ECLI:NL:RBNNE:2015:2024

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
23 april 2015
Zaaknummer
c/17/134888/HA ZA 14-216
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg over overeenkomst schuldeisersverzuim en ongerechtvaardigde verrijking in het kader van een exploitatieovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen de Coöperatieve Rabobank Sneek-Zuidwest U.A. en de gemeente Menameradiel. De Rabobank vordert betaling van een bedrag van € 186.582,00 van de gemeente, dat volgens haar verschuldigd is op basis van een exploitatieovereenkomst. De achtergrond van de zaak ligt in de ontwikkeling van een exploitatiegebied door Van der Werf's Bouwbedrijf B.V. in samenwerking met de gemeente. Van der Werf heeft in 2005 plannen gepresenteerd voor woningbouw in het exploitatiegebied, maar heeft uiteindelijk slechts vijf van de beoogde 24 woningen gerealiseerd. De gemeente heeft de exploitatieovereenkomst ontbonden, wat de Rabobank betwist. De rechtbank oordeelt dat de ontbinding rechtsgeldig is, omdat de gemeente de curator van Van der Werf een redelijke termijn heeft geboden om te reageren op de ontbinding. De rechtbank concludeert dat de Rabobank geen recht heeft op nakoming van de exploitatieovereenkomst, omdat de gemeente deze rechtsgeldig heeft ontbonden. De rechtbank heeft besloten om een comparitie van partijen te bevelen om verdere inlichtingen te verkrijgen en te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een minnelijke regeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/134888 / HA ZA 14-216
Vonnis van 22 april 2015
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK SNEEK-ZUIDWEST U.A.,
gevestigd te Sneek,
eiseres,
advocaat mr. S. Veenstra, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MENAMERADIEL,
zetelend te Menaam,
gedaagde,
advocaat mr. W.H.C. Bulthuis, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna de Rabobank en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Van der Werf's Bouwbedrijf B.V. (hierna te noemen: Van der Werf) heeft in 2005 aan de gemeente te kennen gegeven dat zij het gebied gelegen aan de [adres], waar tot 2006 een bedrijf van de firma Wassenaar was gevestigd (hierna: het exploitatiegebied) tot ontwikkeling wilde brengen met als doel ter plaatse woningbouw te realiseren. Vervolgens hebben diverse gesprekken plaatsgevonden tussen de gemeente en Van der Werf over de (her)ontwikkeling van het exploitatiegebied.
2.2.
Bij brief van 3 juli 2006 heeft de gemeente - voor zover van belang - het volgende aan Van der Werf bericht:
"Inmiddels hebben wij van de stedenbouwkundige, net als overigens van de bestuurders in het BOSL en van de vereniging van plaatselijk belang Beetgumermolen de vraag gekregen of en in hoeverre u bereid bent in uw planvorming eveneens rekening te houden met de ontwikkeling van het gebied kadastraal bekend gemeente Beetgum, sectie F, nr 1897 (…).
Indien het onderhavige perceel eveneens bij de planontwikkeling wordt betrokken, ontstaat een uit stedenbouwkundige oogpunt betere situatie en is wellicht ook een andere verkaveling mogelijk.
Het onderhavige perceel is thans nog in eigendom bij de heer [xxx 1] (…) (hierna: [xxx 2])."
2.3.
Van der Werf heeft in een brief aan de gemeente van 16 november 2007 drie varianten beschreven van de invulling van het exploitatiegebied en van elk van de varianten een situatietekening bijgevoegd. In deze brief staat - voor zover van belang - het volgende vermeld:
"2Situatietekening 9555-P-00 d.d. 13-11-2007
Hierbij is de locatie Wassenaar ingevuld conform de stedenbouwkundige wens van de
gemeente (…)
(…)Ten opzichten van onze (…) opgestelde stedenbouwkundige invulling resulteert de stedenbouwkundige invulling van de gemeente in een grond exploitatietekort van € 154.200,- excl. BTW ten gevolge van:
- ca. 570 m2 minder uitgeefbare bouwkavels à € 130 ,- € 74.100,-
- ca. 140 m2 meer bouwkavel ten behoeve van sociale woningbouw à € 60,- € 8.400,-
- ca. 980 m2 meer infrastructuur€ 71.700,-
Negatief resultaat op de grondexploitatie excl. B.T.W.€ 154.200,-
Indien de invulling van de locatie Wassenaar zich dus blijft beperken tot de situatie op situatietekening 9555-P-00a d.d. 13-11-2007 dan gaan wij ervan uit dat de gemeente (…) een financiële bijdrage betaald aan Van der Werf (…) à € 154.200,- excl. B.T.W.
