2.3.Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Referendumverordening kan een referendum worden gehouden over een voorgenomen besluit van Provinciale Staten:
a. inhoudende een algemeen verbindend voorschrift dan wel de intrekking daarvan;
b. als bedoeld in artikel 156, eerste lid, van de Provinciewet.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Referendumverordening kan geen referendum worden gehouden over een voorgenomen besluit als bedoeld in het eerste lid, indien:
a. het besluit strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;
b. het besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van een wet of besluit voor zover die wet of dat besluit strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;
c. Provinciale Staten bij het nemen van het besluit geen ruimte hebben voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard;
d. het besluit uitsluitend strekt tot intrekking van een besluit naar aanleiding van een daarover gehouden referendum;
e. het besluit uitsluitend betrekking heeft op de rechtspositie van ambtsdragers of gewezen ambtsdragers als zodanig dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden;
f. het besluit uitsluitend betrekking heeft op de provinciale belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV van de Provinciewet.
Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Referendumverordening moet het inleidend verzoek voorafgaand aan de vergadering van Provinciale Staten, waarvoor het te nemen besluit is geagendeerd, schriftelijk bij Gedeputeerde Staten worden ingediend. Het verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiezers dat ten minste gelijk is aan 1/3 procent van de kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de leden van Provinciale Staten.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Referendumverordening Provinciale Staten beslissen in hun vergadering waarvoor het te nemen besluit is geagendeerd:
a. of het inleidend verzoek een besluit betreft waarover, gelet op het bepaalde in artikel 2, een referendum kan worden gehouden, en
b. of het inleidend verzoek voldoet aan de in artikel 3 gestelde eisen.
Op grond van artikel 4, tweede lid, van de Referendumverordening kunnen Provinciale Staten de beslissing als bedoeld in het eerste lid verdagen tot hun eerstvolgende vergadering.
Op grond van artikel 4, vierde lid, van de Referendumverordening wordt de beslissing als bedoeld in het eerste lid door Gedeputeerde Staten binnen zeven dagen na de vergadering van Provinciale Staten bekendgemaakt.
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Referendumverordening kunnen kiezers bij Provinciale Staten een definitief verzoek indienen voor het houden van een referendum binnen zes weken na de bekendmaking als bedoeld in artikel 4, vierde lid.
Op grond van artikel 5, tweede lid, van de Referendumverordening moet het definitieve verzoek worden ondersteund door een aantal kiezers dat ten minste gelijk is aan 5 procent van de kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de leden van Provinciale Staten.