet had aangegeven langs elektronische weg bereikbaar te zijn. De rechtbank oordeelde dat de SVB niet had voldaan aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor digitale communicatie, en dat eiseres niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het niet tijdig indienen van haar aanvraag. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de SVB en herstelde het primaire besluit, waardoor eiseres recht had op de tegemoetkoming TOG met terugwerkende kracht. Tevens werd de SVB veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 14/4978
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 december 2015 in de zaak tussen
[naam eiseres], te Hoogeveen, eiseres
(gemachtigde: G.C. Wildeman),
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder
(gemachtigde: K. van Ingen).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juli 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres met ingang van het derde kwartaal van 2014 voor haar zoon [naam zoon] een tegemoetkoming toegekend volgens de Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG).
Bij besluit van 16 oktober 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen. Bij brief van 13 maart 2015 zijn verweerder nadere vragen gesteld. Verweerder heeft hierop bij brief van 10 april 2015 met bijlagen gereageerd. Bij brief van 28 april 2015 is namens eiseres een reactie ingezonden.
De rechtbank heeft de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het Centrum Indicatiestelling Zorg heeft ten behoeve [naam zoon] [naam eiseres] , geboren [datum] , zoon van eiseres, op 15 februari 2012 een AWBZ-indicatie afgegeven. De einddatum van deze indicatie is 14 februari 2014.
Om in aanmerking te kunnen komen voor een tegemoetkoming TOG moet het kind 3 jaar zijn en dient er een geldige indicatie te zijn voor minimaal 10 uur zorg per week. Met ingang van het tweede kwartaal van 2013 is voldaan aan de voorwaarden, waarna verweerder eiseres bij besluit van 8 maart 2013 een tegemoetkoming TOG heeft toegekend.
2. Bij primair besluit van 24 april 2014 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat zij met ingang van het tweede kwartaal van 2014 geen recht heeft op een tegemoetkoming TOG, omdat verweerder niet beschikt over een geldige AWBZ-indicatie voor haar zoon. Eiseres is in de gelegenheid gesteld deze desgewenst -zo spoedig mogelijk- in te zenden.
3. Omdat uitbetaling van de tegemoetkoming TOG over het tweede kwartaal uitbleef, heeft eiseres diverse malen contact gezocht met medewerkers van verweerder, die haar op de hoogte stelden van correspondentie via haar Berichtenbox van ‘MijnOverheid’, waaronder de toezending van het besluit van 24 april 2014.
4. Bij brief van 12 juli 2014 heeft eiseres de AWBZ-indicatie van 13 maart 2014 (geldig tot 27 januari 2015) ingezonden. Zij heeft daarbij aangegeven dat het primaire besluit van 24 april 2014 haar nooit heeft bereikt en dat zij er niet van op de hoogte was dat post zou worden verzonden naar haar Berichtenbox.
5. Bij het primaire besluit van 30 juli 2014 heeft verweerder aan eiseres met ingang van het derde kwartaal van 2014 een tegemoetkoming TOG toegekend. Daarbij is overwogen dat hoewel ook met betrekking tot het tweede kwartaal wordt voldaan aan de voorwaarden, een tegemoetkoming TOG over dit kwartaal wordt geweigerd, omdat de aanvraag niet tijdig (voor peildatum 1 juli 2014) is ingediend.
6. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Zij stelt dat zij niet -tijdig- kennis heeft kunnen nemen van verweerders brief van 24 april 2014, waardoor zij de tegemoetkoming TOG voor het tweede kwartaal van 2014 mis is gelopen.
Zij wist niet dat verweerder blijkbaar alleen maar via de digitale brievenbus van ‘Mijn Overheid’ met haar correspondeert en dat zij deze Berichtenbox regelmatig moest raadplegen. Eiseres stelt dat zij zelf nooit de keuze heeft gemaakt om uitsluitend digitale post van verweerder of een andere overheidsinstantie te willen ontvangen. Van andere overheidsinstanties ontvangt zij bovendien wel reguliere (schriftelijke) post.
7.1.
Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft het bestreden besluit als volgt gemotiveerd. Uit informatie van Logius, de beheerder van MijnOverheid en de Berichtenbox, blijkt dat eiseres zich op 25 januari 2012 heeft geregistreerd bij MijnOverheid. Dit registratieproces is voltooid op 7 februari 2012, eiseres accepteerde Gebruiksvoorwaarden 2.6 en na het registratieproces heeft eiseres de Berichtenbox op
7 februari 2012 geopend.
In 2012 was het nog zo dat alle overheidsorganisaties, die zich hiervoor hadden aangemeld, standaard stonden aangevinkt. Wilde de burger met bepaalde instanties niet digitaal corresponderen, dan moest het vinkje worden uitgezet. Tijdens het registratieproces is aangegeven dat van de getoonde overheidsorganisaties geen fysieke post meer wordt ontvangen. Dit blijkt ook uit de toen geldende gebruiksvoorwaarden, die toegankelijk zijn als onderdeel van het inlogproces. Eiseres heeft hiermee ingestemd, anders zou de Berichtenbox niet zijn geactiveerd.
Nadien is het systeem veranderd en moet de burger inzake digitale correspondentie het initiatief nemen en dus het vinkje zelf áánzetten, waarna hij via zijn Berichtenbox van MijnOverheid bereikbaar is voor elektronische post van de desbetreffende organisatie.
7.2.
