ECLI:NL:RBNNE:2014:4749

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
3349275 VV EXPL 14-104
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voorlopige voorziening inzake non-concurrentiebeding en relatiebeding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 29 september 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Aquaserva Group B.V. en [gedaagde] over de naleving van een non-concurrentiebeding. Aquaserva vorderde dat [gedaagde] zou worden verboden om werkzaamheden te verrichten voor concurrenten, waaronder CAG en Amned, en dat hij een voorschot op boetes zou betalen wegens overtreding van het concurrentiebeding. De zaak kwam voor de rechter na een mondelinge behandeling op 1 september 2014, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Aquaserva stelde dat [gedaagde] in strijd met de arbeidsovereenkomst handelde door bij een concurrent in dienst te treden, terwijl [gedaagde] betwistte dat hij aan het non-concurrentiebeding gebonden was, omdat hij de overeenkomst niet had ondertekend en niet op de hoogte was van de inhoud ervan. De kantonrechter oordeelde dat Aquaserva onvoldoende bewijs had geleverd dat [gedaagde] het non-concurrentiebeding had overtreden. De rechter wees de vorderingen van Aquaserva af, waarbij hij ook de omstandigheden rondom de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de rol van [gedaagde] bij de aanbesteding in overweging nam. De rechter concludeerde dat de belangenafweging in het voordeel van [gedaagde] uitviel, en dat Aquaserva in de kosten van het geding werd veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 3349275 VV EXPL 14-104
Vonnis d.d. 29 september 2014
inzake
de besloten vennootschap Aquaserva Group B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats],
eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie,
hierna Aquaserva te noemen,
gemachtigde mr. C.A.C. Schroeten, advocaat te Utrecht (postbus 8558, 3503 RN),
tegen
[gedaagde],
wonende te[plaats],
gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie,
hierna [gedaagde] te noemen,
gemachtigde mr. M. Hoogenboom, advocaat te Rotterdam (Struisenburgstraat 46, 3063 BR).
PROCESGANG
Op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden heeft Aquaserva (zakelijk weergegeven) gevorderd dat de kantonrechter, als voorzieningenrechter, bij wijze van voorlopige voorziening:
[gedaagde] veroordeelt om uiterlijk binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de werkzaamheden te staken bij CAG Asset Management Nederland (hierna: CAG), Amned en het COA, dan wel enige andere werkzaamheden die strijdig zijn met het met hem overeengekomen concurrentie-/relatiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst van 30 december 2010, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] handelt in strijd met dit verbod;
[gedaagde] veroordeelt tot nakoming van het met hem overeengekomen concurrentie-/relatie-/geheimhoudingsbeding d.d. 30 december 2010 en hem te verbieden met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis tot 1 februari 2015 werkzaamheden, van welke aard dan ook, tegen betaling of om niet, voor of ten behoeve van CAG, Amned, het COA en/of aan haar gelieerde vennootschappen, uit te voeren, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] in strijd handelt met dit verbod;
3. [gedaagde] veroordeelt om uiterlijk binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te betalen een voorschot op de direct opeisbare boetes van € 111.500,00 (bestaande uit een direct opeisbare boete van € 10.000,00 en (203 x € 500,00) € 101.100,00 voor elke dag dat [gedaagde] in overtreding is sinds 1 februari 2014 tot en met 21 augustus 2014), dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, wegens het in strijd met het overeengekomen concurrentiebeding op of na 1 februari 2014 verrichten van werkzaamheden voor CAG, Amned, het COA en/of aan haar gelieerde vennootschappen;
4. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over het voorschot van € 111.500,00 vanaf de dag van betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5. [gedaagde] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een voorschot op de buitengerechtelijke proces- en incassokosten tot aan de dag der dagvaarding begroot op € 1.260,00;
6. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure;
7. althans een voorziening treft, zoveel mogelijk in de lijn en de strekking van de hiervoor gevorderde voorzieningen.
