Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 9 juli 2015 in de zaak tussen
de heffingsambtenaar van de gemeente Heerenveen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“
De comparanten in gemelde hoedanigheid verklaarden:- dat de gemeente Heerenveen en de N.V. [Q] een koopovereenkomst hebben gesloten omtrent het gasbedrijf van de gemeente Heerenveen, zulks in het kader van de van overheidswege gewenste integratie van de energie-distributie in Nederland;- dat de N.V. [Q], koper, gemeld gasbedrijf reeds op één januari negentienhonderdnegenentachtig als economisch eigenaar heeft aanvaard;(…)”.
Op pagina 20 van de Koopakte staat het volgende vermeld:
“
Vervolgens verklaarde de comparant onder 1 namens de gemeente Heerenveen hierbij, mede uit kracht van de gemelde volmacht, te verlenen aan de N.V. [Q], voor welke de comparant sub 2 verklaarde bij deze als zodanig ten behoeve van de N.V. [Q] aan te nemen en te aanvaarden:A. het recht tot het leggen, hebben, onderhouden, herstellen, controleren, verwijderen en vernieuwen van gas-leidingen, voorzoveel die zijn gelegen in de eigendom(men) van de verkoper, ten nutte van het leidingennet ten behoeve van de gasdistributie, zulks onder de voorwaarden zoals omschreven in de Algemene Voorschriften voor het leggen van nieuwe leidingen, het vernieuwen, omleggen en herstellen van bestaande leidingen, het plaatsen van palen of masten en het opruimen van leidingen, palen of masten in openbare gemeentegrond of openbaar gemeente vaarwater (A.V.L. 1986), zullende gemeld recht van de zijde van de verkoper of diens rechtsopvolger(s) in de eigendom niet opzegbaar zijn, (…)”.
“
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtariefDe precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.”.
In Hoofdstuk 11 van de tarieventabel is een tarief van € 0,17 per maand opgenomen voor het hebben van leidingen, kabels en buizen.
2.1. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Structuur van de Gaswet
“
5.5.2. Het Hof kan belanghebbende niet in haar redenering volgen. Het Hof heeft weliswaar aangenomen (naar belanghebbende heeft gesteld en de heffingsambtenaar niet - voldoende gemotiveerd - heeft bestreden) en als vaststaand vermeld dat belanghebbende als netbeheerder de economische eigendom van de elektriciteits- en gasnetwerken van [X] en [Y] heeft verkregen, doch die omstandigheid brengt op zichzelf nog niet mee dat daarmee tevens de rechten en verplichtingen uit hoofde van overeenkomsten welke (mede) samenhangen met de exploitatie van die netwerken, op belanghebbende zijn overgegaan. Dat belanghebbende als enig bestuurder en enig aandeelhouder van [X]/[Y] “over deze vennootschap[pen] volledige zeggenschap heeft en zodoende over de netten kan beschikken” maakt dit niet anders.Naar het oordeel van het Hof valt ook niet in te zien dat het bepaalde in de I&I-wet[rechtbank: Wet Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet]
(welke wet heeft geleid tot de bepalingen in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet die gebieden dat de economische eigendom van de regionale elektriciteits- en gasnetten dient te berusten bij de netbeheerder, zoals in 5.5.1 hiervoor beschreven) en/of en de Won[rechtbank: Wet onafhankelijk netbeheer]
(welke wet de splitsing tussen beheerders van energienetwerken en producenten/leveranciers/handelaars van elektriciteit en gas heeft bewerkstelligd) een dergelijke overgang zou(den) (kunnen) effectueren. Een in de MvT opgenomen passage is daartoe in elk geval onvoldoende. Overigens blijkt uit de bewuste, hiervoor deels geciteerde passage van de MvT bij de I&I-wet, alsmede uit de MvT bij de Won (TK 2004-2005, 30 212, nr. 3, p. 11 e.v.) uitsluitend dat de (regionale) netbeheerders en de producenten/leveranciers/handelaren in juridische en economische zin gescheiden dienen te worden en dat de netbeheerder zodanig zelfstandig en onafhankelijk van de netwerkeigenaar (mogelijk een groepsvennootschap) moet kunnen opereren dat zij haar activiteiten - zoals (onder meer) het plegen van onderhoud, de aanleg en reparatie en overige investeringen ter zake van het netwerk, alsmede de inkoop van energie - zelf kan uitvoeren en vrij moet zijn van beïnvloeding door andere belangen dan dat van maatschappelijk optimaal netbeheer. Mede ter financiering van het beheer dient de netbeheerder over de economische eigendom (“alle activa en toebehoren”) van het door hem beheerde netwerk te kunnen beschikken en dient hij die beslissingen te kunnen nemen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn wettelijke taken. Uit niets in deze passage blijkt dat bedoeld is, of noodzakelijk wordt geacht, dat alle contractuele rechten en verplichtingen ter zake van de exploitatie van het netwerk op de netbeheerder zouden overgaan, laat staan dat zulks van rechtswege zou geschieden. Integendeel, in de MvT bij de I&I-wet is onderkend dat bestaande overeenkomsten (zoals leaseovereenkomsten) mogelijk zullen moeten worden aangepast. In de MvT bij de Won is terzake nog vermeld (en belanghebbende heeft daarop ook gewezen) dat “de overdracht van de economische eigendom tot de nodige verschuivingen van rechten en plichten kon leiden” en dat daarom artikel 10a Elektriciteitswet 1998 en artikel 3b Gaswet pas in werking zouden treden als duidelijkheid bestond over de gevolgen van de splitsing (van netbeheer en productie/leverantie/handel). De (eventuele) overgang van iets méér of anders dan de economische eigendom (zoals gedefinieerd in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet) van het netwerk op de netbeheerder is aldus met de invoering van artikel 10a Elektriciteitswet 1998 (en artikel 3b Gaswet) - en de invoering van een onafhankelijk netbeheer - naar het oordeel van het Hof niet geregeld of beoogd (de in artikel VI Won ter zake van de verkrijging van de economische eigendom gemaakte uitzondering voor “de rechten van derden die voortvloeien uit of verband houden met een overeenkomst met betrekking tot dat net” bevestigt dit een en ander), zij het dat belanghebbende moet worden toegegeven dat het op zich voor de hand ligt om in een voorkomend geval met de economische eigendom van de netwerken ook de daarmee verbonden overige activa en passiva inclusief contactuele relaties etc. over te dragen. Echter, in het geval van belanghebbende is dat nu eenmaal niet gebeurd.”.
