ECLI:NL:RBNNE:2014:5351

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
18.830237-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en openlijk geweld in vereniging

Op 30 oktober 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere geweldsdelicten, waaronder poging tot doodslag. De zaak kwam voort uit een incident op 3 juli 2014, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers op een parkeerplaats in [pleegplaats 3]. De verdachte heeft de slachtoffers met kracht geduwd, geslagen en geschopt, terwijl zij weerloos op de grond lagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen en dat hij zich had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de slachtoffers ernstig letsel of de dood zou overkomen. De rechtbank achtte het medeplegen van poging tot doodslag bewezen, evenals mishandeling en overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor de geleden schade ten gevolge van het geweld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18/830237-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.30 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.M.F. Aarts, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C. Coster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 juli 2014 te [pleegplaats 3] met een ander of anderen, op een openbare plaats en/of op of aan de openbare weg, te weten parkeerterrein van [winkelcentrum] aan/nabij de [straat 1] of de [straat 2], in elk geval op een openbare plaats en/of op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het (met kracht)
- ( weg)duwen van die [slachtoffer 1], en/of
- stompen en/of slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of
- roepen van woorden als "schiet ze neer", althans woorden van gelijke aard
of strekking, en/of
- aannemen van een dreigende houding en/of het houden van een hand achter de
rug en aldus/althans de indruk wekkend een (vuur)wapen bij zich te hebben
en/of het (daarbij/vervolgens) roepen van woorden als "ik heb dat ding hier",
althans woorden van gelijke aard of strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 03 juli 2014 te [pleegplaats 3] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft (weg)geduwd en/of in/tegen het gezicht/hoofd heeft gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 03 juli 2014 te [pleegplaats 3] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), (met kracht) heeft (weg)geduwd en/of in/tegen het gezicht/hoofd heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 03 juli 2014 te [pleegplaats 3] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer 2] met kracht heeft (weg)geduwd, en/of heeft gestompt en/of geslagen, en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen in/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam, heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 03 juli 2014 te [pleegplaats 3] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer 2] met kracht
heeft (weg)geduwd, en/of heeft gestompt en/of geslagen, en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen in/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam, heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 3 juli 2014 te [pleegplaats 3] met een ander of anderen, op een openbare plaats en/of op of aan de openbare weg, te weten parkeerterrein van [winkelcentrum] aan/nabij de [straat 1] of de [straat 2], in elk geval op een openbare plaats en/of op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het (met kracht)
- ( weg)duwen van die [slachtoffer 2], en/of
- stompen en/of slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en/of
- schoppen en/of trappen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en/of
- stompen en/of slaan en/of schoppen en/of trappen tegen (andere) delen van
het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- roepen van woorden als "schiet ze neer", althans woorden van gelijke aard
of strekking, en/of
- aannemen van een dreigende houding en/of het houden van een hand achter de
rug en aldus/althans de indruk wekkend een vuurwapen bij zich te hebben
en/of het (daarbij/vervolgens) roepen van woorden als "ik heb dat ding hier",
althans woorden van gelijke aard of strekking,
waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft geschopt
en/of getrapt, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel
(traumatisch schedel/hersenletsel en/of (een) kneuzing(en) in de nek)
voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 03 juli 2014 te [pleegplaats 3] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2])
(met kracht) heeft (weg)geduwd, en/of heeft gestompt en/of geslagen, en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, een of meermalen in/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam, heeft geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 14 juli 2014 te [pleegplaats 3] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), heeft geschopt/getrapt en/of gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 10 juli 2014 in de gemeente [pleegplaats 3] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motor, (merk Honda, [kenteken]
), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 juli 2014 in de gemeente [pleegplaats 3] opzettelijk een motor, merk Honda, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten voor het maken van een proefrit, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toege-eigend;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij te [pleegplaats 3] en/of [pleegplaats 2], op of omstreeks 10 juli 2014 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (motor, [kenteken]), toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, [straatnaam 1], in elk geval op een weg;
5.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in [pleegplaats 3] op/aan [weg], op of omstreeks 10 juli 2014 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]) letsel en/of schade was toegebracht;
en/of
hij op of omstreeks 10 juli 2014 te [pleegplaats 3]als bestuurder van een voertuig (motorfiets), daarmee rijdende op de weg, [weg], zijnde een verplicht fietspad, terwijl hij voor dat voertuig niet in het bezit is van een geldig rijbewijs, met hoge snelheid, althans met voor de
omstandigheden ter plaats te hoge snelheid, van achteren tegen een voor hem rijdende fiets is in/aangereden en/of onvoldoende afstand heeft gehouden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair en 5 onder eerste en tweede ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Door het enkele starten van de motor heeft aangever geen toestemming gegeven voor een proefrit. Verdachte is op de motor weggereden en is erg lang weggebleven. Hij is zelfs naar Assen gereden. Gelet op die omstandigheden kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om zich de motor toe te eigenen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 2 meer subsidiair en 2 meest meer subsidiair ten laste gelegde, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het daderschap van verdachte. Ten aanzien van de fotoconfrontaties geldt dat er sprake is van twijfelachtige herkenningen. Daarnaast zijn er getuigen die een verkeerd signalement hebben opgegeven.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het daderschap van verdachte wel wettig en overtuigend kan worden bewezen, dan kan de onder 2 primair ten laste poging tot doodslag niet worden bewezen. Onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2013:9934) heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de gedragingen die verdachte worden verweten naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet gericht zijn op het doden van het slachtoffer. Daarbij komt dat uit het dossier onvoldoende aanwijzingen naar voren komen over de kracht waarmee de handelingen gepaard gingen. (Voorwaardelijk) opzet op de dood kan niet bewezen worden. Er is niets bekend over de wil van de verdachten en de exacte wijze waarop de handelingen zijn verricht.
Ook ten aanzien van het onder 3, 4 primair, 4 subsidiair, 4 meer subsidiair en 5 onder eerste en tweede ten laste gelegde moet verdachte worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde is er sprake van een onjuiste aangifte op basis van rancune. Omdat aangever geen cocaïne van verdachte kreeg, heeft hij aangifte van mishandeling tegen verdachte gedaan. De verklaring van [getuige 1], de partner van aangever, is onvoldoende om doorslaggevend gewicht toe te kennen aan de verklaring van aangever. Er is onvoldoende overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder 5 eerste en tweede ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte zich de aanrijding niet kan herinneren. [Getuige] heeft slechts de motor herkend die bij de aanrijding was betrokken, maar niet verdachte. Ook de kleurstelling van de motor waarover deze getuige verklaart is wel specifiek, maar ook weer niet zo specifiek dat het geen andere conclusie toelaat dan dat het de motor was waarop verdachte zat. Er kan aan getwijfeld worden of het verdachte is geweest die de motor bestuurde.
Beoordeling van het bewijs
Vrijspraak van het onder 4 primair, 4 subsidiair en 4 meer subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank heeft uit de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte zich de motor wederrechtelijk heeft toegeëigend, noch dat hij wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van de motor. Bij dit oordeel heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zijn identiteitsbewijs bij aangever heeft achtergelaten en dat aangever niet direct de politie heeft gewaarschuwd nadat verdachte met de motor was weggereden. De rechtbank zal verdachte van het onder 4 primair, 4 subsidiair en 4 meer subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 5 onder eerste en tweede ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juli 2014, opgenomen op pagina 71 e.v. van dossier nummer PL01KG-2014097061 Z d.d. 4 september 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:
Vannacht, donderdag 3 juli 2014 omstreeks 02.12 uur bevond ik mij met vier vrienden, waaronder [slachtoffer 2] op een parkeerplaats, gelegen naast [winkelcentrum]. Het is de grote parkeerplaats die bij het winkelcentrum hoort en ligt tegenover het benzinestation aan de [straat 2]. Ik zag dat er drie personen in de auto zaten. Ik hoorde dat de vrouw vanaf de achterbank riep: "schiet ze, schiet ze". Ik zag de vrouw uit de auto stappen. Ik zag dat de bestuurder steeds dichter bij kwam en toen hij bij mij was duwde hij mij waardoor ik achteruit liep. Ik zag dat hij met zijn vuist sloeg en mij raakte op mijn linker jukbeen. Ik voelde direct pijn in mijn jukbeen en in mijn achterhoofd. Ik zag alleen nog dat de man bij mij wegliep en zijn focus verlegde van mij naar [slachtoffer 2]. Ik zag dat de man in de richting van [slachtoffer 2] liep en hem eigenlijk gelijk naar de grond werkte. Ik zag dat zowel de man en de vrouw [slachtoffer 2] tegen het lichaam en hoofd schopten en sloegen. Ik zag dat ze misschien wel minutenlang tegen [slachtoffer 2]'s hoofd en lichaam hebben geslagen en geschopt.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juli 2014, opgenomen op pagina 104 e.v. van dossier nummer PL01KG-2014097061 Z d.d. 4 september 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Vannacht, donderdag 3 juli 2014 omstreeks 02.05 uur was ik samen met vier vrienden, waaronder [slachtoffer 1], aan het voetballen op de parkeerplaats van het [winkelcentrum], gevestigd aan de [straat 2] te [pleegplaats 3]. Ik zag dat er twee mannen en een vrouw in de auto zaten. Ik zag dat de bestuurder uit de auto stapte en meteen op [slachtoffer 1] afliep. Ik zag dat de bestuurder [slachtoffer 1] duwde en dat hij op [slachtoffer 1] begon in te slaan. De bestuurder sloeg meerdere malen met zijn vuisten in het gezicht van [slachtoffer 1]. Ondertussen kwam de vrouw ook uit de auto. Ik hoorde de vrouw schreeuwen: "schiet ze, schiet ze".
Toen de bestuurder bij mij was, duwde hij mij stevig tegen mijn borst aan. Ik viel met mijn hoofd op de motorkap van mijn auto. Ik voelde heel veel pijn aan hoofd. Vervolgens zag ik dat de bestuurder mij meerdere malen met zijn vuisten begon te slaan. De bestuurder sloeg me in mijn gezicht en op mijn hoofd. Ik kwam op de grond te vallen. Toen ik op de grond lag begon de bestuurder mij te schoppen op mijn hoofd en in mijn gezicht. De bestuurder schopte mij meerdere malen. Vervolgens zag ik dat de vrouw mij ook begon te schoppen. De vrouw schopte mij meerdere malen op mijn hoofd en op mijn rug. Ik voelde hevige pijn aan mijn hoofd en over mijn gehele lichaam. De bestuurder en de vrouw bleven doorgaan met schoppen. Ik voelde zoveel pijn, begon alles wazig te zien en raakte mijn bewustzijn kwijt. Ik ben enkele minuten van de wereld geweest.
Een proces-verbaal d.d. 3 juli 2014, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [slachtoffer 2] op zijn rug viel. Hij probeerde gelijk op te staan echter, op dat moment werd hij vol op zijn hoofd getrapt door de vrouw. De vrouw trok haar been als het ware omhoog waardoor deze in een hoek van 90 graden kwam. Ik zag dat de vrouw, vanuit die positie gezien, vol op het hoofd van [slachtoffer 2] trapte waardoor niet alleen de punt van haar schoen [slachtoffer 2] zijn hoofd raakte, maar haar hele schoen en daarbij ook de hak.
Een ander geschrift, zijnde een medische verklaring d.d. 3 juli 2014 met betrekking tot [slachtoffer 2], opgemaakt door onder andere C.A.J. Vroomen, neuroloog, opgenomen op pagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Conclusie: 1) Licht traumatisch schedel-hersenletsel. 2) Subjectieve sensibele klachten.
Een proces-verbaal d.d. 3 juli 2014, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1], zakelijk weergegeven:
[verdachte], [medeverdachte 2] en ik waren aan het rijden. Ik zat achterin de auto, [medeverdachte 2] zat voorin op de bijrijdersstoel en [verdachte] zat achter het stuur. [verdachte] zag dus die groep jongens staan en is er als een gek heengereden. [verdachte] reed naar die jongens toe en hij stapte uit. Hij liep op een jongen af en hij sloeg deze jongen. Ik ben ook uitgestapt en heb ook een schop uitgedeeld. Ik heb aan twee jongens een schop uitgedeeld. Ik zei: 'schieten, of 'schiet ze'. Ik zei dit om die jongens een beetje bang te maken. Ik wilde ze overbluffen. We hadden helemaal geen wapens bij ons. Ik schreeuwde dit tegen [verdachte]. Ik zat toen nog in de auto. Ik heb de twee jongens gewoon geschopt. Die jongen stond gewoon en toen heb ik hem een schop gegeven. Ik zag dat die jongen op de grond viel. Toen hij op de grond lag, heb ik hem nog een schop gegeven.