[gedaagde] heeft de vordering in conventie bestreden. In voorwaardelijke reconventie, dus voor zover de conventionele vordering (deels) toewijsbaar zou zijn, vordert [gedaagde] dat de kantonrechter:
primair het non-concurrentiebeding terzijde stelt dan wel opschort, zolang de bodemrechter geen uitspraak heeft gedaan over de vraag of [gedaagde] gebonden is aan het non-concurrentiebeding en die uitspraak van de bodemrechter niet in kracht van gewijsde is gegaan en subsidiair bepaalt dat Aquaserva steeds tegen het einde van iedere kalendermaand een bedrag aan [gedaagde] verschuldigd is, welk bedrag ten minste gelijk is aan het huidige maandsalaris van [gedaagde], te vermeerderen met de boete(s) waarop Aquaserva tegenover [gedaagde] aanspraak maakt, en voorts [gedaagde] toestaat dat hij bedoeld bedrag mag verrekenen met enige geldvordering van Aquaserva op hem;
Aquaserva veroordeelt in de kosten van dit geding, vermeerderd met rente;
Aquaserva veroordeelt tot het betalen van nakosten.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 september 2014. Partijen (Aquaserva vertegenwoordigd door [naam]) en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet, mede aan de hand van de door de gemachtigden van Aquaserva opgestelde pleitaantekeningen. Tevens was aanwezig [naam] namens de huidige werkgever van [gedaagde]. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
Partijen is na de mondelinge behandeling de gelegenheid geboden nader overleg te voeren om tot een minnelijke regeling te komen.
Bij brieven van 15 september 2014 hebben partijen de kantonrechter bericht dat het niet is gelukt een minnelijke regeling te treffen.
Vervolgens is uitspraak bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1
Tussen partijen staat het volgende vast.
1.2
Aquaserva is een landelijk opererende onderneming die zich toelegt op het verrichten van diensten op het gebied van veilig beheer van technische installaties in gebouwen en woningen. Aquaserva voorziet, zo stelt zij, haar klanten van advies over hoe ze efficiënt met hun installaties kunnen omgaan, met name gericht op water- en energiebesparing.
1.3
[gedaagde] is op 1 juni 2008 bij Aquaserva B.V., welke onderneming inmiddels deel uitmaakt van Aquaserva, in dienst getreden als (junior) technisch adviseur.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 1 februari 2014.
1.4
[gedaagde] is loodgieter en heeft zich gedurende zijn loopbaan gespecialiseerd in legionellapreventie.
1.5
Gedurende zijn dienstverband bij Aquaserva heeft [gedaagde] diverse functies vervuld, waaronder van medio 2010 tot september 2012 de functie van manager advies, maar na laatstgenoemde datum is [gedaagde] teruggetreden uit deze functie en heeft hij tot einde dienstverband (weer) gewerkt als technisch adviseur. In deze functie hield hij zich bezig met de technische advisering van installaties, specifiek op het gebied van de legionellapreventie.
1.6
Tijdens het dienstverband heeft [gedaagde] ook gewerkt voor de – tot voor kort – belangrijkste klant van Aquaserva, het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (hierna: COA).
1.7
[gedaagde] is per 1 februari 2014 in dienst getreden bij Amned, in de functie van projectleider uitvoering. Amned, waarvan Belle Holding mede-aandeelhouder en bestuurder is, houdt zich blijkens het handelsregister bezig met "advies en beheer van gebouwen, met name de bouwkundige en installatietechnische aspecten".
1.8
Op 4 april 2014 heeft het COA na een Europese aanbesteding -waaraan ook Aquaserva deelnam- het perceel legionellapreventie (voorlopig) gegund aan de Combinatie CAG Consult Air Group/ Amned.
1.9
CAG Consult Air Group B.V., waarvan blijkens het handelsregister Belle Holding enig aandeelhouder en bestuurder is, houdt zich bezig met advisering in lucht- en waterkwaliteit en hygiëne in gebouwen.
1.1
Bij brief van 8 augustus 2014 heeft Aquaserva, bij monde van haar directeur
P. Smeulders, onder meer het volgende aan [gedaagde] bericht:
“Recent ben ik er onmiskenbaar van op de hoogte gesteld dat u werkzaamheden verricht via CAG/AMNED bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Dit is in strijd met de arbeidsovereenkomst die u op 30 december 2010 met Aquaserva hebt afgesloten, met name artikel 9. Ik leg u dan ook een boete op van € 10.000,- vermeerderd met een bedrag van € 500,- per dag met ingang van 1 februari 2014. Ik verzoek u en voor zover nodig sommeer ik u om onmiddellijk die werkzaamheden te staken.”
1.11
Bij e-mail van 13 augustus 2014 heeft [gedaagde] daarop als volgt gereageerd:
“Op 8 augustus ontving ik een brief waarin ik wordt gewezen op schending van bepalingen uit mijn arbeidsovereenkomst. Ik weet eerlijk gezegd niet wat je bedoelt. Is het mogelijk dat je mij een kopie stuurt van de arbeidsovereenkomst waaraan je refereert.”
1.12
[gedaagde] heeft zijn werkzaamheden bij Amned tot op heden voortgezet.

2.Het standpunt van Aquaserva

Samengevat en zakelijk weergegeven komt het standpunt van Aquaserva op het volgende neer.
Partijen zijn op 30 december 2010 door middel van een arbeidsovereenkomst een non-concurrentie-/relatie-/geheimhoudingsbeding aangegaan. Met de indiensttreding bij CAG/Amned heeft [gedaagde] zowel het non-concurrentie- als het relatiebeding overtreden.
Bij afweging van de wederzijdse belangen dient het belang van Aquaserva zwaarder te wegen dan het belang van [gedaagde]. De vorderingen van Aquaserva moeten daarom worden toegewezen en de voorwaardelijke tegenvordering afgewezen.

3.Het standpunt van [gedaagde]

Het standpunt van [gedaagde] laat zich, zakelijk weergegeven, als volgt samenvatten.
stelt dat hij zich niet kan herinneren dat hij op 30 oktober 2010 een (nieuwe) arbeidsovereenkomst heeft getekend. Hij beschikt slechts over de arbeidsovereenkomst die hij bij aanvang van zijn dienstverband heeft gesloten, waarin slechts een geheimhoudingsbeding is opgenomen. [gedaagde] betwist ook eind 2010 te zijn gewezen op de aard en strekking van de thans aan de orde zijnde (verzwaarde) bedingen. De op de overeenkomst van 31 december 2010 geplaatste handtekening wijkt ook af van de handtekening op het rijbewijs van [gedaagde]. [gedaagde] stelt dan ook dat hij niet kan worden gehouden aan de in de arbeidsovereenkomst van 30 december 2010 opgenomen bedingen, reden waarom de vorderingen van Aquaserva moeten worden afgewezen. Subsidiair betwist hij, mede aan de hand van diverse ontkrachtende verklaringen -van o.m. het COA- op enigerlei wijze bij de aanbestedingsprocedure te zijn betrokken of op andere wijze het bedrijfsdebiet van Aquaserva, voor zover hij daar al over beschikte, in gevaar te hebben gebracht. Door zijn -uitsluitend- technische functie beschikt [gedaagde] ook niet over de daarvoor relevante informatie. Gelet op het belang van het behoud van zijn baan als kostwinner meent [gedaagde] dat van hem niet gevergd kan worden dat hij zijn functie bij Amned, met de ter zitting aangeboden aanpassingen, prijs te geven. Mochten de vorderingen van Aquaserva (deels) worden toegewezen, dan dienen de voorwaardelijke tegenvorderingen eveneens te worden toegewezen.

4.De beoordeling

4.1
Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de aard van de vordering mee dat Aquaserva een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vorderingen.
4.2
De vorderingen van Aquaserva zijn gebaseerd op artikel 9 van de arbeidsovereenkomst van 30 december 2010. Dit artikel luidt als volgt:
“9.1 Werknemer zal tijdens en na het einde van de arbeidsovereenkomst strikte geheimhouding betrachten omtrent de onderneming van werkgever, één en ander in de ruimste zin des woords, daaronder begrepen de zakelijke relaties van werkgever, tenzij werkgever vooraf schriftelijk toestemt in het doen van uitlatingen daaromtrent.
9.2
Het is werknemer niet toegestaan om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever gedurende een periode van 12 maanden na beëindiging van de onderhavige arbeidsovereenkomst in Nederland in enigerlei vorm een zaak gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan het bedrijf van werkgever te vestigen, drijven of mede drijven, in dienstverband of anderszins daarin werkzaam te zijn, hetzij direct, hetzij indirect, hetzij om vergoeding, hetzij om niet, alsook financieel in welke vorm ook bij een dergelijk bedrijf belang te hebben.
9.3
Werknemer verbindt zich gedurende 12 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst zich ervan te zullen onthouden contacten te (doen) leggen en/of te (doen) onderhouden, en/of aan te gaan, op welke manier dan ook, zowel direct als indirect, zowel voor zichzelf als voor derden, met klanten, of andere relaties van werkgever, zulks ongeacht op welk initiatief het contact komt. Onder relaties dient ten deze te worden verstaan die bedrijven, ondernemingen en/of instellingen in wier opdracht, al dan niet direct, werkgever gedurende de laatste twee jaar van het dienstverband met werknemer werkzaamheden heeft verricht, alsmede die klanten aan wie werkgever gedurende de laatste twee jaar van het dienstverband offerte heeft uitgebracht en/of van wie werkgever gedurende die periode een aanvrage tot het doen van een offerte heeft ontvangen.”
4.3
Het belangrijkste geschil tussen partijen betreft de status van het non-concurrentiebeding, zoals hiervoor in artikel 9.2. omschreven.
Uit dit beding volgt dat [gedaagde] tot 1 februari 2015 -kort gezegd- niet bij een werkgever in dienst mag treden die een zaak drijft, gelijksoortig of aanverwant aan Aquaserva.
Vast staat dat [gedaagde] per 1 februari 2014 bij Amned in dienst is getreden en Aquaserva stelt dat [gedaagde] daarmee het non-concurrentiebeding heeft geschonden.
4.4
Vooropgesteld zij dat bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van een non-concurrentiebeding als uitgangspunt heeft te gelden het fundamentele (grond)recht van de werknemer op een vrije arbeidskeuze. Daar staat tegenover dat de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft om zijn bedrijfsbelangen te beschermen. De wetgever heeft, gegeven dit spanningsveld, de mogelijkheid geschapen om door middel van een non-concurrentiebeding het recht op vrije arbeidskeuze in te perken, maar daaraan strikte voorwaarden verbonden. Een van de belangrijkste voorwaarden is dat partijen de inperking nadrukkelijk schriftelijk zijn overeengekomen en dat de reikwijdte van die inperking voor de werknemer kenbaar is. Een restrictieve uitleg is daarbij op zijn plaats, terwijl voorts terzake omvang en handhaving van de inperking de wederzijdse belangen van werkgever en werknemer tegen elkaar moeten worden afgewogen.
4.5.
Beantwoording van de vraag of een werknemer aan een non-concurrentiebeding kan worden gehouden, dan wel dit beding daadwerkelijk heeft overtreden -waarbij cruciaal is of de werknemer het bedrijfsdebiet van zijn (voormalig) werkgever daadwerkelijk in gevaar brengt of heeft gebracht-, is veelal afhankelijk van de feitelijke invulling van de zaak. Omdat een kort geding zich niet leent voor -ingeval van betwisting van de feiten- nader feitenonderzoek, moet op basis van de beschikbare en voldoende vaststaande feiten worden beslist. De maatstaf daarbij is of op basis van die voorhanden feiten, voorshands oordelend, in voldoende mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter tot toewijzing van het gevorderde zal kunnen komen.
4. 6. Gelet op de beschrijving in het handelsregister van de bedrijfsactiviteiten van Aquaserva en Amned kan, naar voorlopig oordeel van de kantonrechter, weliswaar niet in strikte zin worden gesproken van gelijksoortige of aanverwante bedrijfsactiviteiten, maar in de feitelijke bedrijfsuitoefening zijn zij dat wel.
De omschrijving van de bedrijfsactiviteiten van Aquaserva is ruim geredigeerd (naast advies, inspectie en keuring van installaties:
alle loodgieterswerkzaamheden), maar de tot de groep behorende onderneming Aquaserva B.V. houdt zich in het bijzonder bezig met de bestrijding van bacteriën in (drink)waterinstallaties en klimaatbeheersing.
