ECLI:NL:RBNNE:2014:4181

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2014
Publicatiedatum
26 augustus 2014
Zaaknummer
135184 KG ZA 14-188
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in bewijsbeslag en onrechtmatig handelen door ex-werknemers en concurrent

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Farmex Milieutechniek B.V. een kort geding aangespannen tegen [A] en Fabiton Prefab Bouwsystemen B.V. met als doel inzage te verkrijgen in documenten die onder bewijsbeslag zijn gelegd. Farmex stelt dat [A], een voormalig werknemer, en Fabiton onrechtmatig hebben gehandeld door vertrouwelijke bedrijfsinformatie te gebruiken om concurrentie te voeren. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Farmex afgewezen, omdat niet is aangetoond dat [A] het concurrentiebeding, het relatiebeding of het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. De rechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat [A] en Fabiton onrechtmatig hebben gehandeld door gebruik te maken van vertrouwelijke informatie van Farmex. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Farmex geen rechtmatig belang heeft bij de gevorderde inzage in de in beslag genomen documenten, en heeft de vorderingen in conventie afgewezen. Tevens zijn de beslagleggingen op de documenten van [A] en Fabiton opgeheven, en is Farmex veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: C/17/135184 / KG ZA 14-188
vonnis in kort geding van 27 augustus 2014
inzake
de besloten vennootschap
FARMEX MILIEUTECHNIEK B.V.,
gevestigd te Drachten,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. H. de Boer te Leeuwarden,
tegen

1.[A],

wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. E.W. Kingma te Leeuwarden,
2. de besloten vennootschap
FABITON PREFAB BOUWSYSTEMEN B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. T. Binnema te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna afzonderlijk "Farmex", "[A]" en "Fabiton" worden genoemd. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk "[A] c.s." worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Farmex heeft [A] c.s. in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare terechtzitting van 14 augustus 2014.
1.2.
Farmex heeft toen op de bij dagvaarding vermelde gronden en na vermindering van eis gevorderd dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. bepaalt dat Farmex inzage krijgt in en door afgifte de beschikking krijgt over afschriften, kopieën dan wel uittreksels van al hetgeen (alle bescheiden zowel digitaal als schriftelijk) onder het onderhavige bewijsbeslag bij [A] c.s. in beslag is genomen, beperkt tot als productie 8 overgelegde lijst met relaties en behoudens voor zover het privacy- en bedrijfsgevoelige informatie betreft, althans een zodanige (andere) beslissing neemt als zij in goede justitie geraden acht;
II. beveelt dat [A] c.s. de betreffende inzage en afgifte dienen te gehengen en te gedogen;
III. bepaalt dat de gerechtelijke bewaarder een eerste selectie zal maken van de gegevens waarin Farmex inzage krijgt en een opgave van deze selectie aan [A] c.s. dient voor te leggen, waarna [A] c.s. gedurende twee werkdagen de gelegenheid krijgen om tegen afgifte of inzage van bepaalde documenten bezwaar te maken, indien die documenten, naar het oordeel van [A] c.s., niet voldoen aan de omschrijving van de hierboven genoemde gegevens en als nader in het vonnis gegeven en bepaalt dat [A] c.s. geacht worden hun bezwaren niet te handhaven, als zij hun bezwaren niet binnen een termijn van zeven dagen na het schriftelijk kenbaar maken van hun bezwaren door dagvaarding van Farmex ter beoordeling hebben voorgelegd aan de voorzieningenrechter;
IV. [A] c.s. hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten ten bedrage van € 131,00, één en ander te voldoen met ingang van 14 dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan die der algehele voldoening.
1.3.
De behandeling van het kort geding heeft tegelijkertijd met de behandeling van het
kort geding in de zaak van Farmex tegen [A] - bij deze rechtbank bekend onder het zaak-
/rolnummer C/17/135798 / KG ZA 14-212 - plaatsgevonden.
1.4.
Voorafgaand aan de terechtzitting hebben zowel [A] als Fabiton een
(afzonderlijke) conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie ingediend.
1.4.1.
