Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
2.De verdere beoordeling in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
wathij heeft betaald en ook
dathij heeft betaald en om dat te doen op een voor de rechter en wederpartij begrijpelijke wijze. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gebeurd. Dit wordt niet anders door de verwijzing van [verweerder in conventie/eiser in reconventie] naar stukken die in de kort geding procedure zijn overgelegd en naar een tweetal bijlagen. Wil de kantonrechter rekening kunnen houden met stukken dan is het noodzakelijk dat er met een voldoende precisie naar die stukken wordt verwezen (HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR: 2014: 3593), hetgeen impliceert dat die stukken ook in de procedure moeten zijn ingebracht en dat is niet met betrekking tot alle stukken het geval. De stukken die [verweerder in conventie/eiser in reconventie] wel heeft overgelegd, betreffen een getypt overzicht van bedragen, die een onvoldoende onderbouwing vormen omdat ze worden betwist en de herkomst en betekenis ervan onduidelijk blijft.
3.De beoordeling in (voorwaardelijke) reconventie
wathij heeft betaald en
dathij heeft betaald. [verweerder in conventie/eiser in reconventie] voert in reconventie geen wezenlijk andere feiten aan dan in conventie, zodat de kantonrechter in reconventie tot hetzelfde oordeel komt. Daar komt bij dat niet is in te zien welke grondslag de gestelde verplichtingen hebben. Gesteld noch gebleken is immers dat partijen een dergelijke terugbetaling zijn overeengekomen, en, nu de Twho niet van toepassing is, volgen deze verplichtingen evenmin uit art. 11 lid 3 van deze wet.