Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
doe ik u hierbij retour komen de bankverklaring. (…)"
3.Het geschil
4.Het standpunt van [A]
5.Het standpunt van Friesland Bank
6.De beoordeling van het geschil
daartoe bestemdeakte, die op grond van artikel 3:94 lid 1 BW - naast mededeling aan de schuldenaar - vereist is voor een geldige levering van zodanige vordering. [A] heeft in dit verband weliswaar verwezen naar de door makelaar DTZ Zadelhoff opgestelde en door Rielease ondertekende conceptkoopovereenkomst, maar de tekst van die overeenkomst wijst er naar het oordeel van de rechtbank niet op dat deze bestemd is tot overdracht van de vordering op grond van de bankgarantie door Rielease aan Boer. De enkele vermelding in de conceptkoopovereenkomst dat per de datum van levering de bankgarantie door verkoper aan koper ter hand zal worden gesteld, is onvoldoende (zie ook gerechtshof Amsterdam, 9 april 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:1141). Er is daarmee geen sprake van een situatie dat een tot overdracht bestemde vordering - overeenkomstig artikel 3:84 lid 2 BW - in voldoende mate door de akte wordt bepaald.
jegens de notarisniet gehouden om nader onderzoek te doen of aan de voorwaarden voor het vervallen van de bankgarantie is voldaan. De notaris dient als een professionele partij te worden aangemerkt van wie verwacht mag worden dat hij weet hoe te handelen ten aanzien van (het retourneren van) bankgaranties bij de afwikkeling van een (vastgoed)transactie. Friesland Bank mocht er in haar verhouding tot [A] dan ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat het terugzenden van de bankgarantie door [A] het vervallen van de bankgarantie impliceerde.