ECLI:NL:RBNNE:2015:5308

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
C18/162016/PR RK 15-573
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

Op 18 november 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van [A], ingediend door zijn raadsman mr. M.C. van Linde. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters mr. F. de Jong, mr. F.J. Agema en mr. M.J.B. Holsink, die betrokken waren bij de strafzaak van verzoeker met parketnummers 18/830161-15 en 18/830248-15. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek geen inhoudelijke gronden bevatte en heeft het verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechters. De enkele omstandigheid dat verzoeker eerder strafrechtelijk was veroordeeld, was niet voldoende om te concluderen dat de rechters niet onpartijdig zouden zijn. Bovendien was de eerdere veroordeling door andere rechters uitgesproken dan de leden van de meervoudige strafkamer die de huidige zaak behandelden.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat verzoeker kennelijk misbruik maakte van het wrakingsinstrument, met de bedoeling om de behandeling van zijn strafzaak te vertragen. Daarom heeft de rechtbank bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, dat inhoudelijk gelijk is aan het huidige verzoek, niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige wrakingskamer
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rekestnummer: 162016 / PR RK 15-573
Beslissing van 18 november 2015
op het schriftelijk verzoek van
[A],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
raadsman: mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen
dat strekt tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
mr. F. de Jong, mr. F.J. Agema en mr. M.J.B. Holsink,
rechters in de afdeling strafrecht in de rechtbank Noord-Nederland.

1.De procedure

1.1.
Bij faxbrief van 6 november 2015 (aangevuld bij brieven van 9 en 11 november 2015) heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van mrs. De Jong, Agema en Holsink in de zaak met parketnummers 18/830161-15 en 18/830248-15, waarbij verzoeker als verdachte is betrokken.
1.2.
Op 6 november 2015 heeft in de strafzaak met bovengenoemde parketnummers tegen verzoeker bij de rechtbank Noord-Nederland een openbare terechtzitting plaatsgevonden van de meervoudige kamer voor strafzaken, waarin zitting hadden de hiervoor onder 1.1 genoemde rechters. Van voornoemde zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat deel uitmaakt van het dossier in de wrakingszaak.
1.3.
De rechters hebben niet berust in de wraking. Zij hebben in een brief van
10 november 2015 een schriftelijke reactie op het verzoek gegeven.
1.4
De mondelinge behandeling van het onderhavige wrakingsverzoek is bepaald op
12 november 2015 om 14.00 uur. Verzoeker is, hoewel daartoe op correcte wijze uitgenodigd, zonder bericht niet op de zitting verschenen. Mr. Van Linde, de raadsman van verzoeker, is - met bericht van verhindering - niet verschenen. De rechters op wie het verzoek betrekking heeft, waren ter zitting niet aanwezig. Als officier van justitie is ter zitting verschenen mr. A. de Vries.

2.Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Op dat uitgangspunt kan een uitzondering worden gemaakt wanneer zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter tegenover een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend.
2.3.
De rechtbank is op navolgende gronden van oordeel dat de door verzoeker in zijn wrakingsverzoek aangevoerde feiten en omstandigheden moeten leiden tot afwijzing van het verzoek.
2.4.
Niet is gebleken van enige persoonlijke vooringenomenheid van de behandelend rechters jegens verzoeker, zodat thans slechts onderzocht wordt of verzoeker in objectieve zin reden heeft te vrezen dat het de behandelend rechters aan onpartijdigheid ontbreekt. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Hiertoe overweegt de rechtbank dat in het wrakingsverzoek en in de daarop gegeven aanvulling geen specifieke op de rechters van de meervoudige strafkamer toegesneden inhoudelijke gronden zijn aangevoerd. Een dergelijke wrakingsverzoek kan, wat verder van de daarin genoemde argumenten ook zij, niet leiden tot toewijzing. De enkele omstandigheid dat verzoeker eerder strafrechtelijk is veroordeeld, is niet toereikend om de bij verzoeker bestaande vrees dat het de behandelend rechters van de strafzaak aan onpartijdigheid ontbreekt objectief gerechtvaardigd te achten. De eerdere veroordeling van verzoeker is bovendien door andere rechters geschied dan de leden van de meervoudige strafkamer die de huidige strafzaak van verzoeker behandelt.
2.5.
Ook overigens is de rechtbank uit het wrakingsverzoek niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan aan de onpartijdigheid van de behandelend rechters moet worden getwijfeld.
2.6.
Op grond van de overwegingen verwoord in 2.2 tot en met 2.5 is de conclusie dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen.
2.7.
De rechtbank ziet aanleiding om in deze zaak toepassing te geven aan het voorschrift van artikel 515, vierde lid, Sv. Hiertoe overweegt de rechtbank dat verzoeker kennelijk misbruik maakt van het instrument van wraking. Uit het ongefundeerde verzoek en nadien binnengekomen wrakingsverzoeken aan het adres van de wrakingskamer leidt de rechtbank af dat het de kennelijke bedoeling van verzoeker is om de behandeling van de strafzaak stil te leggen en om zich aan een (eventuele) berechting te onttrekken. Daarvoor is het middel van wraking niet bedoeld. Om de inhoudelijke behandeling van de strafzaak met parketnummers 18/830161-15 en 18/830248-15 niet verder te laten vertragen, zal de rechtbank bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de zaak van verzoeker, voor zover naar inhoud of strekking gelijk aan het huidige verzoek met aanvulling daarop, niet in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek om wraking van de behandelend rechters af;
- bepaalt dat de strafzaak (met parketnummers 18/830161-15 en 18/830248-15) wordt voortgezet in de stand waarin die zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking, bevond;
- beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. M.C. van Linde, mrs. De Jong, Agema en Holsink en de officier van justitie mr. A. de Vries;
- bepaalt op de voet van artikel 515, vierde lid, Sv dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, voor zover naar inhoud of strekking gelijk aan het huidige verzoek met aanvulling daarop, en dat het na de zitting van de wrakingskamer ingediende (aanvullende) wrakingsverzoek van 13 november 2015 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.H.A.M. Voncken als voorzitter en
mr. P.J. Duinkerken en mr. P.G. Wijtsma als leden, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Ruiter als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2015.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.