Het besluit van 24 april 2014 is om 8.03 uur geregistreerd en geplaatst in de Berichtenbox van eiseres. Op 24 april 2014 is om 8:10 uur hiervan een notificatie verzonden naar het bij de registratieprocedure opgegeven e-mailadres. Op 7 juli 2014 om 11.53 uur heeft eiseres de Berichtenbox voor het eerst geopend na de registratieprocedure.
Op 17 juli 2014 om 14.57 uur heeft eiseres de Berichtenbox voor onder andere de SVB uit laten zetten. Na de opzegtermijn van drie weken zijn sinds 7 augustus 2014 geen berichten van de SVB meer in de Berichtenbox van eiseres afgeleverd.
Berichten die via de Berichtenbox worden verzonden, voldoen aan de vereisten die gelden voor bekendmaking op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het is aan eiseres om regelmatig in haar Berichtenbox te kijken of er berichten in zitten en kennis te nemen van de inhoud. De omstandigheid dat eiseres de Berichtenbox voor het eerst na 7 februari 2012 weer heeft geopend op 7 juli 2014 om 11.53 uur dient voor haar rekening en risico te komen. Met het accepteren van de gebruiksvoorwaarden verplichtte zij zich er immers toe de Berichtenbox regelmatig te raadplegen.
Onbekendheid met wet- en regelgeving, dan wel met de algemene voorwaarden, leidt niet tot een bijzonder geval, aldus verweerder.
8. Eiseres stelt dat zij zich begin 2012 heeft geregistreerd bij MijnOverheid in verband met toeslagen van de Belastingdienst, die hierover alleen maar digitaal correspondeert. Ze was zich er toen helemaal niet van bewust dat zij bepaalde vinkjes weg moest halen, als zij digitale communicatie met andere instanties niet op prijs stelde. In 2012 had zij echter nog niet te maken met de SVB. Het toekenningsbesluit van 8 maart 2013 heeft zij bovendien wel per post ontvangen.
Eiseres stelt dat het haar niet kan worden tegengeworpen dat zij niet tijdig gevolg heeft kunnen geven aan het besluit van 24 april 2014, dat in haar Berichtenbox is geplaatst. Omdat zij niet expliciet kenbaar heeft gemaakt langs elektronische weg voor de SVB bereikbaar te zijn, heeft zij buiten haar schuld over het tweede kwartaal 2014 geen tegemoetkoming TOG ontvangen.
9. De rechtbank volgt eiseres hierin en overweegt het volgende.
9.1.
In artikel 2:13, eerste lid, van de Awb is bepaald dat in het verkeer tussen burgers en bestuursorganen een bericht elektronisch kan worden verzonden. Volgens artikel 2:14, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan een bericht elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
Uit de memorie van toelichting, (Kamerstukken II 2001/02, 28483, nr. 3, p. 11) volgt voorts dat de kenbaarmaking in beginsel meer of minder uitdrukkelijk kan geschieden, maar dat voorlopig nog wel van uitdrukkelijke kenbaarmaking zal moeten worden uitgegaan.
Aan deze voorwaarde is in het onderhavige geval naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan.
9.3.
Reeds gelet op de door verweerder in 7.1 geschetste handelwijze die destijds van burgers werd gevergd, kan niet worden gesproken van een
uitdrukkelijkekenbaarmaking door eiseres. Verweerder heeft niet aannemelijk kunnen maken dat uit het handelen van eiseres ondubbelzinning blijkt dat zij heeft willen aangeven -ook voor verweerder- langs elektronische weg bereikbaar te zijn. Immers, ingevolge de op 7 februari 2012 geldende gebruiksvoorwaarden waren standaard alle aangesloten overheids-organisaties geselecteerd. Deze selectie kon pas na afsluiting van het registratieproces gewijzigd worden. Pas later is het selecteren van overheidsorganisaties waarvan men berichten in de Berichtenbox wil ontvangen, onderdeel geworden van het registratieproces van MijnOverheid. Van uitdrukkelijke kenbaarmaking door eiseres is dan ook geen sprake geweest.
Gelet hierop kon een bekendmaking van het besluit van 24 april 2014 op klassieke wijze
- door toezending of uitreiking van een schriftelijk stuk - niet achterwege blijven.
Indien eiseres wél tijdig van dat besluit kennis had kunnen nemen, zou zij in de gelegenheid geweest voor het verstrijken van het tweede kwartaal het indicatiebesluit van 13 maart 2014 over te leggen en had zij daarmee het recht op een tegemoetkoming TOG veilig kunnen stellen.
10. Dit betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Nu uit de overwegingen van de rechtbank geen andere conclusie kan volgen dan dat ook het primaire besluit op een onvoldoende grondslag berust en dit niet in bezwaar kan worden hersteld, zal de rechtbank, onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb, zelf voorzien in de zaak. Zij herroept het primaire besluit voor zover het de ingangsdatum van het recht op een tegemoetkoming TOG betreft. De rechtbank bepaalt dat eiseres reeds met ingang van het tweede kwartaal van 2014 recht heeft op een tegemoetkoming TOG en stelt deze (gezien verweerders brief van 15 augustus 2014) vast op € 215,80 en bepaalt tevens dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 79,60 (zijnde reiskosten van eiseres en haar gemachtigde voor het bijwonen van de zitting op 17 februari 2015 en 21 september 2015 op basis van kosten van openbaar vervoer).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiseres met ingang van het tweede kwartaal van 2014 recht heeft op een tegemoetkoming TOG tot een bedrag van € 215,80;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 79,60.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzitter, mrs. P.G. Wijtsma en
A.M. Klingenberg, rechters, in aanwezigheid van H.J. Boerma, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.