In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 augustus 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. F. Hofstra, en de Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), vertegenwoordigd door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt. Eiseres had een verzoek ingediend om herziening van een indicatiebesluit dat haar was toegekend voor verblijf in een zorgcentrum. Dit indicatiebesluit was eerder afgegeven op 20 januari 2014, maar eiseres was eerder dan verwacht teruggekeerd naar haar eigen woning. Eiseres stelde dat deze terugkeer een nieuw feit was dat een herziening van het indicatiebesluit rechtvaardigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek om herziening was afgewezen door het CIZ, omdat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die bij het nemen van het oorspronkelijke besluit bekend waren of konden zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat de terugkeer naar huis niet als een novum kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden ten tijde van het indicatiebesluit op 20 januari 2014 niet wezenlijk waren veranderd en dat de indicatie op dat moment correct was.
De rechtbank concludeerde dat eiseres een nieuwe aanvraag had moeten indienen in plaats van een herzieningsverzoek. De beslissing van de rechtbank houdt in dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat het beroep ongegrond is verklaard. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.