ECLI:NL:RBNNE:2015:3269

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
14/1338 en 14/1339
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht aanslag precariobelasting gas- en elektriciteitsnetwerk door gemeente Opsterland

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 juli 2015 uitspraak gedaan over de aanslagen precariobelasting die de gemeente Opsterland aan eiseres heeft opgelegd voor de jaren 2012 en 2013. Eiseres, als netwerkbeheerder, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, die betrekking hebben op het gas- en elektriciteitsnetwerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente de aanslagen terecht heeft opgelegd. Eiseres stelde dat de heffingsambtenaar onbevoegd was om precariobelasting te heffen, omdat de verordening per 13 december 2012 zou zijn vervallen. De rechtbank oordeelde echter dat de verordening rechtsgeldig was en dat de term 'vervaldatum' op de website van de gemeente niet betekende dat de verordening was ingetrokken. Daarnaast betoogde eiseres dat een overeenkomst uit 1920 haar het recht gaf om kabels in de gemeentegrond te hebben, maar de rechtbank oordeelde dat deze overeenkomst niet voldoende was om de heffing van precariobelasting te voorkomen. Eiseres werd ook als belastingplichtige aangemerkt, ondanks dat de netwerken juridisch eigendom waren van dochtervennootschappen. De rechtbank verwierp alle beroepsgronden van eiseres en verklaarde de beroepen ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 14/1338 en 14/1339

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 9 juli 2015 in de zaak tussen

[eiseres], te [vestigingsplaats], eiseres
(gemachtigde: [gemachtigden]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Opsterland, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2012 met dagtekening 27 juni 2013 aan eiseres aanslagen precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 1.286,55 voor het gasleidingsnetwerk en
€ 273.673,70 voor het elektriciteitsnetwerk.
Voor het jaar 2013 heeft verweerder met dagtekening 27 juni 2013 aan eiseres voorlopige aanslagen precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 7.719,60 voor het gasleidingsnetwerk en € 1.642.042,50 voor het elektriciteitsnetwerk.
Bij uitspraken op bezwaar van 27 januari 2014 heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend, aangevuld met een nader stuk.
Partijen zijn uitgenodigd om ter zitting van 5 februari 2015 te verschijnen. Nadat eiseres te kennen had gegeven niet ter zitting aanwezig te zullen zijn, heeft de rechtbank, met toestemming van verweerder, het onderzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Eiseres exploiteert als netwerkbeheerder in de zin van artikel 10, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en van artikel 2, eerste lid, van de Gaswet, een elektriciteits- en gasnetwerk in onder meer de gemeente Opsterland (de gemeente). Zij beheert onder, op of boven de gemeentegrond van de gemeente aanwezige netwerken die worden gebruikt voor het transport en de levering van elektriciteit en gas aan huishoudens en bedrijven binnen de gemeente. De bedrijfsvoering van belanghebbende is voor een groot gedeelte wettelijk gereguleerd. In haar hoedanigheid van netbeheerder is eiseres op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet onder meer gehouden zorg te dragen voor de aanleg, het onderhoud en de reparatie van de netwerken en voor de aansluitingen van derden daarop.
1.2.
De betreffende netwerken behoren in juridische eigendom toe aan de twee 100% dochtervennootschappen van eiseres, te weten: [X] N.V. en [Y] N.V.
1.3.
De aandelen van eiseres worden alle gehouden door [Z] N.V. Het [Z]-concern droeg tot 1 juli 2009 de naam ‘[naam]’. Het concern is ontstaan na diverse overnames en juridische fusies, gevolgd door (diverse) naamswijzigingen van de betrokken vennootschappen. NV [Q] ([Q]) is gefuseerd met NV [R] voor Gelderland en Flevoland tot [Q]/[R] Holding N.V., waarna de naam is gewijzigd in N.V. [P] voor Gelderland, Friesland en Flevoland ([P]). Deze laatste vennootschap is in 2001 overgenomen door, dan wel opgegaan in, N.V. [S]. In 2011 is de naam van N.V. [S] gewijzigd in [Y] N.V. ([Y]).
1.4.
Eiseres heeft een overeenkomst uit 1920 overgelegd. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