3.
3. Situatietekening 9555-P-00b d.d. 13-11-2007
Hierbij zijn wij ervan uitgegaan dat de gemeente (…) overeenstemming bereikt met de heer D. [xxx 2] inzake de verwerving van het kadastrale perceel Beetgum
B-1987.
(...)
4.
4.Situatietekening 9555-P-00c d.d. 13-11-2007
Hierbij zijn wij er ook vanuit gegaan dat de gemeente (…) overeenstemming bereikt
met de heer D. [xxx 2] inzake de verwerving van het perceel Beetgum-B-1897.
(...)
Resumé
1.
1.Invulling volgens situatietekening 9555- P-00a
Exploitatie vereist van de gemeente Menaldumadeel à €154.200,— excl. B.T.W.
2.
2.Invulling volgens situatietekening 9555-P-00b
Van der Werf (…) betaald € 161.000,-- VON voor ca. 3220 m2 "maagdelijke" grond op de locatie [xxx 2].
Tevens geen bijdrage gewenst van de gemeente inzake een exploitatietekort.
3.
3.Invulling volgens situatietekening 9555-P-00c
Van der Werf (…) Bouwbedrijf betaald € 273.800,-- VON voor ca. 6385 m2 "maagdelijke" grond van de locatie [xxx 2].
Tevens géén bijdrage gewenst van de gemeente inzake een exploitatietekort.
Aanvullende uitgangspunten:
(…)
- Onze voorkeur gaat uit naar het invullen van de volledige locatie Wassenaar + [xxx 2]
- Eventuele kosten bovenwijkse voorzieningen en dergelijke komen voor rekening van de gemeente.
Mocht dit niet mogelijk blijken te zijn binnen een periode van 5 jaar na d.d. 01-01-2008 dan vergoed de gemeente (…) Van der Werf (…) het exploitatietekort à 154.200,- excl. B.T.W. per uiterlijk d.d. 01-01-2013.
2.4.
Mede naar aanleiding van deze brief heeft de gemeente bij brief van 3 december 2007 - voor zover van belang - het volgende aan Van der Werf bericht:
"De inbreng van de locatie van de heer [xxx 2] of een gedeelte daarvan is op dit moment nog onzeker. Wat betreft de prijs van de aankoop van grond van de heer [xxx 2], zal betrokkene naar verwachting begin december 2007 een prijsvoorstel doen.
(…)
Net als u, gaat onze voorkeur uit naar een totaalontwikkeling van zowel het gebied Wassenaar, als het gebied van de heer [xxx 2].
Tenslotte merken wij nog op dat wij, onder het voorbehoud van nog met de heer [xxx 2] te bereiken overeenstemmen omtrent de aankoop van grond, kunnen instemmen met uw voorstel om, indien de totaalontwikkeling, zoals beide partijen thans voorstaan, niet mogelijk is binnen een periode van vijf jaar te rekenen na 1 januari 2008, wij aan u, uiterlijk per 1 januari 2013 het exploitatietekort van € 154.200,00, excl. BTW, zullen vergoeden. Afspraken hieromtrent zullen worden meegenomen in de nog te sluiten exploitatieovereenkomst."
2.5.
Bij pandakte van 18 november 2008 heeft Van der Werf ten behoeve van de Rabobank een pandrecht gevestigd op alle huidige en toekomstige inventaris, alle huidige en toekomstige voorraden en alle bestaande rechten en vorderingen van Van der Werf.
2.6.