[A] vordert in reconventie dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar
bij voorraad, Farmex veroordeelt om met onmiddellijke ingang het gelegde bewijsbeslag op te
heffen onder onmiddellijke teruggave van alle bescheiden die zij of door haar ingeschakelde hulppersonen tot zich hebben genomen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,- per dag of dagdeel dat Farmex hiermee in gebreke blijft, met veroordeling van Farmex in de kosten van het geding.
1.4.2.
Fabiton vordert in reconventie dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. het gelegde bewijsbeslag, bekend staand onder zaaknummer 134875 KG RK 14-287, en het gelegde derdenbeslag onder BAM, bekend staand onder zaaknummer 135550 KG RK 14-328, met onmiddellijke ingang opheft, met bepaling dat het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis kan dienen als titel om de opheffing kenbaar te maken aan derden-beslagenen;
2. Farmex veroordeelt om binnen 24 uur na het wijzen van het vonnis alle stukken en bescheiden, alsmede alle kopieën daarvan, aan Fabiton te retourneren, onder gelijktijdige verschaffing aan Fabiton van een ambtelijk stuk van de deurwaarder, waaruit blijkt dat alle stukken, alle bescheiden en alle kopieën daarvan zijn geretourneerd aan Fabiton, met bepaling dat Farmex voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij in strijd handelt met enig deel van deze veroordeling, aan Fabiton een dwangsom verbeurt van € 100.000,-;
3. Farmex veroordeelt in de kosten van het geding.
1.5.
Ter terechtzitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, waarbij hun
advocaten gebruik hebben gemaakt van pleitnotities. Over en weer hebben partijen geconcludeerd tot afwijzing van de vordering(en) van de wederpartij.
1.6.
Partijen hebben producties overgelegd.
1.7.
Het vonnis is - bij vervroeging - bepaald op heden.

2.De feiten

2. In dit kort geding zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1.
Farmex (ook wel genoemd: Famitec) is een onderneming die zich onder meer bezighoudt met het ontwerpen, (doen) fabriceren en leveren van betonnen mestsilo's.
2.2.
[A] is tot 1 februari 2014 in dienst geweest van Farmex, in de functie van bedrijfsleider. Per deze datum heeft Farmex - na verkrijging van een ontslagvergunning - de arbeidsovereenkomst opgezegd. In de arbeidsovereenkomst was in artikel 4.2. een relatiebeding opgenomen en in artikel 4.3. een concurrentiebeding. Tevens bevatte de arbeidsovereenkomst een geheimhoudingsbeding. [A] is thans als ZZP-er werkzaam als interim projectleider bij Romein Beton te Dodewaard.
2.3.
Tot 19 september 2013 was Farmex Holding B.V. (enig) aandeelhoudster van Farmex. Bestuurder van Farmex was tot die datum Farmex Beheer B.V. Beide vennootschappen werden bestuurd door de heer [B] (hierna: [B]) die tevens enig aandeelhouder van deze vennootschappen was.
2.4.
[B] had in 2011 aangegeven tot verkoop van zijn bedrijf (lees: Farmex) te willen overgaan. In dat kader hebben [A] en diens (toenmalige) collega's [C] en [D] overnamegesprekken met [B] gevoerd. In 2012 hebben [A], [C] en [D] een concrete bieding gedaan, waarbij is gesproken over de vennootschap Aquastruct B.V. (hierna te noemen: Aquastruct) als overnemende partij. Uiteindelijk is het niet tot een bedrijfsovername gekomen.
2.5.
[B] heeft het bedrijf uiteindelijk per 19 september 2013 verkocht aan de heer [E], thans de directeur van Farmex.
2.6.
[A]'s (voormalige) collega's [D], [C] en [F] hebben hun dienstverband met Farmex opgezegd tegen respectievelijk 12 maart 2014, 3 februari 2014 en 17 maart 2014.
2.7.
Fabiton is een onderneming die zich bezighoudt met het vervaardigen van betonproducten voor de bouw/agrarische sector en, sinds kort, eveneens (wederom) met het (doen) fabriceren van betonnen mestsilo's. Bestuurder en enig aandeelhouder van Fabiton is de heer [G], die van 1997 tot 2004 bij Farmex heeft gewerkt.
2.8.
