RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer: 18/670416-12 (promis)
datum uitspraak: 10 januari 2013
raadsman: mr. A. Allersma
van de rechtbank Noord-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. Hoogeveen - de Grittenborgh, Kinholtsweg 7 te Hoogeveen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 december 2012 en 3 januari 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2012,
in de gemeente Veendam, althans in het arrondissement Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een geldbedrag van ongeveer 1500 euro, althans 700 euro, althans een
geldbedrag, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer f1], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer f1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer f1] de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil de kassa mee",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer f1] dreigend een mes heeft getoond, en/of
- die [slachtoffer f1] met een of meer al dan niet gevulde flessen
op het hoofd heeft geslagen, althans geraakt, en/of
- een of meer al dan niet gevulde flessen naar en/of in de richting van
die [slachtoffer f1] heeft gegooid.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Met betrekking tot de bewezenverklaring gaat de officier van justitie uit van de verklaring van de aangever, nu deze verklaring consistent en gedetailleerd is. Daarbij komt dat het letsel dat aangever heeft opgelopen heel goed past bij een gevecht om het mes, zoals aangever heeft verklaard. Het letsel dat aangever heeft opgelopen past ook beter bij de verklaring van aangever waaruit blijkt dat hij door verdachte met flessen op zijn hoofd is geslagen. In tegenstelling tot de verklaring van aangever zitten er in de verklaringen van verdachte veel tegenstrijdigheden. Voorts blijkt dat verdachte zich veel kan herinneren van het voorval, behalve als het gaat om het bedreigen met het mes en het slaan met de flessen. Verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen, nu dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met dien verstande dat alleen kan worden bewezen dat verdachte heeft gezegd dat hij de kassa mee wilde en dat hij met flessen heeft gegooid. Met de officier van justitie is de raadsman van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 18 september 2012, opgenomen op pagina 33 e.v. van dossier nummer 2012093304 d.d. 28 november 2012, inhoudende de verklaring van [slachtoffer f1], zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar van slijterij [naam slijterij] gevestigd aan [adres]. Ik was zaterdag 15 september 2012, omstreeks 16:00 uur, alleen in mijn zaak aan het werk. Er kwam een man de winkel in. De man was alleen in mijn winkel. Ik hoorde hem zeggen: "kassa, kassa, kassa." Hij stond ongeveer anderhalve meter voor de toonbank. Ik zag dat hij een mes in mijn richting hield ter hoogte van mijn linker borst. Ik zag dat de man met zijn hand een fles pakte van de toonbank. Ik zag dat hij de fles pakte en voelde dat hij de fles (over de toonbank) op mijn hoofd sloeg. Ik voelde een dreun. Op het moment dat de man mij sloeg verplaatste ik de winkel in. De man liep met mij mee. Hij sloeg vervolgens meerdere keren op mijn hoofd totdat de fles stuk ging. Hij sloeg ongeveer 5 keer. Het was een fles wodka van 1 liter. Ik zag dat hij een fles rode wijn van 0,75 liter naast de toonbank wegpakte. Hij liep met die fles rode wijn naar mij toe. Ik zag dat hij met de rode wijnfles op mijn hoofd sloeg. Hij sloeg wederom tot de fles stuk ging. Hij sloeg meerdere keren op mijn hoofd met de fles. Ik zag dat hij de kassa optilde en een harde ruk aan de kassa gaf. Ik zag dat de man de uitgang uitliep met de hele kassa in zijn handen.
Een proces-verbaal d.d. 16 september 2012, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben de winkel binnengegaan en ben naar de kassa gelopen. Ik was met de kassa bezig om deze te pakken. Ik pakte vervolgens het mes en wilde hiermee het snoer doorsnijden. Dan zie ik dat de eigenaar van de winkel eraan komt. Ik zie dat die man naar mij toe komt lopen en hoor dat hij tegen mij zegt: "Wat moet dat hier", of iets dergelijks. Ik weet niet of ik het snoer al doorgesneden had of dat ik de kassa losgetrokken heb. Ik heb toen een paar flessen gepakt. Ik heb de kassa opgepakt en ben weggerend. Ik weet dat het een bedrag van iets meer dan 700,00 euro was. Ik heb dat mes van huis meegenomen.
Een schriftelijk stuk, zijnde een medische verklaring betreffende [slachtoffer f1] opgemaakt door [naam], arts-assistent Spoed Eisende Hulp Ommelander Ziekenhuis Groep d.d. 15 september 2012, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hoofd:
1. Boven rechteroog een barstwond van 1 cm tot de subcutis.
2. Boven het linker oog een hematoom van omstreeks 2 cm diameter.
3. Links op de kruin een barstwond van 4 cm, iets wijkende wondranden.
4. Dorsaal van het linkeroor een hematoom omstreeks 1 cm diameter.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 15 september 2012, in de gemeente Veendam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 700 euro, toebehorende aan [slachtoffer f1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld
en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer f1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- die [slachtoffer f1] de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil de kassa mee", en
- die [slachtoffer f1] dreigend een mes heeft getoond, en
- die [slachtoffer f1] met flessen op het hoofd heeft geslagen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek.
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit. Zo heeft het slachtoffer fysiek, mentaal en financieel een zware klap te voorduren gekregen door het strafbare feit. Tot op de dag van vandaag heeft het slachtoffer last van het letsel dat hij heeft opgelopen door toedoen van verdachte. Voorts heeft de officier van justitie rekening gehouden met het feit dat verdachte eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Ten slotte heeft de officier van justitie rekening gehouden met het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport. Dat rapport geeft de officier van justitie aanleiding om geen voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden te vorderen. Verdachte heeft eerdere kansen niet aangegrepen om zijn leven een andere wending te geven. De officier van justitie is niet overtuigd van de motivatie van verdachte om dat nu wel te doen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie veel te fors is, gelet op de persoon van de verdachte. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk op te leggen, met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact en opname in het IMC. Verdachte heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is om te worden opgenomen in het IMC en om zich te houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een winkel. Verdachte is met een mes slijterij [naam slijterij] in Veendam binnengedrongen. In de slijterij heeft hij geroepen dat hij de kassa wilde hebben en heeft hij de eigenaar met een mes bedreigd. Ook heeft hij de eigenaar meerdere malen met flessen op zijn hoofd geslagen. Hierna is verdachte er met de kassa vandoor gegaan. In de kassa zat een geldbedrag van ongeveer € 700,=.
Overvallen als deze dragen bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Zeker bij het slachtoffer is een angstige en bedreigende situatie ontstaan. Bovendien blijkt uit de over het slachtoffer opgemaakte medische verklaring dat hij het nodige letsel heeft opgelopen door het door verdachte gebruikte geweld. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook ernstig aan.
Aan de andere kant heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ter terechtzitting heeft de reclassering de persoonlijke omstandigheden van verdachte nader toegelicht. De reclassering acht een klinische opname van belang om verdachte te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek. Tevens kan er dan worden onderzocht of er bij verdachte ook sprake is van sociale/ emotionele problematiek. De reclassering adviseert om verdachte na zijn detentie op te laten nemen in het IMC en aansluitend in de FPA te Franeker of een soortgelijke instelling.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Een deel van die gevangenisstraf zal de rechtbank gelet op het advies van de reclassering voorwaardelijk opleggen, om daar de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en een klinische opname aan te verbinden.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer f1], wonende te [woonplaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering, te weten een bedrag van in totaal € 3.304,70, bestaande uit € 2.304,70 aan materiële schade en € 1.000,= aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de materiële schade kan worden toegewezen, met dien verstande dat ten aanzien van de post 'dagopbrengst kassa' een bedrag van € 784,= kan worden toegewezen. Het overige deel van deze post moet niet-ontvankelijk worden verklaard. De officier van justitie heeft nog aangevoerd dat de post 'dagopbrengst kassa' op € 0,= moet worden gesteld, wanneer de rechtbank beslist om het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 784,= terug te geven aan de rechthebbende, [slachtoffer f1].
De gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de materiële schade tot een bedrag van € 704,70 kan worden toegewezen. Het overige deel van de materiële schade moet niet-ontvankelijk worden verklaard. De immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 500,=. Het overige deel van de immateriële schade moet niet-ontvankelijk worden verklaard. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte de schade in termijnen wil betalen. Het gaat dan om 23 termijnen van € 50,= en 1 termijn van € 54,70 euro.
Aan materiële schade wordt een bedrag van € 1.488,70 gevorderd. Bij de beoordeling van de hoogte van het toe te wijzen bedrag, gaat de rechtbank ter zake van de post 'dagopbrengst kassa' uit van een bedrag van € 784,=. Verdachte heeft steeds betwist dat hij meer heeft meegenomen en de rechthebbende heeft de hoogte van zijn vordering niet nader onderbouwd.
Nu dit bedrag reeds aan de rechthebbende is geretourneerd, dient dit in mindering op de hoogte van de toe te kennen materiële schadevergoeding te worden gebracht. De materiële schade wordt daarmee door de rechtbank bepaald op een bedrag van € 704, 70.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de materiële schade niet-ontvankelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade, zijnde € 1000,=, kan worden toegewezen.
In totaal wijst de rechtbank een bedrag van € 1.704,70 toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2012.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de in beslag genomen auto met kenteken [kenteken] teruggegeven moet worden aan de rechthebbende, [naam]. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat de in beslag genomen schoenen, Nike air Max, bij onherroepelijkheid van de zaak moeten worden teruggegeven aan verdachte. Het in beslag genomen geldbedrag van € 784,= moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, [slachtoffer f1].
De raadsman heeft zich aangesloten bij hetgeen de officier van justitie met betrekking tot het beslag heeft aangevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat de auto met kenteken [kenteken] teruggegeven moet worden aan de rechthebbende, [naam]. De in beslag genomen schoenen, Nike air Max, moeten worden teruggegeven aan verdachte. Er wordt geen strafvorderlijk belang gediend met het laten voortduren van het beslag. Het in beslag genomen geldbedrag van € 784,= moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, [slachtoffer f1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een deel van 1 jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de veroordeelde geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich bij de reclassering op de opgelegde tijden zal melden zo frequent als de reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- dat veroordeelde zich voor zijn verslavingsproblematiek en sociale/emotionele problematiek laat opnemen en behandelen in het IMC voor de duur van maximaal 4 maanden. De veroordeelde zal zich houden aan het (klinisch) behandeladvies dat de staf van het IMC in samenspraak met de reclassering heeft opgesteld of op zal stellen, zover dat binnen de proeftijd valt. Dit behandeladvies kan ook een opname in de FPA te Franeker of een soortgelijke instelling inhouden. De veroordeelde zal zich houden aan het (klinisch) behandeladvies dat de staf van de FPA te Franeker of de staf van een soortgelijke instelling in samenspraak met de reclassering heeft opgesteld of op zal stellen, zover dat binnen de proeftijd valt. De duur van de opname in het IMC en in de FPA te Franeker of een soortgelijke instelling tezamen is maximaal 12 maanden.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer f1] te [woonplaats] toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.704,70, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2012. Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.704,70, vermeerderd met de wettelijke rente ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer f1] te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.704,70 vermeerderd met de wettelijke rente ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Gelast de teruggave van:
- de auto met kenteken [kenteken] aan de rechthebbende, [naam];
- een paar schoenen, Nike air Max, aan verdachte;
- een geldbedrag van € 784,= aan de rechthebbende, [slachtoffer f1].
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. D.M. Schuiling, voorzitter, F. de Jong en
M.J.B. Holsink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.E. van Rhijn, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 januari 2013.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland