Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in beroep
4.Beoordeling door de rechtbank
5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Stb. 2006, 614, hierna: Won) zijn de rechten en verplichtingen met betrekking tot de netten van [A N.V.]/[C N.V.] overgegaan op belanghebbende; tot die rechten en verplichtingen behoren ook die uit hoofde van de Regeling, de Koopovereenkomst en de Infrastructuurovereenkomst. Dit een en ander wordt bevestigd door hetgeen is opgenomen in de Memorie van Toelichting (hierna: MvT) bij de wet Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer (Wet van 1 juli 2004,
Stb. 2004, 328, hierna: I&I-wet) met betrekking tot de invoering van artikel 10a Elektriciteitswet 1998 en artikel 3b Gaswet:
TK 2003-2004, 29 372, nr. 3, p.14),
TK 2004-2005, 30 212, nr. 3, p. 11 e.v.) uitsluitend dat de (regionale) netbeheerders en de producenten/leveranciers/handelaren in juridische en economische zin gescheiden dienen te worden en dat de netbeheerder zodanig zelfstandig en onafhankelijk van de netwerkeigenaar (mogelijk een groepsvennootschap) moet kunnen opereren dat zij haar activiteiten - zoals (onder meer) het plegen van onderhoud, de aanleg en reparatie en overige investeringen ter zake van het netwerk, alsmede de inkoop van energie - zelf kan uitvoeren en vrij moet zijn van beïnvloeding door andere belangen dan dat van maatschappelijk optimaal netbeheer. Mede ter financiering van het beheer dient de netbeheerder over de economische eigendom (“alle activa en toebehoren”) van het door hem beheerde netwerk te kunnen beschikken en dient hij die beslissingen te kunnen nemen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn wettelijke taken. Uit niets in deze passage blijkt dat bedoeld is, of noodzakelijk wordt geacht, dat alle contractuele rechten en verplichtingen ter zake van de exploitatie van het netwerk op de netbeheerder zouden overgaan, laat staan dat zulks van rechtswege zou geschieden. Integendeel, in de MvT bij de I&I-wet is onderkend dat bestaande overeenkomsten (zoals leaseovereenkomsten) mogelijk zullen moeten worden aangepast. In de MvT bij de Won is terzake nog vermeld (en belanghebbende heeft daarop ook gewezen) dat “de overdracht van de economische eigendom tot de nodige verschuivingen van rechten en plichten kon leiden” en dat daarom artikel 10a Elektriciteitswet 1998 en artikel 3b Gaswet pas in werking zouden treden als duidelijkheid bestond over de gevolgen van de splitsing (van netbeheer en productie/leverantie/handel). De (eventuele) overgang van iets méér of anders dan de economische eigendom (zoals gedefinieerd in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet) van het netwerk op de netbeheerder is aldus met de invoering van artikel 10a Elektriciteitswet 1998 (en artikel 3b Gaswet) - en de invoering van een onafhankelijk netbeheer - naar het oordeel van het Hof niet geregeld of beoogd (de in artikel VI Won ter zake van de verkrijging van de economische eigendom gemaakte uitzondering voor “de rechten van derden die voortvloeien uit of verband houden met een overeenkomst met betrekking tot dat net” bevestigt dit een en ander), zij het dat belanghebbende moet worden toegegeven dat het op zich voor de hand ligt om in een voorkomend geval met de economische eigendom van de netwerken ook de daarmee verbonden overige activa en passiva inclusief contactuele relaties etc. over te dragen. Echter, in het geval van belanghebbende is dat nu eenmaal niet gebeurd.
assetvennootschap’), wat betreft het netbeheer en de daarmee samenhangende rechten en plichten, in rechte moeten of kunnen worden vereenzelvigd. Het argument van belanghebbende in dit verband, dat
assetvennootschappen zodanig (heeft) geregeld (…) dat is gewaarborgd dat de netbeheerder zodanig over de dochter kan beschikken, dat hij de handelingen die hij zelf op grond van de wet moet verrichten, ook in eigen naam kan uitvoeren”,
6. Kosten
7.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op het bezwaarschrift;
- vermindert de voorlopige aanslag in de precariobelasting van de gemeente Blaricum tot een ten bedrage van € 204.600;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.095; en
- gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende vergoedt de door deze voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierechten van (€ 310 + € 478 =) € 788.