ECLI:NL:RBNNE:2014:6141

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2014
Publicatiedatum
5 december 2014
Zaaknummer
18.830248-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en verduistering met bijzondere voorwaarden

Op 28 november 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van diefstal door middel van braak, waarbij geweld is gebruikt dat zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft, alsook van verduistering. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf zijn verbonden, omvatten een meldplicht, een ambulante behandeling en een verbod op het gebruik van drugs en alcohol. De zaak kwam voor de rechtbank naar aanleiding van een incident op 5 augustus 2014, waarbij de verdachte in de woning van het slachtoffer, [slachtoffer 1], is binnengekomen en hem heeft aangevallen. De verdachte heeft de laptop van het slachtoffer gestolen, die later in zijn bezit werd aangetroffen. Tijdens de zitting op 14 november 2014 heeft de verdachte verklaard dat hij in de woning was en in een worsteling met het slachtoffer was geraakt. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de verdachte te veroordelen op basis van de aangifte en de verklaringen van de verdachte. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte van enkele andere ten laste gelegde feiten vrijgesproken, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een alcohol- en cannabisverslaving. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 4.600,00 toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830248-14
ter berechting gevoegd parketnummer 18/112994-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.F. Hof , advocaat te Amersfoort.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op 05 augustus 2014 tussen ongeveer 01.00 en 02.52 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [straat 1] heeft weggenomen een laptop (merk Toshiba), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die laptop onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld, hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- met die [slachtoffer 1] in worsteling is gegaan/geraakt en/of
- die [slachtoffer 1] bij de keel of hals heeft gegrepen/beetgepakt en/of
- bij die [slachtoffer 1] een nekklem/wurggreep heeft aangebracht;
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op 05 augustus 2014 tussen 01.00 en 02.52 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen in/uit een woning aan/nabij de [straat 1], een laptop (merk Toshiba) geheel of ten dele toebehorende aan J.[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- zich door middel van braak, verbreking, inklimming de toegang tot die woning heeft verschaft en/of
- in die woning op zoek is gegaan naar goederen en/of geld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld, hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- met die [slachtoffer 1] in worsteling is gegaan/geraakt en/of
- die [slachtoffer 1] bij de keel of hals heeft gegrepen/beetgepakt en/of
- bij die [slachtoffer 1] een nekklem/wurggreep heeft aangebracht;
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
2.
18-112994-14
hij op of omstreeks 18 mei 2014 te Groningen, althans in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon, Iphone 5 in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 18 mei 2014 te Groningen, althans in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon, merk Samsung Note II, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 mei 2014 te Groningen, althans in de gemeente
Groningen, opzettelijk een (mobiele) telefoon (Samsung Note II, donkergrijs
van kleur), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk(e) telefoon verdachte had gevonden en aldus , in elk geval anders dan
door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1. primair ten laste gelegde - met uitzondering van het medeplegen- wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van de aangifte, de verklaring van verdachte en het aantreffen van de laptop in de tas van verdachte. Daar de laptop in de tas van verdachte is aangetroffen acht de officier van justitie de diefstal voltooid.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van de aangifte en de getuigenverklaring.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot het onder 1. primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit nu de rugzak met daarin de laptop in de woning van aangever is achtergebleven en derhalve niet aan zijn feitelijke heerschappij is onttrokken. Met betrekking tot het onder 1. subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw voorts nog aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen. Hoewel verdachte heeft erkend geweld te hebben gebruikt, verzoekt de raadsvrouw verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde geweld, gebruikt met het oogmerk te kunnen vluchten dan wel zich het bezit van het gestolene te verzekeren.