Bij verzoekschrift van 4 juni 2014 heeft Farmex verlof gevraagd tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag onder [A] en Fabiton. In dit rekest stelt zij onder meer:
"(…) 6. Al snel ontstond het vermoeden bij Famitec dat haar inmiddels oud-werknemers, inclusief [A], de krachten hadden gebundeld met het kennelijke doel Famitec te beconcurreren door op dezelfde markt actief te worden.
Dit vermoeden werd versterkt toen Famitec constateerde dat enkele reeds door haar voorbereide transacties plotseling werden afgezegd, dan wel dat lopende onderhandelingen werden afgebroken.
Het bleek dat Fabiton met de betreffende projecten aan de haal ging, ook al had zij voordien met de betreffende opdrachtgevers nog geen contact gehad.
Uit nader onderzoek bleek het Famitec vervolgens dat Fabiton, bij het verwerven van de opdrachten, gebruik had gemaakt van offertes, tekeningen en/of berekeningen van Famitec op hetzelfde project (!).
Daarbij "dook" Fabiton onder de prijzen van Famitec.
Voor Famitec stond de samenspanning tussen [A] c.s. enerzijds en Fabiton anderzijds vast toen Fabiton op 11 maart 2014 plotseling op Facebook bekend maakte dat zij nu ook betonnen (mest)silo's aanbood, en wel van hetzelfde type (Muleby Systemtank 1A, afgekort MST1A) als van Famitec!(productie 1).
7. Op grond van bovenstaande vermoedde Famitec al snel kwade bedoelingen bij haar gewezen werknemers. Inmiddels was het Famitec ook ter ore gekomen dat zij allen tot een nieuw samenwerkingsverband waren gekomen, te weten Aquastruct B.V. te (4904 SJ) Oosterhout aan de Beneluxweg 13.
Hoewel Aquastruct op dat moment nog niet actief was, hebben de betreffende activiteiten plaatsgehad door Fabiton, met de medewerking van [A].
8. Omdat Famitec inmiddels voldoende aanwijzingen had dat haar oud-medewerkers, inclusief [A], al tijdens hun dienstverband met Famitec doende waren om een concurrerend, eigen bedrijf op te zetten en daartoe mogelijkerwijs bedrijfsgegevens-/geheimen van Famitec zich hadden toegeëigend, heeft Famitec forensisch onderzoek daar naar laten doen door Forensicon B.V. te Leeuwarden.
Forensicon heeft in de periode maart/april 2014 onderzoek verricht, onder meer naar de door voormalig werknemers van Famitec gebruikte computers en/of laptops en/of andere multimedia-apparaten.
Ondanks het feit dat betrokkenen, zo bleek, veel informatie hadden weggemaakt van de door hen gebruikte digitale apparatuur, heeft Forensicon sommige van die verwijderde informatie weer terug kunnen halen.
Uit de onderzoeksrapporten van Forensicon is gebleken dat de vermoedens van Famitec juist waren.
Gebleken is dat [A], [D], [C] en [F] reeds tijdens hun dienstverband met Famitec actief bezig zijn geweest om een eigen - aan Famitec concurrerend - bedrijf op te zetten.
Ook is gebleken dat zij ten behoeve daarvan vertrouwelijke bedrijfsinformatie en/of eigendommen van Famitec zich hebben toegeëigend en hebben gekopieerd naar eigen, privé computers en/of andere digitale informatie-apparatuur.
Ook is uit de rapporten gebleken dat [A] actief contacten is aangegaan met Fabiton (al dan niet in samenwerking met de andere hierboven genoemde oud-medewerkers) teneinde doelgericht projecten waar Famitec al mee bezig was, weg te kapen. Daarbij is gebruik gemaakt van kennis en know how van Famitec.
(Nota bene: Alle oud-medewerkers van Famitec hadden tijdens hun dienstverband zelf - namens Famitec - onderhandelingen gevoerd met de betreffende opdrachtgevers.
9. Uit de resultaten van het onderzoek zoals door Forensicon is uitgevoerd op de computer (harde schijf) en de laptop van [A] blijkt dat met voldoende zekerheid geconstateerd kan worden dat [A] vertrouwelijke bedrijfsgegevens en/of eigendommen van Famitec heeft gekopieerd en verplaatst naar eigen (privé)computers en/of andere digitale gegevensdragers. Famitec wijst op deze rapporten d.d. 30 april 2014(productie 2)en 7 mei 2014(productie 3).
