ECLI:NL:RBNNE:2015:258

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2015
Publicatiedatum
23 januari 2015
Zaaknummer
C/18/152895 / KG ZA 14-351
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag in kort geding met betrekking tot dwaling en samenwerkingsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland werd behandeld, vorderde MyTi Beheer B.V. de opheffing van conservatoire beslagen die door I-Concepts B.V. en Commarco Beheer B.V. waren gelegd. De vordering was gebaseerd op een samenwerkingsovereenkomst en de stelling dat de beslagen voortvloeiden uit dwaling. MyTi stelde dat de vorderingen die aan het beslag ten grondslag lagen ondeugdelijk waren en dat er geen spoedeisend belang was voor de beslaglegging. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vordering van MyTi, maar dat de conservatoire beslagen niet summierlijk ondeugdelijk waren. De voorzieningenrechter overwoog dat de gestelde dwaling niet uitsluitend gegrond was op toekomstige omstandigheden, maar op een onjuiste voorstelling van zaken die ten tijde van de overeenkomst aanwezig was. Dit betekende dat de vordering van IC op basis van dwaling in beginsel kon worden gehonoreerd. De rechter concludeerde dat MyTi niet voldoende had aangetoond dat de beslagen onnodig waren en dat er geen zwaarwegende belangen waren die opheffing rechtvaardigden. De vorderingen van MyTi werden afgewezen, en MyTi werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/152895 / KG ZA 14-351
Vonnis in kort geding van 23 januari 2015
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MYTI BEHEER B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel ,
2.
[A],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[B],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaten mrs. I.I. van Tuyll van Serooskerken en S.M. Marges,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
I-CONCEPTS B.V.,
gevestigd te Roden,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COMMARCO BEHEER B.V.,
gevestigd te Roden,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WIZZIX B.V.,
gevestigd te Roden,
gedaagden,
advocaten mrs. R.W. Lagerwaard en J. Boelens.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als als MyTi Beheer, [A] , [B] (gezamenlijk als MyTi) enerzijds en I-Concepts, Commarco en Wizzix (gezamenlijk als IC) anderzijds.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling d.d. 7 januari 2015 waar zijn verschenen [A] en [B] , vergezeld van mr. Marges en mr. Van Tuyll van Serooskerken en IC [C] (hierna: “ [C] ”), vergezeld van mr. Lagerwaard en mr. Boelens.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De voorzieningenrechter kan bij de beoordeling van de volgende feiten uitgaan.
2.2.
MyTi Beheer is enig bestuurder en enig aandeelhouder van MyTi Werkmaatschappij B.V. (hierna: MyTi B.V.) [A] is enig bestuurder en enig aandeelhouder van MyTi Beheer.
2.3.
I-Concepts is enig aandeelhouder en bestuurder van Wizzix. Commarco is enig bestuurder en enig aandeelhouder van I-Concepts. Enig bestuurder en aandeelhouder van Commarco is Amrav Beheer B.V. waarvan [C] enig bestuurder is.
2.4.
Op 7 juni 2011 hebben MyTi B.V. en Wizzix een vennootschapscontract gesloten met betrekking tot de toetreding van Wizzix tot de vennootschap onder firma Wizzix VOF (hierna: de VOF), die in 1995 is opgericht door [B] en zijn zoon [A] . Wizzix is op 3 augustus 2011 vennoot geworden door overneming van het aandeel in het vermogen van de VOF van (oud) vennoot [B] .
2.5.
I-Concepts, Wizzix, MyTi Beheer, MyTi B.V., [B] en [A] hebben, eveneens op 7 juni 2011, een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De akte waarin deze overeenkomst is neergelegd luidt, voor zover van belang:
Afnameplicht aandelen MyTi Werkmaatschappij
19. Indien MyTi na 1 januari 2014 haar aandelen in MyTi Werkmaatschappij aan I-Concepts aanbiedt met inachtneming van de bepalingen in deze overeenkomst, is I-Concepts verplicht de aandelen te kopen en af te nemen en de koopsom daarvan te voldoen.