Op 10 maart 2009 hebben partijen een exploitatieovereenkomst gesloten (hierna: de exploitatieovereenkomst). In die exploitatieovereenkomst is - voor zover van belang - het volgende bepaald:
"Artikel 1 Begripsbepalingen
Exploitatiegebied: het gehele in het kader van het project door de exploitant te ontwikkelen gebied te Beetgumermolen gelegen tussen [zzz] en de [ooo]. Het Exploitatiegebied is op de kaart van bijlage 3 gearceerd aangegeven. De intentie van de Gemeente en de Exploitant (Van der Werf; toevoeging rechtbank) is het Exploitatiegebied te vergroten, welke optie eveneens in bijlage 3 is aangegeven. De Gemeente en de Exploitant zullen daaromtrent afzonderlijk afspraken maken.
(…)
Project: het project bestaat uit het bouw- en woonrijp maken van de betreffende grond, de ontwikkeling en realisatie van de bouw van (in eerste instantie) 24 grondgebonden woningen, de bijbehorende voorzieningen, alle infrastructurele werken en groenvoorzieningen alles binnen het Exploitatiegebied.
(…)
Artikel 3 Programma
3.1.
In het Exploitatiegebied zullen in eerste instantie tot 1 januari 2010 vierentwintig (24) woningen in de huur en/of koopsector worden gerealiseerd, onderverdeeld in 12 (sociale) huur- en koopwoningen en 12 vrije sectorwoningen.
3.2.
Het Exploitatiegebied kan worden uitgebreid met het perceel van de familie [xxx 2], (…) of een gedeelte daarvan.
3.3.
Indien de ontwikkeling, met inbegrip van het perceel van de familie [xxx 2], niet mogelijk is binnen een periode van 5 jaar na 1 januari 2008, dan vergoedt de Gemeente aan de Exploitant het door de Gemeente en de Exploitante gefixeerde exploitatietekort van € 154.200,00, exclusief omzetbelasting per uiterlijk 1 januari 2013.
(…)
Artikel 13 Ontbinding
13.1.
De Gemeente is gerechtigd deze overeenkomst tussentijds, zonder inachtneming van enige termijn en zonder rechterlijke tussenkomst bij aangetekend schrijven geheel of gedeeltelijk te ontbinden:
a. in geval de Exploitant in staat van faillissement geraakt, surséance van betaling aanvraagt of besluit tot ontbinding, dan wel anderszins de vrije beschikking verliest over haar vermogen;
b. in geval de Exploitant zonder daarvoor uitdrukkelijk schriftelijke toestemming van de Gemeente te hebben verkregen, haar contractpositie overdraagt.
13.2.
Aan een ontbinding op grond van dit artikel zal de Exploitant geen enkel recht ontlenen op vergoeding van schade, kosten of interesten, hoe dan ook genaamd en onder welke titel ook, noch zal restitutie worden verleend van de krachtens artikel 8 van deze exploitatie-overeenkomst betaalde bedragen."
2.7.
Noch Van der Werf noch de gemeente hebben het perceel van de heer D. [xxx 2] (hierna: [xxx 2]) verworven.
2.8.
Op 3 december 2012 heeft Van der Werf een bedrag van € 186,582,00 aan de gemeente gefactureerd. In de factuur is aangegeven dat de gemeente dit bedrag verschuldigd is als "
vergoeding m.b.t. aangelegde weg i.o.m de gemeente."
2.9.
Bij e-mail, verzonden op 8 januari 2013 om 8:59 uur, heeft de heer G. [naam] (hierna: [naam]), werkzaam bij de gemeente bij de Productgroep VROM aan Van der Werf bericht dat voor voormelde factuur geen krediet beschikbaar was en dat daarom de gemeenteraad een krediet beschikbaar diende te stellen. Volgens [naam] zou de gemeenteraad in haar vergadering van 7 februari 2013 een besluit nemen over het beschikbaar stellen van krediet, waarna spoedig daarna kon worden overgegaan tot betaling van de nota. Diezelfde dag heeft [naam] om 9:34 uur een e-mail aan Van der Werf verzonden waarin hij onder meer aangeeft dat de uiteindelijke betaling van de betreffende factuur niet in zijn vermogen ligt, omdat hij daar persoonlijk geen zeggenschap over heeft.
2.10.
Mr. Veenstra voornoemd heeft de gemeente namens Van der Werf bij brief van 21 januari 2013 gesommeerd om het factuurbedrag, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, totaal € 190.533,27, uiterlijk 28 januari 2013 te voldoen. De gemeente heeft niet aan deze sommatie voldaan.
2.11.
Van der Werf is bij beschikking van deze rechtbank en locatie van 5 maart 2013
in staat van faillissement verklaard. Als curator is benoemd de heer mr. J.H. van de Meulen (hierna: de curator). Op het moment van faillissement had Van der Werf vijf van de beoogde 24 woningen in het exploitatiegebied gebouwd.
2.12.
Bij faxbericht van 11 april 2013 heeft mr. Bulthuis voornoemd namens de gemeente de curator verzocht binnen veertien dagen aan te geven of hij de exploitatieovereenkomst gestand zou doen.
2.13.
Bij brief van 24 april 2013 heeft mr. Veenstra namens de Rabobank de gemeente bericht dat zij op grond van de in r.o. 2.5 bedoelde pandakte het recht van parate executie had, dat zij van dit recht gebruik maakte en daarom de gemeente sommeerde om voormeld factuurbedrag, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, totaal € 210.576,94, uiterlijk 1 mei 2013 aan haar te voldoen. De gemeente heeft niet aan deze sommatie voldaan.
2.14.
Bij faxbericht van 2 mei 2013 heeft mr. R.H. Knegtering, kantoorgenoot van mr. Bulthuis, namens de gemeente aan de curator bericht de exploitatieovereenkomst te ontbinden gelet op het uitblijven van enige reactie van de curator op het faxbericht van 11 april 2013.

3.Het geschil

3.1.
Van der Werf (de rechtbank begrijpt dat bedoeld is: de Rabobank) vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente zal veroordelen
1. tot betaling aan Van der Werf - tegen behoorlijk bewijs van kwijting - van:
a. de hoofdsom van (primair) € 186.582,00, althans (subsidiair) € 154.200,00;
b. te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke handelsrente, dan wel
(subsidiair) de wettelijke rente, vanaf 1 januari 2013, althans vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening;
c. alsmede te vermeerderen met de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, zijnde (primair) € 2.640,82 en (subsidiair) € 2.317,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans wettelijke rente, vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
2. de gemeente in alle gevallen zal veroordelen - tegen behoorlijk bewijs van kwijting - tot betaling aan Van der Werf van de proceskosten, waaronder het griffierecht en het advocatensalaris, binnen 14 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, en - voor zover voldoening niet binnen deze termijn zal hebben plaatsgevonden, derhalve voorwaardelijk - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf het verstrijken van deze termijn van 14 dagen na dagtekening van het vonnis tot de dag van de algehele voldoening van de proceskosten.
3.2.