OVEREENKOMST
met de gemeente OPSTERLAND voor het hebben van kabels in, het plaatsen van steunpunten enz. in, op of boven gemeente-eigendommen.
De COMMISSARIS der KONINGIN in de provincie FRIESLAND, daartoe gemachtigd bij het besluit der Gedeputeerde Staten dier provincie van (…) welk College handelde ter uitvoering van het besluit der Staten van dat gewest van (…) ter eene zijde, en
De Burgemeester der Gemeente OPSTERLAND - - - - -
namens Burgemeester en Wethouders dier gemeente, krachtens hun
Besluit van (…), daartoe gemachtigde bij raadsbesluit van (…)
ter andere zijde,
zijn overeengekomen als volgt:
Art. 1.
De gemeente ---OPSTERLAND---, in het vervolg de gemeente genoemd, verbindt zich om aan de provincie, indien deze het verlangt, te zullen verleenen het recht om werken, noodig voor geleiding, transformatie, verdeeling of levering van elektriciteit en de daarmede in verband staande beveiligings- en ondersteuningswerken aan te leggen, in stand te houden of te wijzigen in, op of boven hare ongebouwde eigendommen, voor zoover deze niet zijn met bewoonde perceelen een geheel vormende afgesloten tuinen of erven, en wel in den vorm van een onopzegbaar zakelijk recht ter keuze van de provincie, waarbij tevens zullen worden geregeld de wederzijdsche daarmede verband houdende rechten en verplichtingen en de door de provincie te geven schadevergoeding.
(…)”
Art. 2.
Bij de in art. 1 genoemde overeenkomst zal in elk geval worden bepaald:
(…)”.
Deze overeenkomst is in 1923 gewijzigd door de toevoeging in artikel 1 achter het woord “
ondersteuningswerken” van “
waaronder begrepen diensttelefoonleidingen en signaalleidingen”.
1.5.
De gemeenteraad van de gemeente heeft in zijn vergadering van maandag 8 oktober 2012 de “
Verordening precariobelasting kabels en leidingen”(de Verordening) vastgesteld. Dit besluit is op donderdag 18 oktober 2012 gepubliceerd. Hierbij is vermeld dat de Verordening op 1 november 2012 in werking treedt.
1.6.
Op 12 november 2013 stond op de website van de gemeente het volgende vermeld:
Verordening precariobelasting kabels en leidingen

Soort bekendmakingverordeningen en reglementen

Statuster informatie
LocatieOpsterland
Publicatiedatum18-10-2012
Vervaldatum 13-12-2012