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde feit aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Met betrekking tot het onder 3. primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit omdat verdachte de telefoon had gevonden en slechts bewaarde voor de eigenares.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1. primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat voor een voltooide diefstal is vereist dat het goed aan de feitelijke heerschappij van de eigenaar is onttrokken. De laptop van aangever is weliswaar aangetroffen in de rugzak van verdachte, maar deze stond geopend in de woonkamer van aangever. De rechtbank is van oordeel dat de laptop daarmee niet uit de feitelijke heerschappij van aangever is geweest en dat de diefstal niet voltooid is.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1. subsidiair ten laste gelegde medeplegen niet kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3. primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat aangeefster heeft verklaard dat haar telefoon enige tijd tussen haar voeten op de trap van het VVV-kantoor heeft gelegen, dat zij de telefoon vervolgens in haar jaszak heeft gestopt en dat verdachte zich daarop vreemd gedroeg door haar te omarmen. Zij verklaart echter niet dat zij heeft gemerkt dat verdachte de telefoon uit haar jaszak heeft weggenomen. De verklaring van verdachte dat hij de telefoon op de trap heeft gevonden, is daarmee niet onaannemelijk. Niet kan worden bewezen dat verdachte de telefoon uit de jaszak van aangeefster heeft weggenomen.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 november 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik weet nog dat ik in een woonkamer was en iemand aan hoorde komen. Ik ben toen achter de bank gaan zitten. Toen ik een meneer de woonkamer in zag lopen en hem hoorde schreeuwen, ben ik opgestaan en ontstond er voor de bank een worsteling tussen mij en die meneer. Ik heb hem daarbij in ieder geval vastgehouden.
2. De inhoud van een zaaksdossier, nummer 2014085181, gesloten op 17 augustus 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL01KN-2014085181-1, d.d. 6 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 1]:
Ik woon in het perceel [straat 1] 1A te Groningen. In de nacht van 4 op 5 augustus 2014 had ik het raam in de woonkamer open, ik had de raamuitzetters op het eerste gaatje gezet en de luxaflex naar beneden gedaan.
Ik stap de woonkamer in en doe het licht aan. Ik zie dan een man in de hoek van de kamer staan, achter de bank. Ik zie dat de man op mij af stormt en mij een linkse en een rechtse hoek geeft. Ik ben op hem af gesprongen, want ik dacht ik moet hem vastpakken voordat hij mij wat aandoet. Op een gegeven moment zijn we in een worsteling. Die vent probeerde mij te kelen. Hij had mij vast in een nekklem.
Ik zie in de kamer een rugzak liggen. Die is niet van mij. U vertelt mij dat er in de rugzak een TOSHIBA laptop zat. Ik heb inderdaad een TOSHIBA laptop. Mijn laptop stond op de eettafel in de woonkamer, vlak bij de keuken. Die rugzak is niet van mij.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL01KN-2014085181-32, d.d. 14 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige]:
Ik zag [verdachte] op een balkon van een huis op de hoek van de [straat 1] met de [straat 2]. Vanaf het balkon ging hij het raam in. Toen hoorde ik geschreeuw, gevecht en gestoei.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL01KC-2014085181-34, d.d. 8 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant]:
Ik toonde aangever [slachtoffer 1] een Toshiba-laptop, welke in zijn woning in beslag was genomen. Vermelde laptop werd in de woning van aangever [slachtoffer 1] aangetroffen in de rugzak van [verdachte]. Aangever [slachtoffer 1] verklaarde tegenover mij dat hij vermelde laptop herkende als zijn eigendom.
2.4.
een geneeskundige verklaring, op 5 augustus 2014 opgemaakt en ondertekend door [chirurg], kaakchirurg, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn verklaring:
Bij [slachtoffer 1] is op 5 augustus 2014 een gebroken oogkas rechts geconstateerd. Hiervoor moest hij een operatieve behandeling onder narcose ondergaan. Hierbij werd de bodem van de oogkas hersteld met een titanium implantaat. Volledig herstel zal waarschijnlijk nog weken tot enkele maanden duren.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 november 2014;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL01KD-2014053521-1, d.d.
18 mei 2014, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2]
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 3. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 november 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 18 mei 2014 bij het VVV-kantoor op de Grote Markt in Groningen. Ik heb daar met een meisje gesproken. Haar telefoon lag op de trap toen zij weg ging. Ik heb deze telefoon toen meegenomen. Toen ik werd aangehouden heb ik geprobeerd de telefoon aan mijn zus te geven.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2014054571, gesloten op 20 mei 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL01KD-2014053562-1, d.d. 18 mei 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 3]:
Ik was op 18 mei 2014 bij het VVV-gebouw op de Grote Markt in Groningen. Ik heb daar met een jongen gesproken. Toen ik terugkwam bij het VVV-gebouw kwam ik er achter dat mijn telefoon weg was. De jongen kwam later terug. Ik heb gevraagd of hij mijn telefoon had gezien. Hij zei van niet. Mijn telefoon is een: Samsung Note II, donkergrijs van kleur.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Met betrekking tot het standpunt van de raadsvrouw ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte geweld tegen de bewoner heeft gebruikt. Verdachte is de woning van een vreemde binnengedrongen en hij heeft door het gebruik van geweld weg kunnen komen uit de woning. Hij heeft er niet voor gekozen zich over te geven. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geweld heeft gebruikt om aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Met betrekking tot het standpunt van de raadsvrouw ten aanzien van het onder 3. subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op vragen van aangeefster heeft ontkend dat hij haar telefoon had en dat verdachte deze telefoon bij zijn
aanhouding aan zijn zus probeerde te geven. Hieruit blijkt dat verdachte niet het voornemen had de telefoon terug te geven aan aangeefster, maar dat hij zich deze heeft toegeëigend. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering, zoals onder 3 subsidiair is ten laste gelegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair, 2. en 3. subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 05 augustus 2014 tussen 01.00 en 02.52 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning aan de [straat 1], een laptop merk Toshiba toebehorende aan [slachtoffer 1],
- zich door middel van inklimming de toegang tot die woning heeft verschaft en
- in die woning op zoek is gegaan naar goederen en/of geld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer 1] heeft gestompt en
- met die [slachtoffer 1] in worsteling is geraakt en
- bij die [slachtoffer 1] een nekklem heeft aangebracht;
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
2.
18-112994-14
hij op 18 mei 2014 te Groningen, in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, iPhone 5 toebehorende aan [slachtoffer 2];
3. subsidiair
hij op 18 mei 2014 te Groningen, in de gemeente Groningen, opzettelijk een mobiele telefoon Samsung Note II, donkergrijs van kleur, toebehorende aan [slachtoffer 3], welke telefoon verdachte had gevonden en aldus anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair Poging tot diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
2. Diefstal.
3. subsidiair Verduistering.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 31 oktober 2014, opgemaakt door drs. A. de Jong, psycholoog.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, te weten een alcohol- en cannabisverslaving. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsproblematiek met voornamelijk borderline-trekken. De gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde werden hier in zekere mate door beïnvloed. Op grond hiervan wordt geadviseerd verdachte het ten laste gelegde feit, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1. primair, 2. en 3. primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Verslavingszorg Noord Nederland (hierna ook: VNN).
Daarbij heeft hij verwezen naar de ernst van de ten laste gelegde feiten, vooral het onder 1. ten laste gelegde feit heeft een zeer grote impact gehad. Ook is rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Standpunt verdediging
Namens verdachte is bepleit de eis van de officier van justitie, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning waarbij hij de bewoner zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Dit is een ernstig feit waarmee verdachte geen enkel respect heeft getoond voor het slachtoffer en diens eigendommen. Het is algemeen bekend dat een woninginbraak diepe indruk op slachtoffers maakt en gedurende langere tijd gevoelens van onveiligheid teweegbrengt. Ook het toegebrachte zwaar lichamelijk letsel heeft voor het slachtoffer zowel in fysiek als in psychisch opzicht veel gevolgen gehad. Er is thans nog geen sprake van volledig herstel. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Voorts heeft verdachte op zeer brutale wijze een telefoon gestolen, door deze uit de handen van de eigenaar te grissen en heeft hij een telefoon verduisterd.
Dergelijke feiten rechtvaardigen zonder meer het opleggen van een aanzienlijke gevangenisstraf. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, hoewel ook door de officier van justitie in aanmerking genomen, naar het oordeel van de rechtbank deze bijstelling ten gunste van verdachte rechtvaardigt. De rechtbank zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, omdat zij het, gelet op de problematiek van verdachte, zoals omschreven in de rapportages, van belang acht dat verdachte wordt behandeld en begeleid. Verdachte wordt verplicht zich aan de bijzondere voorwaarden te houden, zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd.

Inbeslaggenomen goederen

Namens verdachte is betoogd dat het in beslag genomen bruine horloge aan verdachte moet worden teruggegeven.
De rechtbank overweegt dat in het proces-verbaal voortgang t.b.v. behandeling van de vordering gevangenhouding tevens eind proces-verbaal staat dat het horloge zal worden teruggegeven aan verdachte Kock. Nu reeds tot teruggave van het horloge is besloten, rust er geen beslag meer op het horloge en zal de rechtbank hieromtrent geen beslissing nemen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 9.200,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat € 200,00 euro aan glasschade en € 9.000,00 immateriële schade, beide bedragen zijn naar redelijkheid en billijkheid geschat.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor zover deze ziet op de laptop, de tafels en de kosten voor rechtsbijstand nu deze vorderingen niet onderbouwd zijn.
De raadsvrouw verzoekt onder verwijzing naar ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ6617 de immateriële schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid te begroten op €1.000,00.
De raadsvrouw betwist de vordering voor wat betreft de vazen/glaswerk en de lamp niet.
Beoordeling
Aan immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,00 gevorderd. Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw heeft verzocht dit bedrag naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen. Bij de beoordeling van de hoogte van het toe te wijzen bedrag, gaat de rechtbank uit van de ANWB Smartengeldgids nu de rechthebbende de hoogte van zijn vordering niet nader heeft onderbouwd. De immateriële schade wordt door de rechtbank bepaald op een bedrag van € 4.500,00.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er schade is geleden met betrekking tot de tafels en dat deze schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Nu dit deel van de vordering niet is onderbouwd en door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, verklaart de rechtbank de benadeelde partij voor dit deel van de materiële schade niet-ontvankelijk.
De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de benadeelde partij schade heeft geleden aan zijn laptop. Nu dit deel van de vordering niet is onderbouwd en door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, verklaart de rechtbank de benadeelde partij voor dit deel van de materiële schade niet-ontvankelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade met betrekking tot de vazen/glaswerk en de lamp, gezamenlijk € 100,00, voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit deel van de vordering, die niet door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand overweegt de rechtbank dat er weliswaar een factuur overgelegd is, maar dat deze niet is gespecificeerd en hieruit niet blijkt dat deze ziet op advies omtrent deze vordering. De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de kosten voor rechtsbijstand te kunnen beoordelen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
In totaal wijst de rechtbank een bedrag van € 4.600,00 toe.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 63, 310, 312 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 1. primair en 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair, 2. en 3. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
a. dat veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij de verslavingsreclassering, en zich blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
b. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
c. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van (Forensische) verslavingszorg - Ambulante zorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter bepaling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die (Forensische) verslavingszorg aan te geven, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar van die instelling zullen worden gegeven. Dit kan ook inhouden een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek. De klinische opnames mogen in totaal de duur van zeven weken niet overschrijden.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 4.600,00 (zegge: vierduizend zeshonderd euro).
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 4.600,00 (zegge: vierduizend zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 56 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 100,00 aan materiële schade en € 4.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Oostveen, voorzitter, mr. J.V. Nolta en
mr. J.J. Schoemaker, rechters, bijgestaan door mr. M. Heerschop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2014.