20. I-Concepts is echter niet verplicht tot de hiervoor beschreven afname van de aandelen indien
I-Concepts het aandeel van MyTi Werkmaatschappij in Wizzix V.O.F. op andere wijze (middellijk) heeft verkregen of partijen overeenstemming hebben bereikt over de verkrijging op andere wijze.
21. De verplichting tot afname van de aandelen door I-Concepts B.V. wordt gegarandeerd door Commarco Beheer B.V., die in dat verband de verplichtingen van I-Concepts B.V. mede als de hare accepteert en ten blijke hiervan deze overeenkomst zal mee-ondertekenen.
2.6.
In het kader van de totstandkoming van de samenwerkingsovereenkomst is door MyTi een informatiememorandum met daarin onder meer prognoses van de VOF verschaft.
2.7.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de overname van de aandelen en de bredere samenwerking en in dat verband zijn diverse procedures gevoerd. Eén van die procedures heeft geleid tot het vonnis van 27 januari 2014 (C/18/145376 / KG ZA 13-363), waarbij I-Concepts en Commarco door de voorzieningenrechter in kort geding hoofdelijk zijn veroordeeld om de afnameverplichting terzake van de aandelen van MyTi Beheer in MyTi B.V. na te komen tegen betaling van € 320.101,92.
2.8.
In dat vonnis is, voor zover hier van belang, onder meer overwogen:
4.8.
Als verweer hebben I-Concepts en Commarco tevens aangevoerd dat zij voornemens zijn de Samenwerkingsovereenkomst vanwege dwaling te vernietigen dan wel vanwege een toerekenbare tekortkoming te ontbinden. (…)
4.9.
De voorzieningenrechter overweegt daaromtrent dat de gestelde dwalingsgrond —tegenvallende resultaten van de V.O.F. – voorshands kan worden gekwalificeerd als een toekomstige omstandigheid in de zin van artikel 6: 228 tweede lid BW, zodat van vernietiging op die grond in beginsel geen sprake kan zijn. (…)De voorzieningenrechter kan zich wel verenigen met de stelling(…) dat het onder omstandigheden wel mogelijk is dat een beroep op dwaling kan worden gehonoreerd indien de resultaten achterblijven bij de door de wederpartij aangedragen prognoses. Daarvoor is naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter nodig dat de partij die zich beroept op dwaling omtrent de te verwachten omzet/winst in dwaling is komen te verkeren als gevolg van onjuiste mededelingen van de zijde van de wederpartij of als gevolg van fouten in het gemaakte informatiememorandum. (…)
4.10.
In het onderhavige geval hebben I-Concepts en Commarco niet voldoende – onderbouwd met objectieve en verifieerbare bescheiden – aannemelijk gemaakt dat sprake is van onjuiste mededelingen danwel fouten of gebreken als zojuist bedoeld. Voorshands oordelend acht de voorzieningenrechter de kans dat het beroep op dwaling in de bodemprocedure zal slagen, dan ook gering, zodat aan dat verweer c.q. die stelling in dit kort geding geen betekenis toekomt.
2.9.
Bij verzoekschrift d.d. 1 december 2014 heeft IC aan de voorzieningenrechter verzocht om verlof voor het leggen van conservatoir (derden)beslag ten laste van MyTi.
Daaraan is onder meer ten grondslag gelegd dat IC een vordering op MyTi heeft uit hoofde van dwaling. Bij beschikking van 4 december 2014 is dit verlof verleend. Ten laste van MyTi Beheer is vervolgens conservatoir beslag gelegd onder de Coöperatieve Rabobank Rotterdam U.A. Ten laste van [B] is conservatoir beslag gelegd op zijn woning en onder de Coöperatieve Rabobank Krimpenerwaard U.A. en ten laste van [A] is conservatoir beslag gelegd op zijn aandelen in MyTi Beheer, op zijn woning en onder de Coöperatieve Rabobank Rotterdam U.A.

3.Het geschil

3.1.
