Motivering
1. [A] , geboren [geboortedatum] , is sedert 2 augustus 1999 in dienstbetrekking werkzaam bij Blokker, laatstelijk in de functie van verkoopmedewerkster bij een arbeidsduur van 32 uren per week, tegen een bruto salaris van € 1.341,- per maand, exclusief toeslagen.
2. Blokker stelt dat zij, om bedrijfseconomische redenen, genoodzaakt is tot het doorvoeren van een ingrijpende reorganisatie. Als gevolg daarvan zijn 396 medewerkers boventallig verklaard, waaronder [A] . De Ondernemingsraad heeft voorafgaand aan het reorganisatiebesluit daarop positief geadviseerd en met de vakbonden is een Sociaal Plan opgesteld. Op 14 april 2015 is aan het UWV te Haarlem melding collectief ontslag gedaan.
Alle filialen van Blokker zijn aan te merken als afzonderlijke bedrijfsvestigingen. Door een extern adviesbureau is vastgesteld hoe de ideaalbezetting er per filiaal uitziet. Voor de ontslagvolgorde is het afspiegelingsbeginsel toegepast.
[A] is werkzaam in het filiaal van Blokker te Zuidhorn. In dit filiaal zijn 4 verkoopmedewerkers werkzaam met in totaal 71,98 contracturen. De ideaalbezetting ten aanzien van de functie van verkoopmedewerker voor filiaal Zuidhorn is berekend op 36,00 contracturen, zodat het aantal contracturen met 35,98 moest worden verminderd, met een marge van 8 uren zoals met de Ondernemingsraad is overeengekomen. Blokker heeft op 9 april 2015 [A] boventallig verklaard en bij het UWV toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [A] te mogen opzeggen.
Reeds vooruitlopend op deze beslissing heeft Blokker de ontbinding van de arbeidsovereenkomst aangevraagd. Inmiddels, na indiening van dit verzoek, heeft het UWV bij beslissing van 29 juli 2015 toestemming geweigerd om [A] te mogen ontslaan omdat het afspiegelingsbeginsel door Blokker op onjuiste wijze zou zijn toegepast.
Blokker erkent dat zij bij de (voorlopige) boventallig verklaring bij vergissing [A] heeft ingedeeld in de verkeerde leeftijdsgroep, zodat (alleen) zij voor ontslag is voorgedragen. Herstel van deze vergissing maakt echter nog niet dat [A]
nietboventallig is op basis van voormelde norm. Blokker meent dat het UWV ten onrechte met die omstandigheid geen rekening heeft gehouden en slechts is uitgegaan van de omstandigheid dat één medewerker boventallig was in plaats van de beoogde urenreductie.
Op grond van deze omstandigheden verzoekt Blokker de arbeidsovereenkomst te ontbinden en aan [A] een vergoeding conform het Sociaal Plan toe te kennen.
3. [A] voert verweer. [A] stelt -met UWV- dat het afspiegelingsbeginsel door Blokker onjuist is toegepast. Ten onrechte heeft Blokker [A] aanvankelijk ingedeeld in de leeftijdscategorie 35-45 jaar zodat zij op basis van het afspiegelingsbeginsel in aanmerking kwam voor ontslag. [A] dient evenwel te worden ingedeeld in de leeftijdscategorie 25-35 jaar, waardoor de ontslagvolgorde ten gunste van [A] wijzigt. Blokker wenst deze fout niet te corrigeren stellende dat zij met de Ondernemingsraad de afspraak heeft gemaakt dat medewerkers, die in eerste instantie gehoord hebben dat zij niet boventallig zijn, niet in een later stadium alsnog boventallig worden verklaard.
Primair verzoekt [A] dan ook het verzoek niet toe te staan.
Voor het geval het verzoek toch wordt toegewezen, verzoekt [A] om toekenning van een vergoeding ad € 40.000,- bruto.
4. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
5. Zoals blijkt uit het verweerschrift, betwist [A] niet de noodzaak voor Blokker om wegens bedrijfseconomische redenen een ingrijpende reorganisatie door te voeren. Evenmin wordt betwist dat dit gevolgen heeft voor de bezetting van het verkooppersoneel in de vestiging te Zuidhorn, waar [A] al geruime tijd werkzaam is.
Van de 4 verkoopmedewerkers heeft Blokker alleen [A] als boventallig aangemerkt.
Blokker heeft, ook ter zitting, met klem betoogd dat de wijze waarop [A] al die jaren haar functie heeft uitgeoefend bij haar boventallig verklaring geen enkele rol heeft gespeeld en andermaal bevestigd dat [A] steeds tot volle tevredenheid heeft gefunctioneerd.
6. Het geschil tussen partijen betreft dan ook uitsluitend de ontslagvolgorde die Blokker in de vestiging Zuidhorn heeft toegepast.
