Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
AWB 14/2906 WW, AWB 14/2907 WW en AWB 14/2902 WW
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 september 2015 in de zaken tussen
[naam eiser] , wonende te Paesens, eiser 2,
[naam eiser] , wonende te Ternaard, eiser 3,
[naam eiser] , wonende te Ternaard, eiser 4,
[naam eiser] wonende te Dokkum, eiser 5 en
[naam eiser] , wonende te Dokkum, eiser 6,
Procesverloop
(in de zaken van eisers 3, 4 en 5) en 11 februari 2014 (de primaire besluiten) heeft verweerder de uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) van eisers met ingang van 10 februari 2014, dan wel 27 januari 2014 (in de zaken van eisers 2, 5 en 6) dan wel
20 januari 2014 (in de zaken van eisers 3 en 4) herzien, in die zin dat de hoogte van het dagloon is verlaagd.
[naam eiser] , bijgestaan door mr. A.H. Bekkema-Van den Berg, optredend voor mr. M.A. Ipenburg. Voor verweerder is verschenen J.T. Wielinga.
Overwegingen
overeengekomentijdvak, waarin de werknemer geen arbeid jegens de werkgever verricht, zoals is bepaald in artikel 1, aanhef en onder i, van het Dagloonbesluit is geen sprake. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt niet méér dan dat eisers de wens hebben geuit dat de werkgever de stakingsdagen als verlofdagen zou aanmerken, maar dat de werkgever daar niet aan wilde meewerken. Onder dergelijke omstandigheden kan niet gesproken worden van overeenstemming en is derhalve geen sprake van verlofdagen.
rechtom te staken wordt daarmee immers niet beperkt. Evenmin geldt dat het recht om te staken met het ontbreken van een bepaling in het Dagloonbesluit over het aanmerken van stakingsdagen als verlofdagen illusoir is. In het onderhavige geval, waarin het doel van de staking was behoud van de werkgelegenheid en welk doel niet is bereikt, heeft het mogelijke gevolg van deelname aan de staking, te weten een lager dagloon van de WW-uitkering, eisers er – financieel noch geestelijk – niet van weerhouden daadwerkelijk te staken. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat eisers vóór deelname aan de staking op de hoogte waren van een mogelijk lager dagloon. Nu geen sprake is van een beperking van het stakingsrecht, slaagt het beroep op artikel 6, aanhef en vierde lid, van het ESH niet en daarmee evenmin het beroep op artikel G, eerste lid, van het ESH en bijlage II bij het ESH.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van eisers, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan iedere eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.281,56,-.