Toen hij stond heb ik hem op zijn benen geschopt en toen hij op de grond lag heb ik hem denk ik tegen zijn rug geschopt. [verdachte] heeft meerdere jongens geslagen.
Een proces-verbaal simultane fotobewijsconfrontatie - Proces-verbaal van voorbereiding
d.d. 23 juli 2014, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 23 juli 2014, tussen 10:00 uur en 13:30 uur, heb ik, [confrontatieleider 1] generalist intelligence politie Noord Nederland, RIK Groningen met BOA nummer 6011308/2, door de korpsbeheerder aangewezen als ter zake deskundig confrontatieleider van fotobewijsconfrontaties, naar aanleiding van een op 3 juli 2014 gepleegde mishandeling te Groningen, in politiebureau Schweitzerlaan 2 te Groningen, een simultane fotobewijsconfrontatie samengesteld met de bedoeling de medeverdachte: [medeverdachte 1], [geboortedatum 2] in [geboorteplaats 2], te confronteren met 6 foto's van personen, waaronder een foto van de verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum 1] in [geboorteplaats 1]. Deze foto met nr. PLO2GL:14:326 was vervaardigd in juli 2014 en was afkomstig uit het fotobestand van de politie Noord Nederland/Friesland. Alle geselecteerde foto's waren qua formaat, kleur, beeldvulling en lay-out nagenoeg identiek aan de gebruikte foto van verdachte. De foto van de verdachte en de foto's van de figuranten plaatste ik in willekeurige volgorde op de plaatsen met de nummers 1 t/m 6 in een document. De foto van de verdachte kwam op plaats nummer 5.
Een proces-verbaal simultane fotobewijsconfrontatie (begeleider) - Proces-verbaal van tonen d.d. 24 juli 2014, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 24 juli 2014 te 11.20 uur confronteerde ik, [getuigenbegeleider], hoofdagent van politie Groningen, als getuigenbegeleider, op verzoek van de [confrontatieleider 2], in het bureau van politie te Groningen, Hooghoudtstraat 18 [medeverdachte 1] met een fotoselectie van 6 personen. lk liet de fotoselectie ongeveer 23 seconden aan [medeverdachte 1] zien. Terwijl [medeverdachte 1] naar de selectie keek, nam ik het volgende waar: [medeverdachte 1] antwoordde binnen 3 seconden: "Ja ik zie hem. Foto 5. Middelste onderin. Lange wimpers, mond zo. (verdachte tuitte haar lippen). Lippen op elkaar. 1000 %. lk weet het echt heel zeker.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben bij [slachtoffer 3] geweest. Hij had een flex en ik wilde dat hij een fiets voor mij zou openmaken. Hij kwam terug met die fiets en die had toen een lekke band.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 15 juli 2014, opgenomen op pagina 112 e.v. van dossier nummer PL01KG-2014097061 Z d.d. 4 september 2014, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 3], zakelijk weergegeven:
Op maandag 14 juli 2014 ben ik in de [straatnaam 2] te [pleegplaats 3] geschopt en geslagen door een man. Toen ik tegen de man zei dat ik zijn band niet lek had gemaakt schopte hij mij tegen mijn dijbeen. Ik voelde dat hij mij met kracht schopte. Door deze schop voelde ik pijn aan mijn been. Ook heeft de man mij vervolgens een klap op de achterkant van mijn hoofd gegeven. Ook deze klap veroorzaakte pijn. Ik denk dat de man dit met zijn vuist deed.
Een proces-verbaal d.d. 15 juli 2014, opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Gisteravond, maandag 14 juli 2014 tussen 20.00 uur en 20.30 uur kwam er een man bij ons aan de deur. De achterband was lek en [slachtoffer 3] kreeg hiervan de schuld. Ik zag dat de man kennelijk opzettelijk en met kracht [slachtoffer 3] een klap in zijn nek gaf. Ik zag dat hij dat deed met een gebalde vuist. Ik zag hierna dat de man [slachtoffer 3] kennelijk opzettelijk en met kracht schopte. Hij raakte [slachtoffer 3] op een van zijn bovenbenen.
Ten aanzien van het onder 5 eerste en tweede ten laste gelegde
De verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kan mij niet herinneren dat ik iemand heb aangereden op het [weg]. Er zat een vrouw bij mij achterop de motor. Ik droeg geen helm. De man wist dat ik geen motorrijbewijs had.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2014, opgenomen op pagina in dossier nummer PL01KH-2014075265 d.d. 21 juli 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4], zakelijk weergegeven:
Op donderdag 10 juli 2014 omstreeks 11:30 uur fietste ik op het [weg] in [pleegplaats 3]. Ik had voor mij in het kinderzitje mijn 5 jarige [zoontje]. Op een gegeven moment hoorde ik achter mij een motorgeluid en voelde vervolgens dat ik van achter flink geraakt werd. Ik zag dat dit door een motor werd veroorzaakt en zag dat deze motor er met hoge snelheid vandoor ging in de richting van de [brug]. Doordat ik door de motor werd geraakt kwam ik samen met mijn zoontje ten val. Hierdoor heb ik diverse schaafwonden op mijn handen en linkervoet. Tevens zit er een gat in mijn linker broekspijp. Mijn [zoontje] heeft een flinke buil op zijn voorhoofd samen met diverse schaafwonden. Verder heeft hij diverse schaafwonden op zijn handen en knieën.