De Rabobank heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. Artikel 3.3 van de exploitatieovereenkomst dient aldus te worden uitgelegd dat de gemeente, ongeacht of het perceel van [xxx 2] is verworven, aan Van der Werf het gefixeerde exploitatietekort (zijnde een vergoeding voor de door Van der Werf 'extra' aangelegde werken, zijnde de kosten van de ontsluitingsweg) van € 154.200,00 exclusief BTW, zijnde € 186.582,00 inclusief BTW, verschuldigd is, indien de ontwikkeling van het project, als omschreven in artikel 1 van de exploitatieovereenkomst, niet mogelijk is binnen een periode van 5 jaar na 1 januari 2008. Nu Van der Werf in de betreffende periode slechts vijf van de beoogde 24 woningen heeft gebouwd, dient geconstateerd te worden dat aan de hiervoor bedoelde voorwaarde is voldaan, zodat de gemeente uiterlijk 1 januari 2013 het bedrag van € 186.582,00 aan Van der Werf diende te voldoen. In de e-mail van [naam] van 8 januari 2013, als bedoeld in r.o. 2.9, wordt door de gemeente ook erkend dat zij dit bedrag verschuldigd is. De gemeente heeft echter nagelaten dit bedrag te betalen en verkeerde daarom per 1 januari 2013 in verzuim. Ondanks dit schuldeisersverzuim heeft de gemeente de exploitatieovereenkomst ontbonden, althans dat geprobeerd te doen, op grond van artikel 37 Faillissementswet (Fw). Deze ontbindingsverklaring brengt niet mee dat de Rabobank, in het kader van de parate executie van de aan haar verpande vorderingen, onbevoegd zou zijn om nakoming te verlangen van vorderingen die de tegenprestatie vormen voor reeds door Van der Werf verrichte prestaties. Nu van een dergelijke vordering in casu sprake is, baseert de Rabobank haar vordering primair op nakoming van artikel 3.3 van de exploitatieovereenkomst. Subsidiair baseert zij haar vordering op ongerechtvaardigde verrijking. De gemeente zou namelijk ongerechtvaardigd worden verrijkt, indien zij het overeengekomen bedrag niet aan de curator of de Rabobank zou hoeven te betalen en de boedel zou worden benadeeld door het uitblijven van de overeengekomen betaling door de gemeente. De waarde van de ongerechtvaardigde verrijking is gelijk aan de schade die de Rabobank lijdt.
3.3.
De gemeente voert verweer met conclusie tot niet-ontvankelijkverklaring van de Rabobank in haar vordering dan wel afwijzing van deze vordering, met veroordeling van de Rabobank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure, de nakosten daarin begrepen.
3.4.
Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt vast dat de Rabobank in het petitum niet zichzelf als eisende partij heeft vermeld maar Van der Werf en dat de in het petitum geformuleerde vorderingen ook Van der Werf noemen als de partij aan wie de gemeente zou moeten betalen. Nu uit het voorblad en het lichaam van de dagvaarding en uit de conclusie van repliek volgt dat niet Van der Werf maar de Rabobank de eisende partij is en dat zij betaling wenst te verkrijgen van de gemeente en ook de gemeente er blijkens haar conclusies van is uitgegaan dat de vordering is ingesteld door de Rabobank en strekt tot veroordeling tot betaling aan de Rabobank, gaat de rechtbank ervan uit dat de vermelding van de naam Van der Werf in het petitum een verschrijving betreft en dat daar de Rabobank had moeten staan. De rechtbank zal het petitum in die zin lezen.
4.2.
De rechtbank stelt voorts vast dat de gemeente de exploitatieovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. Voor zover de Rabobank stelt dat deze ontbinding niet rechtsgeldig is geschied, volgt de rechtbank haar hierin niet. Ook indien er namelijk veronderstellenderwijs met de Rabobank van uitgegaan wordt dat de gemeente op het moment van ontbinding in verzuim verkeerde ter zake van haar verplichting jegens Van der Werf uit hoofde van artikel 3.3 van de exploitatieovereenkomst, rechtvaardigt dit niet de conclusie dat de gemeente om die reden de overeenkomst niet kon ontbinden. Artikel 6: 61 lid 2 BW, waarin is bepaald dat zolang de schuldeiser in verzuim verkeert de schuldenaar niet in verzuim kan raken, en artikel 6:266 BW, waarin is bepaald dat de schuldeiser in geval van schuldeisersverzuim niet kan ontbinden, missen namelijk toepassing, nu gesteld noch gebleken is dat aan de vereisten van schuldeisersverzuim als bedoeld in artikel 6:58 e.v. BW is voldaan. Nu de wet voor 'normaal' verzuim van de schuldeiser geen soortgelijke bepalingen kent, stond het gestelde verzuim van de gemeente er niet aan in de weg dat Van der Werf c.q. de curator ook in verzuim kon raken en dat de gemeente de exploitatieovereenkomst kon ontbinden.
4.3.
