Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.Het onderzoek van de zaak
J.G.J.M. Deckers, werkzaam bij de Jeugdreclassering, Bureau Jeugdzorg, en de moeder van [slachtoffer], zijnde het minderjarige slachtoffer, tevens benadeelde partij.
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
- is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
- is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
- zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
- zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
- er geen bewijs is dat verdachte het slachtoffer met een (bier)fles tegen het hoofd heeft geslagen;
- de getuigenverklaringen over het al dan niet door verdachte geven van een kopstoot niet eenduidig zijn;
- verdachte het slachtoffer niet heeft getrapt, maar hem slechts een tikje op de schouder heeft gegeven om te kijken of het slachtoffer bewoog, zoals is verklaard door verdachte en getuige [getuige 1].
- verdachte aangever [slachtoffer] een kopstoot heeft gegeven;
- verdachte aangever [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen;
- verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangever [slachtoffer] meermalen in het gezicht en in de buik hebben getrapt;
- aangever [slachtoffer] op enig moment met zijn hoofd tegen de grond is geklapt;
- aangever [slachtoffer] ten gevolge van voornoemde handelingen verwondingen had aan hoofd en neus en er toegetakeld uitzag;
- de verwonding aan het hoofd van aangever [slachtoffer] is dichtgelijmd.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
6.De strafbaarheid van verdachte
17 juli 2013 rapportage uitgebracht. Deze deskundige is tot de volgende conclusies gekomen:
- Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis en een cognitief functioneren op licht verstandelijk beperkt niveau, waarvan ook ten tijde van het ten laste gelegde sprake is geweest.
- Voor zover de feiten bewezen worden geacht, is de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte van invloed geweest op zijn gedragskeuzes, dan wel gedragingen, ten tijde van het ten laste gelegde.
- Verdachte is weliswaar in staat het strafrechtelijk ontoelaatbare van zijn gedrag in te zien, maar is op grond van de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in licht verminderde mate in staat zijn wil conform dat besef te bepalen.
7.De oplegging van straf
- een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 35 dagen met aftrek van voorarrest,
- een voorwaardelijke jeugddetentie van 9 maanden, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere vooraarde dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering van de William Schrikker Groep, ook als dit inhoudt dat hij een training of een behandeling moet ondergaan en
- de leerstraf So-Cool (verlengde versie) voor de duur van 50 uur, subsidiair 25 dagen jeugddetentie.
- verdachte ten tijde van het delict 16 jaar oud was;
- verdachte ten tijde van het delict licht verminderd toerekeningsvatbaar was;
- de voorlopige hechtenis en het huisarrest verdachte zeer zwaar zijn gevallen;
- er zich nadien geen incidenten meer hebben voorgedaan;
- verdachte aan het slachtoffer spijt heeft betuigd;
- er van recidive geen sprake is.
8.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
- de benadeelde heeft aangegeven dat hij het meest last heeft gehad van de klap met de bierfles en het vaststaat dat deze klap niet is uitgedeeld door verdachte;
- de medische verklaring niet overeenkomt met de later door de benadeelde partij afgelegde verklaring.
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
- medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
- veroordeelt verdachte voorts tot
- beveelt dat indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht,
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres 2] van een bedrag van € 608,89 (zegge: zeshonderdacht euro en negenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente van 13 februari 2013 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [slachtoffer] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], het bedrag van € 608,89 (zegge: zeshonderdacht euro en negenentachtig eurocent) te betalen, bij niet betaling te vervangen door 12 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2013;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.