Een proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 21 juli 2014, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de relatering van [verbalisant], zakelijk weergegeven:
Kort nadat de aanrijding had plaatsgevonden op het [weg] te [pleegplaats 3] werd er een melding gedaan dat een motorfiets die overeenkwam met voorgaande kenmerken op de Mahatma Gandhirotonde te Assen wederom een aanrijding veroorzaakte. Betrokken voertuig: Motor MDFH65 Honda. Bestuurder: [verdachte].
Een proces-verbaal d.d. 11 juli 2014, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [Getuige], zakelijk weergegeven:
Ik ben zojuist op donderdag 10 juli 2014 omstreeks 11:30 uur getuige geweest van een verkeersongeval tussen een fiets en een motorfiets op het [weg] in [pleegplaats 3]. Ik zag dat het een roodkleurige motorfiets was met gele spaken/velgen. Ik zag dat het een soort racemodel was. Ik zag dat de motorfiets bestuurd werd door een man en dat een jonge vrouw achterop zat. Ik zag dat beide personen geen helm droegen. Ik heb een deel van het kenteken gezien en dit begon volgens mij met "[kenteken]".
Een proces-verbaal d.d. 15 juli 2014 inclusief fotobijlagen, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [Getuige] zakelijk weergegeven:
U toonde mij zojuist een afbeelding van een motorfiets. Ik herken deze motorfiets aan de kleur van de motorfiets, het verhoogde duozitje voor de passagier, de schuin omhoog lopende uitlaat en de soort (weinig spaken) en kleur velgen van de motor als de motorfiets waarover ik in mijn vorige verklaring heb verklaard.
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte aangever meerdere malen met kracht tegen zijn hoofd hebben getrapt en geschopt, terwijl hij op dat moment weerloos op de grond lag.
Omtrent de vraag of het opzet van verdachte gericht was op de dood van aangever overweegt de rechtbank als volgt.
Voorop wordt gesteld dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden als gevolg van zijn gedragingen.
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de gebezigde bewijsmiddelen de handelingen van verdachte naar hun aard en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, de aanmerkelijke kans opleverden dat aangever zou komen te overlijden en dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Bij dit oordeel heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat door verdachte en zijn mededader diverse malen met geschoeide voet op intensieve wijze tegen het hoofd van aangever is geslagen en getrapt.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheid dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is met vitale levensfuncties, waaronder het brein, zodat een levensbedreigende situatie kan worden aangenomen. De rechtbank acht de aard van verdachtes gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, reeds naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op en geschikt tot het toebrengen van fataal lichamelijk letsel bij aangever, dat hieruit valt af te leiden dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg welbewust heeft aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van het medeplegen van een poging tot doodslag.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 3 juli 2014 te [pleegplaats 3] met een ander, aan de openbare weg, te weten parkeerterrein van [winkelcentrum] aan de [straat 1], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het
- wegduwen van die [slachtoffer 1] en
- stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en
- roepen van woorden als "schiet ze, schiet ze", althans woorden van gelijke aard
of strekking;
2.
hij op 3 juli 2014 te [pleegplaats 3] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet, tezamen met zijn mededader, die [slachtoffer 2] met kracht heeft geduwd en gestompt, en vervolgens terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen tegen het hoofd en lichaam heeft geschopt en getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 14 juli 2014 te Groningen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), heeft geschopt en gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
5.
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in [pleegplaats 3] aan het [weg], op 10 juli 2014 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan anderen (te weten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]) letsel was toegebracht;
en
hij op 10 juli 2014 te [pleegplaats 3] als bestuurder van een voertuig (motorfiets), daarmee rijdende op de weg, het [weg], zijnde een verplicht fietspad, terwijl hij voor dat voertuig niet in het bezit is van een geldig rijbewijs, van achteren tegen een voor hem rijdende fiets is aangereden en onvoldoende afstand heeft gehouden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1 primair : openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