Beschrijving

Burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland maken bekend dat de gemeenteraad in zijn vergadering van maandag 8 oktober 2012 de Verordening precariobelasting kabels en leidingen heeft vastgesteld. De verordening treedt in werking op donderdag 1 november 2012.
Deze precariobelasting heeft betrekking op kabels en leidingen die op of in openbare (gemeente)grond zijn of worden aangebracht. Er wordt geen precariobelasting op andere voorwerpen geheven zoals bijvoorbeeld terrassen, luifels en reclameborden. In de praktijk worden alleen nutsbedrijven belast door deze verordening.
U kunt de Verordening precariobelasting kabels en leidingen bekijken op www.overheid.nl.Er ligt ook een exemplaar ter inzage in het gemeentehuis. Tegen een vergoeding kunt u zelf een exemplaar toegestuurd krijgen.
(…)”.
Geschil en beoordeling
2. In geschil is het antwoord op de vraag of de (voorlopige) aanslagen precariobelasting terecht aan eiseres zijn opgelegd.
3.1
Eiser stelt dat de heffingsambtenaar onbevoegd was om vanaf 13 december 2012 precariobelasting te heffen, omdat de Verordening per die datum is vervallen. Dit volgt volgens eiser onmiskenbaar uit de website van de gemeente (zie bij 1.6).
3.2
Verweerder stelt dat de bevoegdheid om precariobelasting te heffen voortvloeit uit de Verordening en niet uit informatie van algemene aard op een website. Los daarvan ziet de term “vervaldatum” op de website volgens verweerder in het geheel niet op het intrekken van de Verordening. De term betreft slechts een administratieve aanduiding die bedoeld is voor intern gebruik.
3.3.
De rechtbank overweegt dat volgens de tot de gedingstukken behorende Verordening de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 8 oktober 2012 heeft besloten de Verordening vast te stellen. Volgens artikel 13, eerste lid, van de Verordening treedt de Verordening in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking. Volgens het tweede lid, van dit artikel, is datum van ingang van de heffing 1 november 2012. De rechtbank overweegt verder dat de Verordening op 18 oktober 2012 bekend is gemaakt. De Verordening is dus op 26 oktober 2012 (de achtste dag) in werking getreden. De rechtbank is niet gebleken dat de Verordening voor de jaren 2012 en 2013 rechtsgeldig is ingetrokken. Naar het oordeel van de rechtbank kon eiseres enkel op grond van de vermelding “vervaldatum 13-12-2012” op de website van de gemeente (zie bij 1.6) redelijkerwijs niet menen dat dit wel het geval was. Hierbij wijst de rechtbank eiseres erop dat de tekst onder het kopje
“Beschrijving”de lezer juist informeert over de inwerkingtreding van de Verordening. In die context kan uit de term “vervaldatum” naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet worden opgemaakt dat de Verordening is ingetrokken, maar veeleer dat de publicatie over de Verordening per 13 december 2012 is vervallen. De rechtbank verwerpt daarom de bij 3.1 vermelde beroepsgrond van eiseres.
4.1
Eiseres stelt dat de bij 1.4 bedoelde overeenkomst (de overeenkomst) in de weg staat aan de heffing van precariobelasting. Op grond van de overeenkomst, waarop zij zich als uiteindelijke rechtsopvolger van [Q] kan beroepen, heeft eiseres een niet-opzegbaar recht om in de gemeentegrond elektriciteitskabels te hebben. De gemeente dient de aanwezigheid van deze kabels te gedogen. Gelet hierop is de heffingsambtenaar niet bevoegd om precariobelasting te heffen, althans zijn deze elektriciteitskabels vrijgesteld van de heffing van precariobelasting op grond van artikel 4, aanhef, onderdelen a dan wel c, van de Verordening, aldus eiseres.
4.2
Verweerder stelt dat de overeenkomst een principeovereenkomst betreft. Hierin is slechts overeengekomen dat, indien de provincie Friesland het verlangt, de gemeente een zakelijk recht ten behoeve van het elektriciteitsnetwerk zal verlenen. Voor het verlenen van een onopzegbaar zakelijk recht is een vervolgovereenkomst nodig. Dit volgt volgens verweerder expliciet uit de overeenkomst. Verweerder verwijst hierbij naar het slot van artikel 1, van de overeenkomst en de aanhef van artikel 2, van de overeenkomst. Nu eiseres geen vervolgovereenkomsten heeft overgelegd, gaat verweerder er van uit dat deze niet zijn gesloten. Er kan dan ook niet worden gezegd dat de gemeente in de overeenkomst een onopzegbaar zakelijk recht heeft verleend, zodat de overeenkomst geen belemmering vormt voor de heffing van precariobelasting voor het elektriciteitsnetwerk. Bovendien was het de provincie Friesland die de overeenkomst met de gemeente heeft gesloten en niet, zoals eiseres meent, [Q]. Eiseres heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de rechten en plichten uit hoofde van de overeenkomst zijn overgegaan op [Q]. Reeds daarom faalt eiseres’ stelling dat zij als uiteindelijke rechtsopvolger van [Q] rechten kan ontlenen aan de overeenkomst. Ten aanzien van het gasleidingnetwerk heeft eiseres in het geheel geen overeenkomsten overgelegd, zodat er op grond hiervan geen enkel beletsel bestaat voor de heffing van precariobelasting.
4.3
