In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, stond de geldigheid van een forumkeuze beding in een overeenkomst centraal. De eiser, Barend Willem Joseph Marie de Roy van Zuidewijn, fungeerde als curator in het faillissement van Reggehuys Management B.V. en was in deze rol betrokken bij een geschil met de gedaagde, Jested Residence SRO, gevestigd in Praag, Tsjechië. De curator stelde dat de rechtbank bevoegd was op basis van een forumkeuze beding dat was opgenomen in een overeenkomst van 26 april 2010. Jested betwistte echter de rechtsgeldigheid van deze overeenkomst en voerde aan dat de rechtbank onbevoegd was om te oordelen over de zaak.
De rechtbank had eerder in een vonnis van 28 mei 2014 de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring afgewezen. Jested herhaalde haar verzoek om onbevoegdverklaring in haar conclusie van antwoord in de hoofdzaak. De rechtbank overwoog dat artikel 23 van de EEX-verordening een uitzondering vormt op de hoofdregel van artikel 2, dat bepaalt dat oproeping dient plaats te vinden voor het gerecht van de lidstaat waar de gedaagde zijn woonplaats heeft. De rechtbank concludeerde dat er een schriftelijke overeenkomst was gesloten tussen Reggehuys en Jested, waarin een forumkeuze voor de rechtbank Groningen was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de wilsovereenstemming over deze forumkeuze vaststond en dat de vordering van Jested tot onbevoegdverklaring moest worden afgewezen.
Daarnaast werd Jested als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident. De rechtbank merkte op dat Jested misbruik van procesrecht had gemaakt door in de Tsjechische procedure om schorsing te vragen en tegelijkertijd in de Nederlandse procedure onbevoegdheid te bepleiten. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden totdat in de hoofdzaak zou worden beslist. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van repliek door de curator.