2 primair : medeplegen van poging tot doodslag

3 : mishandeling

5 onder eerste : overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

5 onder tweede : overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair,
2 primair, 3, 4 primair en 5 onder eerste ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek. Ter zake van het onder 5 onder tweede ten laste gelegde moet verdachte worden veroordeeld tot hechtenis voor de duur van 2 weken en een ontzegging voor het besturen van motorrijtuigen voor de duur van een jaar.
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen die met name het onder 2 primair ten laste gelegde voor het slachtoffer heeft gehad. Voorts heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat verdachte meerdere malen is veroordeeld voor strafbare feiten. Er is geen reden om een deels voorwaardelijke straf te vorderen, nu toezicht door de reclassering niet geïndiceerd is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter zitting niet uitgelaten over een aan verdachte op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag. Hij heeft zonder enige aanleiding samen met zijn medeverdachte tegen het hoofd van aangever getrapt terwijl hij weerloos op de grond lag. Een getuige verklaart zelfs dat dit geweld minutenlang duurde. Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een levensbedreigend gevaar voor aangever in het leven geroepen. Dat het handelen van verdachte geen fatale gevolgen voor het slachtoffer heeft gehad is niet aan verdachte te danken geweest. Verdachte heeft op laffe en grove wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast. Door dergelijk geweld, zeker wanneer dit in het openbaar plaatsvindt, worden algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving aangewakkerd.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld in vereniging. Geen van de aangevers heeft enige aanleiding gegeven tot dit gewelddadig optreden. Door het plegen van openlijk geweld wordt er inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangevers. De vrienden van aangevers waren ongewild getuige van deze incidenten, terwijl openlijk geweld ook in zijn algemeenheid aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving bijdraagt.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5 en artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte heeft op een verplicht fietspad een vrouw en haar zoontje aangereden, terwijl hij op dat moment een motor bestuurde en niet beschikte over een motorrijbewijs. Hoewel hij wist of in elk geval redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de slachtoffers door die aanrijding letsel hadden opgelopen, heeft hij de plaats van het ongeval verlaten. De rechtbank rekent hem dit aan.
De rechtbank ziet verdachte als de initiator van het onder 1 primair en 2 primair gepleegde ernstige geweld en rekent verdachte zijn laakbare gedrag zwaar aan, te meer nu hij hiervoor geen verantwoordelijkheid heeft genomen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging voorts rekening gehouden met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 september 2014 van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte meerdere malen gevangenisstraffen van aanzienlijke duur opgelegd heeft gekregen voor deels ernstige geweldsdelicten.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Ten aanzien van de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen van na te noemen duur.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank minder bewezen verklaart dan de officier van justitie en zij van oordeel is dat de op te leggen straf recht doet aan de aard en ernst van het bewezen verklaarde.

Benadeelde partij (feit 2)

[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde alsmede de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van hoofdelijkheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering moet worden verklaard, nu verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair, 2 subsidiair, 2 meer subsidiair en 2 meer meest subsidiair ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het immateriële deel van de vordering gematigd dient te worden tot een bedrag tussen de € 2.000,- en € 3.000,-.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Het gaat om tot op heden geleden schade. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2014.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank bepaalt dat verdachte niet tot vergoeding van de schade dan wel de proceskosten is gehouden voor zover deze reeds door zijn mededader is voldaan.

Benadeelde partij (feit 4)

[Benadeelde partij] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde alsmede de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering moet worden verklaard, nu verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 primair, 4 subsidiair en 4 meer subsidiair ten laste gelegde.
Beoordeling
Verdachte zal worden vrijgesproken van het hem onder 4 primair, 4 subsidiair en 4 meer subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is, zodat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 62, 141, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 7, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4 primair, 4 subsidiair en 4 meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 5 onder eerste en tweede ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 5 onder eerste ten laste gelegde tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van
30 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 5 onder tweede ten laste gelegde tot:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van
een jaar.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (feit 2)

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 4.215,99 (zegge: vierduizend tweehonderd vijftien euro en negenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2014, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 4.215,99 (zegge: vierduizend tweehonderd vijftien euro en negenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
52 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 215,99 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (feit 4)

Verklaart de benadeelde partij [Benadeelde partij] in de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mrs. L.H.A.M. Voncken en L.C. Bosch, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2014.
Mr. Tebbenhoff Rijnenberg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.