Volgens [A] heeft Blokker, door alleen haar voor ontslag voor te dragen, het afspiegelingsbeginsel geschonden. [A] vindt daarbij het UWV aan haar zijde, die inmiddels bij beslissing van 29 juli 2015 aan Blokker toestemming heeft onthouden om [A] te mogen ontslaan, omdat het afspiegelingsbeginsel door Blokker op onjuiste wijze zou zijn toegepast.
7. De kantonrechter constateert dat uit de overgelegde stukken blijkt dat er in de vestiging Zuidhorn 4 verkoopmedewerkers, waaronder [A] , werkzaam zijn met in totaal 71,98 contracturen. Blijkens de -niet betwiste- berekening van Blokker bestaat de ideaal renderende bezetting aan verkoopmedewerkers voor de vestiging Zuidhorn uit 36 contracturen, zodat in deze functiegroep het aantal contracturen met 35,98 uren dient te worden verminderd.
8. Blokker heeft erkend dat [A] door een misverstand bij de afspiegelingberekening aanvankelijk in de verkeerde leeftijdsgroep is geplaatst, waardoor zij binnen die leeftijdsgroep als de werknemer met het kortste dienstverband had te gelden en daarom als boventallig is aangemerkt. Door haar 32-urig dienstverband was daarmee, naar het toenmalige standpunt van Blokker, voldaan aan de voorgenomen "afslanking", rekening houdend met marge van 8 uren die met de Ondernemingsraad was afgesproken (een restant van 8 boventallige uren boven de normbezetting zou worden getolereerd en niet tot extra ontslagen leiden). Deze boventallig verklaring is [A] schriftelijk meegedeeld, terwijl haar collega-verkoopmedewerkers te horen kregen dat hun positie
nietgeraakt zou worden door de reorganisatie.
9. Toen de verkeerde indeling bleek, heeft Blokker -zo begrijpt de kantonrechter- een herberekening gemaakt, maar haar standpunt gehandhaafd dat [A] niettemin boventallig was. Blokker stelt daarbij dat [A] bij een juiste indeling en afspiegelingsberekening, weliswaar niet als eerste (en enige) voor ontslag in aanmerking zou zijn gekomen, maar sowieso als derde, aangezien de
voorhaar in de ontslagvolgorde boventallige verkoopmedewerkers slechts een dienstverband hebben met respectievelijk 13,83 en 13,05 contracturen, zodat -om de norm van 36 uren te halen- nog een vermindering van 9,1 uren zou moeten worden gerealiseerd. Nu er geen deeltijdontslagen kunnen worden verleend, is daarmee ook de volledige positie van [A] boventallig, aldus Blokker.
Volgens Blokker is [A] door deze fout dus niet benadeeld.
9. De kantonrechter volgt Blokker niet in deze laatste conclusie.
Door Blokker is aangevoerd dat zij met de Ondernemingsraad heeft afgesproken dat,
"
indien er fouten zouden worden gemaakt met de afspiegeling, geen van de medewerkers daar nadeel van zou mogen ondervinden."Om die reden heeft Blokker de twee collega's, die na de herberekening vóór [A] voor ontslag in aanmerking zouden moeten komen ("de nummers 1 en 2"), niet alsnog boventallig verklaard.
Deze toezegging aan de Ondernemingsraad gaat, naar het oordeel van de kantonrechter, echter ook op voor [A] .
Aan Blokker zij toegegeven dat de normbezetting met het ontslag van "de nummers 1 en 2" niet zou zijn behaald, omdat dan nog een restant van 9 boventallige uren zou overblijven, en dat daarom -in letterlijke zin- ook het ontslag van "nummer 3"- [A] - nodig zou zijn om de normbezetting te halen. De kantonrechter acht het evenwel hoogst onaannemelijk dat Blokker 3 van haar 4 verkoopmedewerkers boventallig zou hebben verklaard, waarmee in de vestiging Zuidhorn slechts 1 verkoopmedewerker zou overblijven met een dienstverband van slechts 13 contracturen, vér onder de normbezetting van 36 contracturen.
Daar komt bij dat het aantal van 9 resterende contracturen boven de normbezetting slechts 1 uur verschilt met de marge die met de Ondernemingsraad als toelaatbaar is overeengekomen.
Het voorgaande leidt er toe dat bij een -van aanvang af- juiste toepassing van het afspiegelingsbeginsel [A] vrijwel zeker niet boventallig zou zijn verklaard.
Hoewel het UWV haar afwijzende beslissing heeft gebaseerd op de stelling van Blokker dat in de vestiging Zuidhorn één verkoopmedewerker boventallig was, komt de kantonrechter ondanks de aanvullende cijfermatige onderbouwing van Blokker niet tot een ander oordeel.
10. Het verzoek wordt afgewezen. Blokker zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure