ECLI:NL:RBNNE:2014:4954

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2014
Publicatiedatum
10 oktober 2014
Zaaknummer
18.730267-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in Leeuwarden

Op 10 oktober 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 mei 2014, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een mobiele telefoon heeft weggenomen van een slachtoffer in de gemeente Leeuwarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de diefstal gepaard ging met geweld en bedreiging, waarbij de verdachte de telefoon uit de handen van het slachtoffer heeft getrokken en hem bij de keel heeft gegrepen. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke misdrijven, wat de ernst van de zaak vergroot. Tijdens de zitting op 26 september 2014 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de geweldpleging, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank concludeerde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730267-14
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/885243-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 mei 2014, in de gemeente Leeuwarden, op of aan of bij
de [pleegplaats], althans op of aan of bij een of
meerdere openbare weg(en), tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een mobiele telefoon/smartphone (van het [merk]), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen, de mobiele
telefoon uit de handen van die [slachtoffer] heeft getrokken/gerukt en/of (nadat
die [slachtoffer] zijn telefoon/smartphone terug wou) (vervolgens) die [slachtoffer]
bij de keel heeft vastgepakt/gegrepen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] de
woorden heeft toegevoegd: "Je kent ons niet zeker. Hou je bek. Zoek je soms
problemen?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of tegen die
[slachtoffer] geschreeuwd dat hij zijn bek moest houden,
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de
verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in
kracht van gewijsde is gegaan.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk;
- oplegging van reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden van opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een ambulante behandeling bij de AFPN;
- tenuitvoerlegging van de op 2 oktober 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 maanden.

Beoordeling van het bewijs

De raadsman heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat de door de medeverdachte gepleegde diefstal is voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld tegen aangever, nu de verklaring van aangever op dit kernpunt niet door een ander bewijsmiddel wordt ondersteund en er aan de betrouwbaarheid van de aangever kan worden getwijfeld. Zo heeft aangever bijvoorbeeld enkel op aandringen van zijn moeder aangifte gedaan en is er sprake geweest van een warrige situatie, zodat aan de chronologie van handelingen zoals beschreven door aangever kan worden getwijfeld. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat nu er bij gebrek aan bewijs voor geweld en bedreiging van geweld enkel sprake is van diefstal van een telefoon, niet kan worden bewezen dat verdachte zich heeft aangesloten bij de door de medeverdachte gepleegde diefstal en aldus de diefstal heeft medegepleegd. Voorts is de raadsman van mening dat het uit de handen pakken van een telefoon niet als geweld is aan te merken. Ook het bij de keel grijpen van aangever door [medeverdachte]is in zijn visie niet als geweld aan te merken, aangezien dat geen pijn of letsel heeft veroorzaakt.
De rechtbank overweegt het volgende. Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (vgl. o.a. ECLI:NL:HR:2010:BK2094, NJ 2010, 512).
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte]heeft schuldig gemaakt aan - kort gezegd - diefstal met geweld. De verklaring van aangever dat zijn telefoon is weggenomen, wordt ondersteund door de verklaring van verdachte, de verklaring van [getuige] en de telecombevindingen. [medeverdachte] erkent bovendien aangever op straat te zijn tegengekomen. De omstandigheid dat over bepaalde handelingen betreffende het gebruikte geweld of de bedreiging met geweld enkel door aangever wordt verklaard, doet aan het voorgaande niet af nu het wettelijk bewijsminimum zoals dat is vastgelegd in art. 342 Sv de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet ieder onderdeel daarvan. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om de verklaring van aangever - die op diverse onderdelen door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund - op dit punt als onbetrouwbaar aan te merken. Hetgeen de raadsman hieromtrent heeft aangevoerd, maakt dit niet anders.
Uit de hieronder opgenomen bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich bij [medeverdachte]bevond op het moment dat laatstgenoemde de telefoon uit de handen van aangever pakte en dat verdachte een actieve bijdrage heeft geleverd aan de daaropvolgende woordenwisseling en de geuite bedreigingen. Hij heeft zich derhalve geenszins gedistantieerd van de door de medeverdachte gepleegde handelingen. Uit de telecombevindingen leidt de rechtbank bovendien af dat verdachte kort na de diefstal in het bezit is geweest van de telefoon van aangever. Ondanks het feit dat niet is komen vast te staan dat verdachte en de medeverdachte de diefstal tevoren hebben beraamd, is er aldus sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van diefstal met geweld.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het bij de keel grijpen van aangever is aan te merken als geweld in de zin van art. 312 Sr, nu een dergelijke handeling gepaard gaat met de uitoefening van lichamelijke kracht van niet al te geringe intensiteit, terwijl niet is vereist dat door het geweld pijn of letsel is veroorzaakt. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het vorenstaande onvoldoende is komen vast te staan met betrekking tot het uit de handen pakken van de telefoon, zodat de rechtbank deze handeling niet als geweld aanmerkt.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.
De door verdachte op de terechtzitting van 26 september 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 16 mei 2014 ben ik met [medeverdachte]naar de woning van de vader van [medeverdachte] aan de [adres] te [plaats 2] gegaan. Wij kwamen twee jongens tegen met wie wij in gesprek raakten. Enige tijd later kwamen wij deze jongens weer tegen. Ik hoorde dat er een conflict ontstond tussen een van de jongens en [medeverdachte]. Ik heb geschreeuwd dat het moest stoppen en "bek houden" of soortgelijke woorden.
2.
De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2014052061, gesloten op 16 juli 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, d.d. 16 juli 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van [verbalisant] d.d. 16 juli 2014 (p. 11):
Uit de historische gegevens van het [telefoonnummer 1] is gebleken dat er meerdere malen, waaronder op 3 mei 2014 en op 20 mei 2014, contact is geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Na dit telefoonnummer door de bedrijfsprocessensystemen van de politie te hebben gehaald, kwam naar voren dat dit nummer bij ons bekend staat als het telefoonnummer van [mevrouw], geboren op [geboortedatum 2] Uit de GBA gegevens blijkt dat [mevrouw] de moeder is van [verdachte]. Daarbij zijn er contacten geweest met nummers die in de bedrijfsprocessensystemen van de politie bekend staan als de telefoonnummers van [persoon 1], [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4].
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL-2014052061-1, d.d. 18 mei 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer] (p. 71 e.v.):
Afgelopen vrijdagavond 16 mei 2014 kwam ik met [getuige] op de hoek van de [pleegplaats] twee mannen tegen. Ik zag dat de mannen uit een woning kwamen, die op de hoek van de [pleegplaats]stond. Volgens mij moet dat het adres [adres] 71 of 73 zijn. De mannen praatten met ons en vertelden dat ze genaamd waren [verdachte]en [medeverdachte]. Op een gegeven moment gingen ze weer de portiek binnen en gingen wij weer verder. Toen wij weer terug liepen om een uur of elf 's avonds, kwamen wij op de [pleegplaats], weer dezelfde zojuist genoemde mannen tegen. Ik zag dat [getuige] doorliep. Ik hoorde dat de man, die zich [verdachte] noemde, mij aansprak. De mannen zeiden tegen mij dat we hadden afgesproken dat ik iets van hen zou kopen. Ik stond alleen met die mannen en liep door richting[pleegplaats], maar de mannen liepen met mij mee. Omdat ik zei dat ik geen geld had, drongen zij erop aan dat ik mijn vriend zou bellen. Ik pakte mijn smartphone en toonde dat hij leeg was en ik dus niet kon bellen. Ik zag dat de tweede man hierop mijn smartphone uit mijn handen pakte. Ik zag dat hij hem in een tas deed, die hij bij zich droeg. Dat was een zwarte schoudertas. Ik heb meerdere keren gevraagd of ik mijn smartphone terug mocht, maar dat weigerde de man. Toen ik bleef doorvragen, werden beide mannen erg agressief. Ik zag dat de tweede man mij toen bij mijn keel greep. Dat deed verder niet echt pijn, maar ik voelde mij er wel heel erg bedreigd door. Ik hoorde ook dat de mannen zeiden: "Je kent ons niet zeker. Hou je bek. Zoek je soms problemen." Ik was toen te bang om verder nog moeilijk te doen over mijn smartphone.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02SM-2014052061-3, d.d. 22 mei 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer] (p. 74 e.v.):
(V = vraag verbalisant, A = antwoord aangever, O = opmerking verbalisant)
A: De mannen vroegen ons waar wij op school zaten en wij gaven aan dat we op [school] zaten. Toen gaf [medeverdachte] aan dat zijn [familielid] daar ook op school zat.
V: Toen jij je telefoon terug vroeg werden de mannen erg agressief, zei je. Waaraan zag je dat zij agressief werden?
A: De tweede man ([medeverdachte]) greep me bij mijn keel en ze begonnen ze ook meerdere keren te zeggen dat ik mijn bek moest houden, dat ik ze niet kende en dat ik geen problemen moest zoeken. Hij zette zijn hand onderaan mijn hals neer. Hij kneep mijn keel niet dicht maar hij had me wel echt vast.
V: Hoe voelde jij je?
A: Ik werd toen wel echt bang. Ik dacht: "Ik moet hier wegwezen."
V: Op welk moment zeiden de mannen "Je kent ons zeker niet. Hou je bek. Zoek je soms problemen?"
A: Toen ik maar door bleef gaan over mijn telefoon. De tweede man, [medeverdachte], bleef er omheen kletsen dat mijn telefoon weg was dus op een gegeven moment zei ik dat mijn telefoon bij hem in zijn tas zat. Toen pakte hij mij ook direct bij de keel en begonnen ze allebei te schreeuwen dat ik mijn bek moest houden. De eerste man,[verdachte], begon nu mee te doen. Toen ze mijn mobiel afpakten liepen zij door en liep ik achter hen aan.
V: Heb je nog iets eraan toe te voegen?
A: Ik ben op school naar de jongen toegegaan wat het [familielid]zou zijn van de man die zichzelf [medeverdachte] noemde. Ik vroeg of hij een [familielid]had, [familielid]bevestigde dit. Ik vroeg hoe zijn [familielid] heette en antwoordde [familielid] met [medeverdachte]. [familielid] vertelde dat [medeverdachte] in de [wijk]woont in [plaats 1]. In het huis op de [adres] zou een oom wonen.
Bijlage goederen: object: smartphone. [merk].
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R1-2014052061-4, d.d. 22 mei 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige] (p. 80 e.v.):
(V = vraag verbalisant, A = antwoord aangever)
V: Wat is er op vrijdagavond 16 mei 2014 gebeurd?
A: Ik was bij [slachtoffer] en wij kwamen twee mannen tegen voor de [adres] 71. Wij werden aangesproken door de beide mannen. [medeverdachte] vertelde dat hij bij zijn vader logeerde. Na het gesprek zijn wij, [slachtoffer] en ik, doorgelopen naar een parkje. Later kwamen wij de beide mannen weer tegen. En ze spraken ons weer aan. Ik ben doorgelopen naar het huis van [slachtoffer] en heb gewacht bij hem in de achtertuin. Op een gegeven moment kwam [slachtoffer]via de voordeur naar binnen en vertelde dat zijn mobiel gestolen was. Hij zei dat hij zijn mobiel moest pakken en dat zij de mobiel uit de handen hadden gepakt.
2.5.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014052061, d.d. 11 juni 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van [verbalisant] (p. 107 e.v.):
Van het [IMEI-nummer], behorend tot de telefoon van [slachtoffer], zijn de historische gegevens opgevraagd. Hieruit kwam naar voren dat op 17-05-2014 12:27:40 uur tot en met 12:31:56 uur een simkaart in de telefoon heeft gezeten met het [telefoonnummer 1]. Vandaag heb ik, verbalisant, gebeld naar dit nummer en werd de telefoon opgenomen door een persoon die zichzelf voorstelde als [verdachte].
2.6.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R1-2014052061-13, d.d. 10 juni 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte](p. 122 e.v.):
Er staat me wel iets bij dat ik met die jongens gesproken heb. Er staat me bij dat ik het met hen gehad heb over die school en mijn neefje.
2.7.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 02CL114035-GIBBS/02CL114035, d.d. 9 juli 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte (p. 140 e.v.):
Op de hoek bij [medeverdachte] vader heeft [medeverdachte] de telefoon van die jongen afgepakt. We zijn naar de woning van de vader van [medeverdachte] geweest. [medeverdachte] was agressief. We zijn de woning van [medeverdachte] vader ingegaan en zijn later weer naar buiten gegaan. Toen kwam [medeverdachte] die gozers tegen. [medeverdachte] zei tegen die jongen: "Kom, mag ik even bellen?". [medeverdachte] is met de telefoon van die jongen weggegaan.
2.8.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 02CL114035-GIBBS/02CL114035, d.d. 15 juli 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte (p. 147 e.v.):
(V = vraag verbalisant, A = antwoord aangever, O = opmerking verbalisant)
V: Ken jij een [persoon 1]?
A: Ja
V: Ken jij ook een [persoon 2]?
A: Dat was een vriend van mij.
V: Ken jij ook een [persoon 4]?
A: Ik weet wel wie het is.
O: De telefoon die gestolen is, heeft een IMEI nummer. Van dit nummer zijn de historische gegevens opgevraagd. Hieruit kwam naar voren dat er na de straatroof een simkaart met het nummer [telefoonnummer 1] heeft gezeten. Dit nummer is gebeld door de politie en er werd opgenomen met [verdachte]. Ook van dit nummer zijn de historische gegevens opgevraagd en hier komen verschillende nummers naar voren waaronder van: [persoon 1], [persoon 2], [persoon 4] en je moeder.
V: Hoe verklaar jij dan het feit dat er met het nummer nog vele andere nummers zijn gebeld en hier veel vrienden en familieleden van jou tussen zitten.
3.
Een uittreksel uit de op naam van verdachte opgemaakte justitiële documentatie, voor zover inhoudende dat verdachte op 26 november 2013 ter zake onder meer gekwalificeerde diefstal bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis veroordeeld is tot gevangenisstraf.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats Leeuwarden is gelegen in de gemeente Leeuwarden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 16 mei 2014 in de gemeente Leeuwarden op of aan of bij de [adres] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon/smartphone van het [merk] toebehorende aan [slachtoffer] welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader de mobiele telefoon uit de handen van die [slachtoffer] heeft getrokken en nadat die [slachtoffer] zijn telefoon/smartphone terug wou vervolgens die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen en vervolgens die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Je kent ons niet zeker. Hou je bek. Zoek je soms problemen?" en tegen die [slachtoffer] heeft geschreeuwd dat hij zijn bek moest houden, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of aan zijn mededader het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen en terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich tezamen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij met geweld en bedreiging met geweld een telefoon van een ander is weggenomen. Dit feit levert een ernstige aantasting op van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, terwijl verdachte hiermee ook te kennen heeft gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie volgt dat verdachte reeds eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
In het over hem opgemaakte reclasseringsrapport wordt beschreven dat verdachte vanaf juli 2014 op de veelplegerslijst van Friesland staat. De afgelopen twee jaren is een patroon ontstaan van (vermogens)delicten en detenties. In de korte periodes dat hij in vrijheid verkeert, lukt het hem niet om een stabiel leven op te bouwen. Probleemgebieden zijn gebrek aan inkomen, de omgang met vrienden, impulsief gedrag, versterkt door de invloed van middelengebruik. De eerder gediagnosticeerde antisociale persoonlijkheidsstoornis en verstandelijke beperking werken door in zijn gedrag en houding. Verdachte heeft onvoldoende copingvaardigheden om zichzelf in de maatschappij staande te houden. Eerder opgelegd reclasseringstoezicht verloopt moeizaam, aangezien hij afspraken moeilijk nakomt. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Ondanks het eerder moeizaam verlopen reclasseringstoezicht, adviseert de reclassering aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht op te leggen met als bijzondere voorwaarden meldplicht, het volgen van een ambulante behandeling en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Alles afwegend acht de rechtbank een lagere straf dan door de officier van justitie geëist passend en geboden. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat het aandeel van de verdachte beperkt is geweest en dat het toegepaste geweld relatief licht van aard is geweest. De rechtbank zal overgaan tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden van de meldplicht, het volgen van een ambulante behandeling en de opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang verbinden.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 2 oktober 2012, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 29 augustus 2014 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor bewezen verklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 2 oktober 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 43a, 43b en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1.
dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.
dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij de Reclassering Leger des Heils op het adres Floris Versterstraat 2 te Leeuwarden en dat hij zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht;
2.
dat de veroordeelde zich, zolang de reclassering dit nodig acht, op ambulante wijze laat behandelen bij de forensische psychiatrie voor diagnostiek en behandeling of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3.
dat de veroordeelde zal meewerken aan een intake voor een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en vervolgens zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden: 10 oktober 2014.
Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Leeuwarden d.d. 2 oktober 2012, te weten: 4 maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. M. Jansen en
mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2014.
w.g.
Wiersma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Timmermans
locatie Leeuwarden,
Dijkstra

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730267-14
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/885243-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 26 september 2014
Tegenwoordig:
mr. Th.A. Wiersma, voorzitter,
mr. M. Jansen en mr. S. Timmermans, rechters, en
mr. A. Dijkstra, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. T.H. Pitstra.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de oudste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
……
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 10 oktober 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.