De vordering van MyTi strekt er – na wijziging van de eis – toe:
PRIMAIR
I. de door I-Concepts BV. en Commarco Beheer B.V. ten laste van [B] , [A] en MyTi Beheer B.V. gelegde conservatoire (derden)beslagen op de voet van artikel 705 Rv op te heffen;
II. I-Concepts BV. en Commarco Beheer B.V met onmiddellijke ingang te verbieden om opnieuw ten laste van [B] , [A] en/of MyTi Beheer B.V. conservatoir beslag te doen leggen voor dezelfde als soortgelijke vorderingen als genoemd in het verzoekschrift;
III. I-Concepts BV. en Commarco Beheer B.V. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan MyTi Beheer B.V., [B] en [A] van een dwangsom van € 5.000,00 althans een in goede justitie te bepalen bedrag, welke zal worden verbeurd voor iedere dag (een gedeelte van een dag als een gehele dag gerekend) dat zij nalatig blijven te voldoen aan de onder punt II uit te spreken veroordeling;
SUBSIDIAIR
I. I-Concepts B.V. en Commarco Beheer B.V. te gebieden alle door haar ten laste van
[B] , [A] en MyTi Beheer BV. gelegde conservatoire beslagen zoals genoemd in het verzoekschrift met onmiddellijke ingang na het in deze te wijzen vonnis op te heffen onder gelijktijdige toezending per e-mail en gewone post van kopieën van de schriftelijke instructie tot opheffing van de gelegde beslagen aan de advocaat van eisers, mr. I.I. van Tuyll van Serooskerken, van Van Benthem & Keulen Advocaten en Notarissen te Utrecht;
II. I-Concepts B.V. en Commarco Beheer B.V. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan MyTi Beheer B.V., [B] en [A] van een dwangsom van € 5.000,00 althans een in goede justitie te bepalen bedrag, welke zal worden verbeurd voor iedere dag (een gedeelte van een dag als een gehele dag gerekend) dat zij nalatig blijven te voldoen aan de onder punt 1 uit te spreken veroordeling;
III. I-Concepts B.V. en Commarco Beheer B.V met onmiddellijke ingang te verbieden om opnieuw ten laste van [B] , [A] en/of MyTi Beheer B.V. conservatoir beslag te doen leggen voor dezelfde als soortgelijke vorderingen als genoemd in het verzoekschrift;
IV. I-Concepts B.V. en Commarco Beheer B.V. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan MyTi Beheer B.V., [B] en [A] van een dwangsom van € 5.000,00 althans een in goede justitie te bepalen bedrag, welke zal worden verbeurd voor iedere dag (een gedeelte van een dag als een gehele dag gerekend) dat zij nalatig blijven te voldoen aan de onder punt III uit te spreken veroordeling;
ZOWEL PRIMAIR ALS SUBSIDIAIR
I. I-Concepts B.V. en Commarco Beheer BV. hoofdelijk, dan wel gezamenlijk, te veroordelen om, binnen vijf kalenderdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, aan MyTi Beheer B.V., [B] en [A] een bedrag ad € 12.037,44 (exclusief BTW) te betalen als voorschot op de schadevergoeding vanwege de onrechtmatige gelegde conservatoire beslagen alsmede te bepalen dat zij wettelijke rente over deze proceskosten verschuldigd zullen zijn vanaf de datum van betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
II. I-Concepts B.V. en Commarco Beheer B.V. hoofdelijk, dan wel gezamenlijk, te veroordelen in de kosten van het geding, alsmede te bepalen dat zij wettelijke rente over deze proceskosten verschuldigd zullen zijn vanaf de datum van betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