Amned houdt zich in ruime zin bezig met de advisering inzake bouwkundige en installatietechnische aspecten van gebouwen, maar werkt nauw samen cq is nauw verbonden met CAG Consult Air Group B.V. (hierna: CAG) die zich in het bijzonder richt op lucht- en waterkwaliteit en hygiëne in gebouwen. Beide bedrijven -Aquaserva en Amned, althans Amned in combinatie met CAG - hebben ook ieder afzonderlijk ingeschreven op de openbare aanbesteding inzake de legionellabestrijding van de COA, welke aanbesteding ten gunste van de Combinatie Amned/CAG is uitgevallen. In die zin zijn Aquaserva en Amned dan ook niet alleen gelijksoortig wat betreft hun bedrijfsactiviteiten, maar ook (althans in samenwerking met CAG en daar waar het de legionellabestrijding betreft) elkaars concurrenten.
4.7.
Op grond van het voorgaande zou onverkorte toepassing van het non-concurrentiebeding het -voorlopig- oordeel rechtvaardigen dat [gedaagde] tot 1 februari 2015 niet bij Amned in dienstbetrekking mag treden en ook niet had mogen treden. In zoverre lijken daarmee de vorderingen van Aquaserva in beginsel toewijsbaar.
Desalniettemin zal de voorzieningenrechter in het kader van dit kort geding daartoe niet overgaan. Het volgende is redengevend.
4.8.
Als verststrekkend verweer heeft [gedaagde] betwist het contract, waarin de non-concurrentiebepaling is opgenomen, te hebben ondertekend. Opvallend is dat [gedaagde] stelt slechts te beschikken over een arbeidscontract, dat bij aanvang van zijn dienstverband -met Aquaserva B.V.- is overeengekomen. In dit contract, waarbij [gedaagde] in dienst trad als junior (technisch) adviseur is slechts een geheimhoudingsbepaling opgenomen. Het onderhavige non-concurrentiebeding dateert van 31 december 2010 en is volgens Aquaserva overeengekomen, toen Aquaserva B.V. opging in Aquaserva (Group). [gedaagde] betwist echter niet alleen dit contract te hebben getekend; ook betwist hij destijds duidelijk te zijn geïnformeerd over de verzwaring van de in dit contract opgenomen bedingen en de daaruit voortvloeiende beperking van zijn arbeidskeuzevrijheid. Dat er geen non-concurrentiebeding gold, blijkt volgens [gedaagde] voorts uit het feit dat hij hierop bij zijn vertrek niet is gewezen, terwijl volgens [gedaagde] bij Aquaserva bekend was waar hij ging werken, en Aquaserva -om andere redenen- thans pas in actie komt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter behoeft dit gemotiveerde verweer nader onderzoek. In elk geval kan niet reeds thans worden geoordeeld dat in een bodemprocedure de rechter tot het oordeel zal komen dat [gedaagde] het non-concurrentiebeding is overeengekomen en daaraan is gebonden.
4.9.
Daar komt bij dat [gedaagde] in 2010 is aangesteld in een managersfunctie maar daaruit medio 2012 weer is teruggetreden, waarna hij wederom is tewerkgesteld in zijn "oude" functie van technisch adviseur. Voor zover Aquaserva belang had bij een verzwaring van het non-concurrentiebeding in 2010 in verband met de leidinggevende functie van [gedaagde], is dit belang in 2012 komen te vervallen. Mede gelet op de aan Aquaserva (Group) verbonden ruime formulering van de bedrijfsactiviteiten is het beding daarmee ook aanzienlijk zwaarder gaan drukken, hetgeen in de belangenafweging een rol dient te spelen.
4.10.
Tot slot heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij bij Aquaserva is vertrokken nadat zich bij herhaling problemen voordeden rond de maandelijkse salarisbetaling en Aquaserva voorts nalatig bleef in de afdracht van de ingehouden pensioenbijdragen. [gedaagde] heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat daarvoor collectief -onder leiding van een vakorganisatie- gerechtelijke procedures zijn gevoerd en zelfs een faillissementsaanvrage is gedaan.
De voorzieningenrechter acht deze omstandigheden van voldoende gewicht om een rol te spelen bij de beoordeling van de vraag of en in hoeverre de bodemrechter, zo al sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen non-concurrentiebeding, [gedaagde] aan dit beding in volle omvang gebonden zal houden.
4.11.
