ECLI:NL:HR:2010:BL3651
Hoge Raad
- Cassatie
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Internationale bevoegdheid en misbruik van procesrecht in echtscheidingsprocedure tussen Belgische partijen
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, beiden met de Nederlandse nationaliteit en woonachtig in België. De man en de vrouw zijn op 16 september 1983 met elkaar gehuwd en hebben drie kinderen. Na een eerdere echtscheidingsbeschikking in Nederland heeft de vrouw in België een verzoek ingediend tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage. De man heeft in de Belgische procedure betoogd dat de Nederlandse rechter bevoegd is, maar heeft zich later in de Nederlandse procedure op de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter beroepen. De Hoge Raad oordeelt dat de EEX-Verordening voorrang heeft boven het Nederlands-Belgisch Executieverdrag en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek van de vrouw kennis te nemen. De Hoge Raad stelt vast dat de man door zijn proceshouding misbruik van procesrecht maakt, omdat hij zijn standpunt over de bevoegdheid heeft gewijzigd na de verwijzing door de Belgische rechter. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de man en veroordeelt hem in de kosten van het geding in cassatie.