In deze zaak heeft de Dierenartsenpraktijk Hardenberg-Gramsbergen-Dedemsvaart (hierna: de Dierenartsenpraktijk) een vordering ingesteld tegen [gedaagde], een voormalig werknemer, met betrekking tot een beëindigingsovereenkomst die op 29 december 2010 was gesloten. De Dierenartsenpraktijk stelt dat zij bij het aangaan van deze overeenkomst heeft gedwaald, omdat [gedaagde] haar niet heeft geïnformeerd over haar plannen om een eigen dierenartspraktijk te starten in Dedemsvaart. De Dierenartsenpraktijk vordert onder andere de vernietiging van de beëindigingsovereenkomst en terugbetaling van de beëindigingsvergoeding van € 21.381,76.
De kantonrechter heeft de procedure in Assen behandeld en vastgesteld dat de Dierenartsenpraktijk niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij het sluiten van de overeenkomst een onjuiste voorstelling van zaken had. De kantonrechter oordeelt dat de Dierenartsenpraktijk, ondanks het ontbreken van een concurrentiebeding, zich had moeten realiseren dat [gedaagde] zich als dierenarts in Dedemsvaart zou kunnen vestigen. De Dierenartsenpraktijk was op de hoogte van de wens van [gedaagde] om in de buurt van de praktijk aan de slag te gaan, en had dit aspect in de beëindigingsovereenkomst moeten opnemen.
Daarnaast heeft de Dierenartsenpraktijk gesteld dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door klanten van de Dierenartsenpraktijk te benaderen en hen over te halen om naar haar nieuwe praktijk over te stappen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Dierenartsenpraktijk moet bewijzen dat [gedaagde] met gebruikmaking van vertrouwelijke informatie van de Dierenartsenpraktijk onrechtmatig heeft gehandeld. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij de Dierenartsenpraktijk de gelegenheid krijgt om haar stellingen te onderbouwen.
De uitspraak van de kantonrechter is gedaan op 29 april 2015, waarbij de Dierenartsenpraktijk is toegelaten tot bewijsvoering. De zaak zal verder worden behandeld in een rolzitting, waar de Dierenartsenpraktijk moet aangeven hoe zij het bewijs wil leveren.