MyTi heeft daartoe, samengevat weergegeven, het volgende gesteld. De vorderingen die aan het conservatoir beslag ten grondslag zijn gelegd zijn summierlijk ondeugdelijk. Dit blijkt al uit het vonnis van de voorzieningenrechter van 27 januari 2014, waarin deze overweegt dat geen sprake is van dwaling. Aangezien het verzoekschrift en de dagvaarding geen nieuwe inzichten bieden, valt niet in te zien waarom over de vorderingen nu anders zou moeten worden geoordeeld, aldus MyTi. Volgens MyTi stuit de vordering ook af op het feit dat er niet tijdig over de dwaling is geklaagd. Ook de overige vorderingen die door IC worden gepretendeerd zijn niet houdbaar, onder meer omdat het vrijwel allemaal aanspraken betreft die niet aan gedaagden toekomen. Daarnaast is het verlof tot het leggen van de conservatoir beslagen onder een onjuiste en onvolledige voorstelling van zaken verkregen. IC heeft dan ook de op haar rustende verplichting uit hoofde van artikel 21 Rv geschonden. Ook zijn de beslagen onnodig, onder meer omdat de vrees voor verduistering niet (deugdelijk) is onderbouwd. Gelet op de voorgeschiedenis, heeft MyTi gerede grond te vrezen dat IC in de toekomst op basis van dezelfde stellingen nogmaals conservatoir beslag zal willen leggen. Wat er tussen partijen is gebeurd, rechtvaardigt een verbod tot het leggen van beslag in de toekomst. Omdat al is gebleken dat vennootschappen die door [C] worden beheerst, niet vrijwillig een vonnis willen nakomen, wordt verzocht om een dwangsom aan de veroordeling te verbinden. Omdat de beslagen onrechtmatig door IC zijn gelegd, dient IC daarnaast de schade die MyTi daardoor lijdt, te vergoeden.
3.3.
Het verweer van IC strekt ertoe om MyTi niet-ontvankelijk te verklaren, althans om de vordering af te wijzen. Zij voert daartoe, samengevat weergegeven, het volgende aan. De vordering van MyTi moet reeds worden afgewezen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. Daarnaast zijn de vorderingen die aan het conservatoir beslag ten grondslag zijn gelegd wel degelijk deugdelijk. De feiten die MyTi bij presenteert zijn onjuist. De samenwerkingsovereenkomst is tot stand gekomen onder invloed van dwaling: er is destijds een foutief beeld geschetst van de financiële situatie en toekomst van de VOF. Dit betreft geen toekomstige omstandigheid omdat die dwaling, zoals ook in het verzoekschrift is uiteengezet, is gestoeld op omstandigheden die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst aanwezig waren, namelijk de foutieve informatie en prognoses in het informatiememorandum dat MyTi destijds heeft verschaft. Ook de overige vorderingen die aan het beslag ten grondslag zijn gelegd zijn juridisch houdbaar. IC betwist daarnaast dat zij in strijd heeft gehandeld met art. 21 Rv: in het beslagrekest is openheid van zaken gegeven over al de relevante feiten. Voor IC is de beslaglegging zoals die heeft plaatsgevonden de enige wijze om betaling van haar vordering op MyTi zeker te stellen. De beslaglegging raakt daarbij niet de pensioenuitkeringen van [B] en ook [A] wordt niet op een onaanvaardbare wijze in zijn levensonderhoud geraakt. Van enig belang aan de zijde van MyTi bij opheffing van het beslag is volgens IC dan ook niet gebleken.

4.De beoordeling

4.1.
In dit kort geding ligt ter beoordeling voor de vraag of de door IC gelegde conservatoire beslagen dienen te worden opgeheven. De voorzieningenrechter stelt daarbij allereerst vast dat uit de aard van de beslaglegging en de omstandigheden die door MyTi zijn gesteld een voldoende spoedeisend belang bij die vordering voortvloeit. Over de vraag of de gelegde beslagen moeten worden opgeheven wordt als volgt overwogen.
4.2.
Ingevolge art. 705 lid 2 Rv kan een conservatoir beslag worden opgeheven onder meer als sprake is van verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of als voor de vordering voldoende zekerheid wordt gesteld.
4.3.
