Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnotities van Friesland College.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
527,00
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 21 oktober 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de Stichting voor Algemeen Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie, handelend onder de naam Friesland College. De eiser, die studiefinanciering ontvangt van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), had een afbetalingsregeling getroffen met Friesland College voor niet-betaalde lesgelden. Na het niet voldoen aan de betalingsverplichtingen heeft Friesland College executoriaal beslag gelegd op de bankrekeningen van de eiser, waardoor hij zijn studiefinanciering niet kon gebruiken. De eiser vorderde in kort geding dat het beslag zou worden opgeheven, voor zover dit de beslagvrije voet van € 951,55 te boven ging.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien het beslag de enige bron van inkomsten van de eiser trof. De voorzieningenrechter overwoog dat het gelegde beslag feitelijk was gelegd op het bedrag van de studiefinanciering, wat in strijd was met de wettelijke bepalingen die studiefinanciering beschermen tegen beslaglegging. De voorzieningenrechter concludeerde dat Friesland College misbruik van bevoegdheid maakte door het beslag te handhaven, en dat de eiser hierdoor in zijn noodzakelijke kosten van bestaan werd geschaad.
De vordering van de eiser werd toegewezen, met de bepaling dat Friesland College het beslag moest opheffen, behoudens voor zover het de beslagvrije voet te boven ging. Tevens werd Friesland College veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 698,19 werden vastgesteld. Dit vonnis benadrukt de bescherming van de beslagvrije voet en de onrechtmatigheid van beslaglegging op studiefinanciering.