Aquaerva heeft de overtreding door [gedaagde] en haar belang bij toewijzing van het gevorderde onderbouwd aan de hand van de door haar verloren aanbesteding in 2014 voor legionellabestrijding bij het COA. [gedaagde] heeft evenwel diverse stukken overgelegd, waaronder een verklaring van het COA, waaruit blijkt dat [gedaagde] daarmee geen enkele bemoeienis heeft gehad en dat de kennis op basis waarvan de Combinatie Amned/CAG heeft ingeschreven met name afkomstig was van een voormalig aandeelhouder van Aquaserva, die Amned/CAG bij de aanbesteding adviseerde. Voorts heeft [gedaagde] onweersproken gesteld dat hij, voor zijn vertrek bij Aquaserva, al 1 ½ jaar niet meer in een leidinggevende positie werkzaam was en uit dien hoofde ook geen toegang meer had tot cruciale bedrijfsgegevens, waarmee hij het bedrijfsdebiet van Aquaserva zou kunnen schaden. Overigens is gesteld noch gebleken dat het geheimhoudingsbeding, waaraan [gedaagde] zich wel gebonden acht, door hem is geschonden, terwijl vast staat dat [gedaagde] thans geen commerciële functie heeft.
Gelet op de hardnekkige juridische strijd tussen de hiervoor genoemde voormalig aandeelhouder en de huidige eigenaar van Aquaserva lijkt het er veeleer op dat Aquaserva "over het hoofd van [gedaagde] heen" deze voormalig aandeelhouder, die kennelijk de huidige werkgever van [gedaagde] en/of CAG adviseert maar daarin geen bestuurlijke rol speelt, wenst te treffen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit achterhoedegevecht bij de belangenafweging tussen partijen in het kader van dit non-concurrentiebeding echter geen rol spelen.
4.12.
Met betrekking tot het relatiebeding overweegt de kantonrechter als volgt.
Niet betwist is dat [gedaagde] is aangenomen door Amned in de functie van projectleider uitvoering, een technische functie waarbij hij sedertdien is ingezet bij werkzaamheden bij de Rijksgebouwendienst (RGD). Aquaserva heeft niet gesteld dat dit een klant van haar was.
Los van de vraag of tussen partijen een relatiebeding is overeengekomen, heeft [gedaagde] de overtreding daarvan dan ook betwist. Voor zover Aquaserva heeft aangevoerd dat [gedaagde] door Amned is tewerkgesteld bij het COA, is dat in zijn algemeenheid betwist, zij het dat is erkend dat [gedaagde] -gezien de ligging van zijn woonplaats- incidenteel bij het COA in het noorden is ingezet. Ter zitting is toegezegd dat dit, ter voorkoming van problemen, tot 1 februari 2015 niet meer zal gebeuren.
Voor het overige heeft Aquaserva overtredingen van het relatiebeding niet onderbouwd.
4.13.
Alles afwegende acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat de bodemrechter, zo al in rechte komt vast te staan dat sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen non-concurrentie- en relatiebeding, tot het oordeel zal komen dat [gedaagde] dit beding heeft overtreden en hem voorts tot betaling van de gevorderde boetebedragen zal veroordelen. De vorderingen van Aquaserva worden dan ook afgewezen.
4.14.
Ter zitting heeft de huidige werkgever van [gedaagde] er mee ingestemd dat [gedaagde] tot 1 februari 2015 niet zal worden ingezet bij de vestigingen van het COA, teneinde recht te doen aan het (al dan niet overeengekomen) relatiebeding. Bij wege van ordemaatregel zal deze toezegging bindend worden opgelegd.
4.15.
Nu de vorderingen in conventie worden afgewezen, behoeven de door [gedaagde] voorwaardelijk in reconventie ingestelde vorderingen geen beoordeling.
4.16.
Aquaserva zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. De over deze kosten gevorderde rente zal worden toegewezen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis. De meegevorderde nakosten komen eveneens voor toewijzing in aanmerking, een en ander zoals geformuleerd in het dictum.
BESLISSING IN KORT GEDING
De kantonrechter:
verstaat dat [gedaagde] tot 1 februari 2015 geen werkzaamheden zal verrichten in een der vestigingen van het COA;
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Aquaserva in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 400,00 voor salaris van de gemachtigde, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis;
veroordeelt Aquaserva in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Aquaserva niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
verklaart de veroordeling tot betaling van de proceskosten en de nakosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Oostdijk, kantonrechter, en op 29 september 2014 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: wj/ejo