IC baseert het conservatoir beslag primair op een vordering tot opheffing van geleden nadeel door dwaling. De gestelde dwaling is gegrond op de omstandigheid dat voorafgaande aan de totstandkoming van de samenwerkingsovereenkomst, een verkeerde voorstelling van zaken is gegeven omtrent de winstgevendheid van de VOF in het destijds van IC afkomstige informatiememorandum en de daarin opgenomen prognoses. De dwaling op deze manier ingekleed betreft naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter niet een beroep op dwaling dat uitsluitend gegrond is op een toekomstige omstandigheid. De dwaling heeft betrekking op verwachtingen die zijn gebaseerd op een onjuiste voorstelling van zaken over de bij het sluiten van de overeenkomst aanwezige omstandigheden (HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5721). Art. 6:228 lid 2 BW sluit in een dergelijk geval een beroep op dwaling niet uit. Dit betekent dat wat IC stelt in beginsel een vordering uit hoofde van dwaling kan dragen.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen sterk verdeeld zijn over de juistheid van de stellingen die IC aan haar vordering uit hoofde van dwaling ten grondslag heeft gelegd. Hetzelfde geldt voor de feiten die zij ten grondslag legt aan de stelling dat IC niet tijdig heeft geklaagd over de omstandigheden waar de dwaling op is gebaseerd. In dit kort geding is wegens deze verdeeldheid over de feiten geen oordeel te geven over de gegrondheid van de stellingen die zijn betrokken ter zake de gestelde dwaling: daarvoor is bewijslevering nodig waartoe dit kort geding zich niet leent. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan tegen deze achtergrond niet gezegd worden dat de conservatoir beslagen zijn gestoeld op vorderingen waarvan summierlijk blijkt dat die ondeugdelijk zijn.
4.5.
Evenmin kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden gezegd dat summierlijk blijkt dat de conservatoire beslagen onnodig zijn. IC heeft de vrees voor verduistering van de beslagen vermogensbestanddelen ter terechtzitting toegelicht en MyTi heeft niet weersproken dat beslaglegging de enige mogelijkheid voor IC is om betaling van haar gestelde vordering veilig te stellen. Daarnaast zijn in dit kader, noch in een ander kader, door MyTi belangen van voldoende gewicht gesteld die ertoe nopen dat de conservatoire beslagen op korte termijn worden opgeheven. Zo is gesteld noch gebleken dat MyTi in een financieel problematische positie is komen te verkeren ten gevolge van het feit dat er beslag is gelegd. Daarnaast is niet weersproken dat eisers [A en B] door het beslag niet in hun mogelijkheden worden getroffen om in hun dagelijkse levensonderhoud te voorzien. Wel is door hen gesteld dat de beslaglegging een psychische last betekent. Die omstandigheid alleen weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter onvoldoende op tegen het belang dat IC heeft bij de verzekering van de door haar gestelde vordering.
4.6.
Het beroep van MyTi op art 21 Rv maakt het bovenstaande niet anders. Partijen zijn ingevolge deze bepaling verplicht om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Als deze verplichting niet wordt nageleefd, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij of zij geraden acht. De voorzieningenrechter stelt vast dat het verzoekschrift uitvoerige informatie bevat over verschillende aspecten van de verhouding tussen partijen, melding maakt van de eerder tussen partijen gevoerde kort geding procedures en de uitspraken in die procedures en van verweren van MyTi. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is, voor zover al moet worden geoordeeld dat sprake is van een verzuim aan de zijde van IC, dit verzuim niet van dien aard dat daaraan in deze procedure gevolgen moeten worden verbonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is evenmin voldoende gesteld om aan te nemen dat in dit verband sprake is van misbruik van bevoegdheid aan de zijde van IC.
4.7.
De vordering van MyTi tot opheffing van de beslagen zal op grond van het bovenstaande worden afgewezen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de andere vorderingen van MyTi grotendeels hun oorsprong vinden in dezelfde stellingen als die de opheffingsvordering dragen. Daarin wordt grond gezien om deze eveneens af te wijzen.
4.8.
MyTi zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van IC worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.429,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt MyTi in de proceskosten, aan de zijde van IC tot op heden begroot op € 1.429,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt MyTi in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat MyTi niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: js