Op grond van artikel 13.1 van de exploitatieovereenkomst was de gemeente gerechtigd de overeenkomst te ontbinden wegens het faillissement van Van der Werf. Voor zover zou moeten worden geoordeeld dat voor het kunnen uitoefenen van deze bevoegdheid nog het vereiste van verzuim van Van der Werf c.q. de curator zou gelden, overweegt de rechtbank als volgt. De gemeente heeft onweersproken gesteld dat zij de curator een redelijke termijn als bedoeld in artikel 37 Fw heeft geboden om aan te geven of hij bereid was de exploitatieovereenkomst gestand te doen en dat de curator hier niet op heeft gereageerd. De gemeente heeft uit het uitblijven van een reactie van de curator naar het oordeel van de rechtbank mogen afleiden dat de curator in de nakoming van de overeenkomst zou tekortschieten, zodat de curator zonder ingebrekestelling in verzuim is komen te verkeren (vergelijk Parl. Gesch. Wijziging Rv. e.a.w. (Inv. 3,5, en 6), blz. 388).
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat sprake is van een rechtsgeldige ontbinding van de exploitatieovereenkomst door de gemeente. Dit maakt dat de Rabobank geen nakoming van die overeenkomst kan vorderen. De twee uitspraken waar de Rabobank in het kader van haar beroep op nakoming op heeft gewezen (rechtbank 's-Gravenhage, 18 juli 2012, JOR 2012 /308 en rechtbank Almelo, 4 april 2012, ECLI:NL:RBALM:2012:BW2517) missen relevantie, nu zij beide op een andere situatie zien dan de onderhavige. In die zaken had de wederpartij van de failliet de curator namelijk wel een redelijke termijn als bedoeld in artikel 37 Fw geboden om aan te geven of hij de overeenkomst gestand wilde doen, maar de overeenkomst vervolgens niet ontbonden, toen de curator te kennen gaf de overeenkomst geen gestand te zullen doen. Gelet op het vorenstaande is de vordering van de Rabobank niet toewijsbaar op de primaire grondslag.
4.5.
Ten aanzien van de subsidiaire grondslag, ongerechtvaardigde verrijking, overweegt de rechtbank dat zij aanleiding ziet om alvorens deze grondslag te beoordelen een comparitie van partijen te bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Bij de behandeling van de zaak ter comparitie zullen onder meer de volgende onderwerpen aan bod komen:
- de uitleg van artikel 3.3 van de exploitatieovereenkomst;
- de uitleg van artikel 13.2 van de exploitatieovereenkomst.
Gelet op deze onderwerpen acht de rechtbank het noodzakelijk dat beide partijen personen meebrengen naar de comparitie die de exploitatieovereenkomst hebben gesloten althans nauw betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de exploitatieovereenkomst, zodat zij onder meer informatie kunnen verschaffen over wat de partijen bij de exploitatieovereenkomst destijds hebben bedoeld in de artikelen 3.3 en 13.2 van die overeenkomst te regelen.
4.6.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
4.7.
In afwachting van de comparitie zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. C.M. Telman in het gerechtsgebouw te Leeuwarden aan Zaailand 102 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd;
5.2.
bepaalt dat beide partijen vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen;
5.3.
bepaalt dat beide partijen personen dienen mee te nemen naar de comparitie die de exploitatieovereenkomst hebben gesloten althans nauw betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de exploitatieovereenkomst en onder meer informatie kunnen verschaffen over wat de partijen bij de exploitatieovereenkomst destijds hebben bedoeld in de artikelen 3.3 en 13.2 van die overeenkomst te regelen;
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
6 mei 2015voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen, hun advocaten en de personen die zij als informant meenemen naar de comparitie in de maanden juni tot en met augustus 2015, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald;
5.5.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen;
5.6.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd;
5.7.
bepaalt dat partijen stukken welke zij ter zitting wensen te bespreken ten minste twee weken voor de zitting aan de rechter en de andere partij dienen te zenden;
5.8.
wijst partijen er op, dat voor de zitting twee uur zal worden uitgetrokken;
5.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op
22 april 2015.
fn: 445