De rechtbank is, overeenkomstig verweerders standpunt, van oordeel dat de overeenkomst slechts een raamovereenkomst betreft. Uit de overeenkomst volgt naar het oordeel van de rechtbank dat voor het verlenen van een onopzegbaar zakelijk recht, zoals verweerder terecht stelt, een vervolgovereenkomst nodig is (zie het slot van artikel 1, van de overeenkomst en de aanhef van artikel 2, van de overeenkomst). Een dergelijke vervolgovereenkomst heeft eiseres niet overgelegd, zodat de rechtbank er van uit gaat dat hiervan geen sprake is. Er kan dan ook niet worden geoordeeld dat de gemeente in de overeenkomst een onopzegbaar zakelijk recht heeft verleend. Reeds hierom faalt de bij 4.1 vermelde beroepsgrond van eiseres voor wat betreft het elektriciteitsnetwerk. Nu geen sprake is van de door eiseres gestelde inhoud van de overeenkomst, gaat de rechtbank voorbij aan de op deze gestelde inhoud gebaseerde, door eiseres aangedragen standpunten. Ten aanzien van het gasnetwerk heeft eiseres, zoals verweerder terecht heeft gesteld, in het geheel geen overeenkomsten overgelegd, zodat er ter zake evenmin een belemmering bestaat voor de heffing van precariobelasting.
5.1
Eiser stelt dat niet zij, maar [Y] mogelijk belastingplichtig is. Het belang van [Y], als juridisch eigenaar van de netwerken, treedt volgens eiseres namelijk het meest op de voorgrond.
5.2
Verweerder stelt dat uitsluitend eiseres rechtstreeks belang heeft bij het elektriciteits- en gasnetwerk. Daarom wordt niet toegekomen aan de vraag van wie het belang op de voorgrond treedt. Eiseres is dus terecht als belastingplichtige aangemerkt.
5.3
De rechtbank overweegt dat in artikel 3, eerste lid, van de Verordening is bepaald dat de precariobelasting wordt geheven van degene die de kabels en leidingen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel degene ten behoeve van wie de kabels en leidingen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn. De rechtbank overweegt verder dat wanneer de kabels en leidingen afkomstig zijn van een ander dan degene die daarbij rechtstreeks belang heeft, uitsluitend laatstbedoelde als belastingplichtige is aan te merken (vergelijk HR 4 maart 1992, nr. 27 819, ECLI:NL:HR:1992:ZC4911). Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres als netbeheerder (zie bij 1.1) rechtstreeks belang bij het elektriciteits- en gasnetwerk, terwijl eiseres gesteld noch aannemelijk heeft gemaakt dat [Y] anders dan als juridisch eigenaar hierbij belang heeft. Dit leidt tot de conclusie dat alleen eiseres rechtstreeks belang heeft bij het elektriciteits- en gasnetwerk, zodat verweerder haar terecht als belastingplichtige voor de precariobelasting heeft aangemerkt. De rechtbank verwerpt daarom de bij 5.1 vermelde beroepsgrond van eiseres.
6.1
Eiseres stelt dat het tarief van de precariobelasting onevenredig hoog en naar willekeur is vastgesteld.
6.2.
Verweerder stelt dat voorop staat dat de tariefstelling op zichzelf niet aan de belastingrechter ter beoordeling staat. Voorts voert verweerder aan dat het onderhavige tarief niet noemenswaardig afwijkt van het tarief dat andere gemeenten hanteren.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat de autonome bevoegdheid van de gemeenteraad, om binnen de grenzen van de wet tot heffing van – onder meer – precariobelasting te besluiten, zich mede uitstrekt tot de hoogte van de daarbij in aanmerking te nemen tarieven. De rechter mag daarin niet treden. Een uitzondering geldt weliswaar in geval komt vast te staan dat de tarieven leiden tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad. Eiseres, die in deze de bewijslast heeft, heeft, mede gelet op de door verweerder aangedragen tarieven van andere gemeenten, echter niet aannemelijk gemaakt dat deze uitzondering zich voordoet met betrekking tot het in artikel 5 van de Verordening opgenomen tarief (€ 2.10 per strekkende meter per jaar). Ook de bij 6.1 vermelde beroepsgrond faalt dus.
7.1
Eiseres stelt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Volgens eiseres zou verweerder bij een zorgvuldige vergaring en weging van de betrokken overeenkomsten en belangen nimmer precariobelasting van eiseres hebben geheven. Daarnaast ontbreekt volgens eiseres een deugdelijke motivering. Verder stelt eiseres dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel door sommige voorwerpen niet en andere voorwerpen wel aan de precarioheffing te onderwerpen. Ten slotte stelt eiseres dat gedurende tweeënnegentig jaren sinds het sluiten van de overeenkomst een in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat de bevoegdheid tot het precarioheffing niet zou worden uitgeoefend.
7.2
Verweerder bestrijdt dat hij de algemene beginselen van bestuur heeft geschonden.
7.3
De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die de conclusie rechtvaardigen dat verweerder bij het opleggen van de aanslagen dan wel bij het doen van uitspraken op bezwaar in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheids- en/of het motiveringsbeginsel. Er is naar het oordeel van de rechtbank evenmin onvoldoende grond voor de conclusie dat verweerder het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden, reeds omdat de door eiseres aangedragen gevallen niet als gelijke gevallen kunnen worden aangemerkt. Verder heeft eiseres te weinig aangevoerd voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. Hierbij wijst de rechtbank eiseres erop dat de enkele omstandigheid dat niet eerder precariobelasting is geheven, niet meebrengt dat die belasting ook in het onderhavige jaar niet kan worden geheven.
8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Tanghe, voorzitter, mr. M. van den Bosch en mr. G.B.A. Brummer, leden, in aanwezigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2015.
w.g. griffier
w.g. voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
fn 17