hij op of omstreeks 24 september 2014, te [pleegplaats] , in de gemeente Leeuwarden,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto met daaraan gekoppelde aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, de [naam weg 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, doordat verdachte roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest, aangezien verdachte, rijdende in zuidelijke richting, op rijbaan van die [naam weg 1] en gekomen (na)bij en/of ter hoogte van een voor, verdachte, rechts gelegen inrit, naar rechts is gaan afslaan, teneinde met dat door, hem, verdachte, bestuurde voertuig, die inrit op te rijden en waartoe hij, verdachte, een
- gezien zijn rijrichting - een rechts naast die rijbaan gelegen fietspad moest kruisen,
daarbij niet en/of in onvoldoende mate zich er van heeft vergewist, dat dit afslaan kon geschieden zonder overige weggebruikers te hinderen, immers heeft hij, verdachte, een bestuurder van bromfiets, die reed in zuidelijke richting, over dat naast de hoofdrijbaan van die [naam weg 1] gelegen fietspad, en die de plaats waar hij, verdachte, dat
fietspad en/of die inrit, wilde oprijden reeds (zeer) dicht was genaderd, niet de vrije doorgang verleend, immers is hij, verdachte, met dat door hem bestuurde voertuig dat fietspad opgereden, waardoor, in elk geval mede waardoor, een aanrijding of botsing tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en de hem, verdachte, over dat fietspad achteropkomende bromfiets en/of de bestuurder van die bromfiets heeft plaatsgevonden, ten gevolge waarvan, in elk geval mede ten gevolge waarvan de bestuurder van die bromfiets, [slachtoffer] geheten, zwaar lichamelijk letsel te weten, vier gebroken ribben en/of zodanig (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 24 september 2014, te [pleegplaats] , in de gemeente Leeuwarden,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto met daaraan gekoppelde aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, de [naam weg 1] , rijdende in zuidelijke richting, op rijbaan van die [naam weg 1] en gekomen (na)bij en/of ter hoogte van een voor, verdachte, rechts gelegen inrit, naar rechts is gaan afslaan, teneinde met dat door, hem, verdachte, bestuurde voertuig, die inrit op te rijden en waartoe hij, verdachte, een - gezien zijn rijrichting - een rechts naast die rijbaan gelegen fietspad moest kruisen, daarbij niet en/of in onvoldoende mate zich er van heeft vergewist, dat dit afslaan kon geschieden zonder overige weggebruikers te hinderen, immers heeft hij, verdachte, een bestuurder van bromfiets, die reed in zuidelijke richting, over dat naast de hoofdrijbaan van die [naam weg 1] gelegen fietspad, en die de plaats waar hij, verdachte, dat fietspad en/of die inrit, wilde oprijden reeds (zeer) dicht was genaderd,
niet de vrije doorgang verleend, immers is hij, verdachte, met dat door hem bestuurde voertuig dat fietspad opgereden, waardoor, in elk geval mede waardoor, een aanrijding of botsing tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en de hem, verdachte, over dat
fietspad achteropkomende bromfiets en/of de bestuurder van die bromfiets heeft plaatsgevonden door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.