Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding
- de overgelegde producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Woonbron.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de stichting Woonbron. [eiser] vorderde de opheffing van een executoriaal derdenbeslag dat door Woonbron was gelegd op zijn bankrekening. Dit beslag was gelegd naar aanleiding van eerdere vonnissen waarbij [eiser] was veroordeeld tot betaling van achterstallige huurpenningen aan Woonbron. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het beslag op de spaarrekening van [eiser] een bedrag van € 1.426,23 betrof, dat bestemd was voor het gezinsinkomen van [eiser] en zijn gezin. [eiser] heeft aangevoerd dat het beslag op zijn rekening hem in de problemen brengt, omdat hij en zijn partner hun vaste lasten niet meer kunnen betalen. Hij heeft verzocht om de beslagvrije voet toe te passen, maar Woonbron heeft dit verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling overwogen dat de beslagvrije voet, die is bedoeld om de noodzakelijke levensbehoeften te waarborgen, niet is toegepast. Dit leidt tot de conclusie dat het handhaven van het beslag in dit geval misbruik van bevoegdheid oplevert. De voorzieningenrechter heeft ook vastgesteld dat de deurwaarder niet tijdig het beslagexploot aan [eiser] heeft betekend, wat een schending van de wettelijke verplichtingen inhoudt. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het beslag opgeheven, behoudens voor zover het de beslagvrije voet overschrijdt, en Woonbron veroordeeld in de proceskosten van [eiser].