De rechtbank neemt deze overwegingen van Hof Amsterdam over en overweegt dat ook in onderhavige situatie eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de rechten en plichten van aan de economische eigendom verbonden overeenkomsten aan haar zijn overgedragen. Deze beroepsgrond van eiseres faalt.
“
5.6.2. Het Hof stelt in dit verband voorop dat vereenzelviging van rechtspersonen - het volledig wegdenken van het identiteitsverschil - slechts onder uitzonderlijke omstandigheden gerechtvaardigd kan worden geacht (vgl. Hoge Raad 13 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7480). Zodanige omstandigheden zijn in casu naar ’s Hofs oordeel gesteld noch (overigens) aannemelijk geworden.5.6.3. Voorts kan niet worden gezegd dat uit de in 5.5.1 genoemde wettelijke bepalingen, in verbinding met artikel 10b e.v. Elektriciteitswet 1998 dan wel artikel 2c e.v. Gaswet, volgt dat belanghebbende en [X]/[Y] (belanghebbende spreekt van haar ‘asset vennootschap’), wat betreft het netbeheer en de daarmee samenhangende rechten en plichten, in rechte moeten of kunnen worden vereenzelvigd. Het argument van belanghebbende in dit verband, dat“[d]e wetgever de juridische verhouding tussen netbeheerders en de asset vennootschappen zodanig (heeft) geregeld (…) dat is gewaarborgd dat de netbeheerder zodanig over de dochter kan beschikken, dat hij de handelingen die hij zelf op grond van de wet moet verrichten, ook in eigen naam kan uitvoeren”,snijdt althans geen hout. Dat de netbeheerder als economisch eigenaar van het netwerk terzake zelfstandig en onafhankelijk van de juridisch eigenaar van het netwerk (‘in eigen naam’) kan handelen, is immers niet het gevolg van een vereenzelviging van de netbeheerder met de netwerkeigenaar maar van de verzelfstandiging van de netbeheerder tot economisch eigenaar. De omstandigheid dat artikel VI Won bepaalt dat de netbeheerder voldoet aan artikel 10a Elektriciteitswet 1998 en artikel 3b Gaswet indien “hij of een vennootschap waarin hij alle aandelen houdt, over de economische eigendom van het net beschikt”, wijst evenmin op een (door de wetgever beoogde) vereenzelviging van belanghebbende met [X]/[Y]. |De omstandigheden dat belanghebbende, [X] en [Y] deel uitmaken van hetzelfde concern en, naar belanghebbende stelt, als economische eenheid aan het rechtsverkeer deelnemen, dat de jaarrekeningen van belanghebbende en (onder meer) [X]/[Y] op het niveau van [Z] N.V. worden geconsolideerd en dat [X]/[Y] zijn opgenomen in de fiscale eenheid van belanghebbende voor de heffing van zowel de vennootschapsbelasting als de omzetbelasting, maakt het vorenstaande niet anders.Overigens is het Hof van oordeel dat de bepalingen omtrent de vennootschappelijke structuur van de groep waartoe de netbeheerders behoren (artikel 10b Elektriciteitswet 1998 en artikel 2c Gaswet) veeleer zijn geschreven teneinde de strikte scheiding tussen netbeheerders en producenten/leveranciers/handelaars van elektriciteit/gas te verzekeren.”.
De rechtbank oordeelt, overeenkomstig bovenstaande overwegingen van het Gerechtshof Amsterda , dat ook in onderhavige situatie de uitzonderlijke omstandigheden waaronder van vereenzelviging sprake zou kunnen zijn, niet aannemelijk zijn geworden.
Tarief
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Vertrouwensbeginsel
Proceskostenvergoeding