Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de akte houdende overlegging producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- het op 4 december 2014 gehouden pleidooi, ter gelegenheid waarvan door beide partijen pleitaantekeningen zijn overgelegd.
2.De feiten
. Bij mevrouw [A] zijn de PTSS klachten in hoge mate aanwezig (…). De heer [A] geeft aan in mindere mate last te hebben van PTSS verschijnselen, vooral in het begin was het gevoel van vervreemding groot, maar dat is geleidelijk aan weer beter geworden. Maar bij beiden is de woede naar de politie erg groot. De manier van optreden van het Recherche Bijstands Team lijkt hen ernstig beschadigd te hebben, van een secundaire traumatisatie is in hoge mate sprake. Zij hebben het gevoel dat er niet naar hen geluisterd is, ook niet naar hun aanwijzingen over de vermoedelijke dader. Dat heeft hen, zo als te begrijpen valt, in hoge mate gefrustreerd. Woede, haat en onmacht zijn dan ook de overheersende gevoelens. Het lijkt erop dat zij hierdoor niet toekomen aan hun rouwproces, het verwerken van hun immense verdriet. Beiden zijn heel stellig in hun mening dat ze meer tijd nodig hebben en dat op dit moment er weinig is dat hen kan helpen, zeker zolang de dader(s) niet gepakt is (zijn).Ook zijn zij van mening dat er voldoende mensen in hun omgeving zijn waarmee ze kunnen praten en op verdere hulpverlening stellen ze op dit moment geen prijs.’
nog steeds regelmatig uit zijn slaap. ‘Ik hoor haar roep om hulp’. Hij hoort haar stem ook wel overdag. De ervaring beperkt zich niet tot het horen van alleen haar stem. Hij ziet haar - in zijn droom - regelmatig voor zich, staand in het weiland, met de beide handen omhoog, hem toeroepend: ‘help me!’. Hij voelt dan machteloosheid, ontzetting en medelijden. Hij hoopt altijd dat hij dit niet meer hoeft te dromen. Het gebeurt ook wel dat hij net wakker geworden is en hij dit beeld ziet en haar stem hoort. Even kan hij dan wel het gevoel hebben op plaats delict te zijn. (…) Ondanks het feit dat de moord op Marianne inmiddels 14 jaar geleden plaatsvond, is hij ook overdag nog steeds veel met Marianne bezig. Het feit dat de dader gevonden is heeft hem enerzijds opgelucht, maar anderzijds heeft hij er tal van vragen bij gekregen. Hij is er dagelijks mee bezig hoe Marianne van haar fiets is getrokken. Hij is ervan overtuigd dat de bekentenis van de dader onvolledig is en dat er hiaten zijn in het verhaal van de dader, die hij opgevuld wil zien. (…) Hij staat er vaak bij stil wat zijn dochter heeft moeten ervaren en hoe angstig zij geweest moet zijn. Hij vermoedt dat er op plaats delict meer gebeurd is dan de dader vertelt. (…) ‘Het is nog niet het einde van het weten. Dan pas kan je gaan verwerken. Ik ben dan finaal down’. Betrokkene kan over dit soort vragen blijven doormalen. Hij wil eigenlijk de dader zelf verhoren.
3.De vordering
4.Het standpunt van [A]
5.Het standpunt van[B]
‘in mindere mate last te hebben van PTSS verschijnselen’. Overigens is[B] de mening toegedaan dat de rapportage van Droogleever Fortuyn niet als bewijs van de stellingen van [A] kan dienen, nu deze eenzijdig is opgesteld. Tot slot voert[B] aan dat de hoogte van het gevorderde smartengeld niet in verhouding staat tot hetgeen gebruikelijk is, en dat [A] zijn schade niet heeft beperkt doordat hij zich niet onder behandeling heeft laten stellen van een therapeut als gevolg waarvan hij door eigen toedoen zijn herstel heeft belemmerd. De schade dient dan ook, aldus nog steeds[B], geheel voor rekening van [A] te blijven.
6.Het geschil en de beoordeling daarvan
Shockschade
€ 4.470,00(5 punten x tarief € 894,00)