(…)
10. Ten aanzien van het doorsturen van berichten en documenten van het zakelijke naar het privé e-mailadres is nog het volgende van belang. [A] had door middel van een persoonlijke SSL-vpn code direct toegang tot alle documenten en bestanden van Famitec. Het was derhalve voor het uitvoeren van de werkzaamheden van [A] voor Famitec niet noodzakelijk om berichten naar een privé e-mailadres te sturen. Dit gebeurde dus puur voor eigen gebruik van de informatie, buiten het zicht van Famitec.
11. Hoewel Forensicon niet alle gegevens die [A] van zijn computer/laptops heeft verwijderd heeft kunnen terughalen, is Famitec niettemin geschrokken van de omvang van de bedrijfsgegevens en/of eigendommen die [A] van haar onrechtmatig heeft ontvreemd en heeft meegenomen (onder meer door het overzetten naar zijn privé computers). Famitec vreest dan ook dat [A] veel meer concurrentiegevoelig en/of privacygevoelig materiaal heeft gekopieerd waarmee Famitec al dan niet via Fabiton en/of - wellicht te zijner tijd - Aquastruct ernstige schade zal worden aangedaan.
Reeds nu al ondervindt Famitec de schadelijke gevolgen van het onrechtmatig handelen van [A].
Famitec wijst op de volgende concrete projecten die, om aanvankelijk voor Famitec onbegrijpelijke redenen, aan haar neus voorbij zijn gegaan, dan wel waarin Fabiton zich op ongekende wijze heeft gemengd.
Ad Schiphol
In het verleden had Famitec op Schiphol al enkele silo's geïnstalleerd voor opdrachtgever BAM Infratechniek Midden-West B.V. Schiphol wenste enkele silo's daaraan toe te voegen. Reeds in maart 2013 is Famitec door Schiphol bij die opdracht betrokken.
Uiteindelijk is de offerteaanvraag van Schiphol in februari 2014 bij Famitec binnengekomen. Schiphol wenste dezelfde silo's als de vorige keer en omdat zij wist dat Famitec dit type kon leveren was haar keuze op Famitec gevallen.
Famitec was dan ook met stomheid geslagen dat Schiphol, kort nadat Famitec haar offerte had ingediend, liet weten de opdracht niet te zullen gunnen maar aan Fabiton. En dat, terwijl Fabiton zoals gezegd voorheen geen silo's leverde. Het kan dan ook geen toeval zijn dat Fabiton ten tijde van de offerteaanvraag van Schiphol op haar facebook-pagina liet weten dat zij inmiddels ook silo's in haar assortiment had (nota bene van hetzelfde type als Famitec!).
Bij navraag bij Schiphol bleek dat Fabiton exact dezelfde silo's als Famitec had aangeboden, maar net iets goedkoper. (….) Het kan niet anders dan dat Fabiton via [A] de technische offertegegevens van Famitec heeft gebruikt om de opdracht voor de neus van Famitec weg te kapen.
Ad Mestsilo Koning Gaast
Ook hier betrof het een offertetraject voor een mestsilo. In de laatste fase van het gunningstraject, waarbij opdrachtgever voornemens was om het werk aan Famitec te gunnen, werd Famitec plotseling geconfronteerd met een concurrerende aanbieding van Fabiton.
(…)
Ook in dit geval moet Fabiton, via [A], bedrijfsgegevens van Famitec hebben gebruikt. Ten eerste had Fabiton anders nooit van de opdracht afgeweten en ten tweede had zij nooit op zo'n korte termijn een complete offerte kunnen aanbieden.
De beide hierboven genoemde voorbeelden laten zien dat concreet misbruik is gemaakt van bedrijfsgeheimen/eigendommen van Famitec. In het geval van Schiphol heeft Famitec daardoor concreet schade geleden. Immers, zonder het handelen van [A]/Fabiton had zij de opdracht gegund gekregen. De enige reden waarom het niet is doorgegaan is dat Fabiton vlak onder de prijs van Famitec is gaan zitten (voor exact hetzelfde product!).
Omdat Famitec nog veel meer projecten/offertes heeft lopen, waarbij zowel [A] als de overige betrokkenen inhoudelijk mee van doen zijn geweest, vreest Famitec nog veel meer schade indien haar bedrijfsgegevens onrechtmatig worden ingezet.
Uit de rapporten van Forensicon blijkt dat [A] c.s. bedrijfsgegevens van Famitec tot zich heeft genomen maar de omvang daarvan zal pas kunnen blijken nadat onderzoek is gedaan naar de privé- c.q. bedrijfscomputers van [A] respectievelijk Fabiton.
(…)
13. (...) Uit het rapport van Forensicon van 7 mei 2014 blijkt overduidelijk dat Fabiton en [A] actief contact met elkaar onderhielden, kennelijk door onder meer overeenkomsten (?!) met elkaar af te sluiten, al dan niet in combinatie met de onderneming Envitec, de leverancier van Famitec.
Uit het rapport blijkt ook dat nauw aan die contacten gelieerd was - blijkbaar - een businessplan en een planning voor Aquastruct, zoals gezegd de nieuwe onderneming van [A], [D], [C] en [F].
Onder deze omstandigheden, en overigens de wetenschap dat Fabiton projecten waar Famitec bij betrokken was heeft weggekaapt door "onder de prijs te duiken" maakt aannemelijk dat Fabiton zich op haar beurt schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatig handelen jegens Famitec.
Bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend door misbruik te maken van het onrechtmatig handelen van [A] (het verduisteren en/of stelen van bedrijfsgeheimen), wetende dat die gegevens onrechtmatig in het bezit waren gekomen van [A]. Fabiton/De Vries moet die gegevens herkennen als zijnde afkomstig van Famitec, terwijl Fabiton bovendien tot voor kort zelf niet actief was op de markt van betonnen (mest)silo's.
(…)
14. Famitec heeft recht en belang om ter conservering van bewijsmateriaal te verzoeken beslag te mogen leggen ten laste van [A] en Fabiton op de bij [A] thuis c.q. op de bedrijfslocatie van Fabiton aanwezig zijnde data zoals voorkomend op digitale gegevensdragers als computers, laptops en iPhones, iPads, dan wel andersoortige tablets en/of smartphones in gebruik bij [A] en/of Fabiton, ook voor zover deze data (slechts) op papier aanwezig zijn.
Famitec vraagt verlof tot het leggen van conservatoir (bewijs)beslag op onder meer de navolgende bescheiden:
- Administratie, waaronder maar niet beperkt tot offertes, opdrachtbevestigingen en facturen voor zover die betrekking hebben op Famitec dan wel klanten van Famitec dan wel derden die onder onrechtmatige concurrentie, dan wel de werking van het geheimhoudingsbeding en/of het relatiebeding en/of het concurrentiebeding vallen, en
- (Technische) tekeningen en berekeningen van Famitec al dan niet voorzien van haar bedrijfslogo (versie blauw en groen/geel), en
- Kostprijsberekeningen van Famitec al dan niet voorzien van haar bedrijfslogo, en
- Offertes en/of opdrachtbevestigingen van Famitec met betrekking tot projecten en/of acquisitieprojecten van Famitec, en
- Verkoopadministratie, en
- Bankadministratie, en
- (E-mail)correspondentie met opdrachtgevers/opdrachtnemers van Famitec, zowel ten tijde van het dienstverband van [A] bij Famitec als daarna, en
- Overige eigendommen van Famitec, al dan niet voorzien van haar bedrijfslogo,
onder meer voor zover bovenstaande bescheiden, gegevens en/of documenten betrekking hebben op, maar niet beperkt tot de hierboven genoemde door Forensicon geconstateerde projecten en/of klanten en/of opdrachtgevers van Famitec, waartoe in elk geval behoren de in de alsproductie 8bijgevoegde lijst opgenomen relaties van Famitec.
Het bewijsbeslag wordt uitdrukkelijk beperkt tot de in het lichaam van dit verzoekschrift bedoelde bewijs en zal zich niet uitstrekken tot meer of anders.
Voorts wordt het bewijsbeslag in de tijd beperkt tot de periode: 1 januari 2013 tot en met 3 juni 2014. (…)"
2.9.
Bij beschikking van 4 juni 2014 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het gevraagde verlof verleend. M. van Geest, werkzaam bij Riscon Arnhem B.V. (hierna: Riscon) is als gerechtelijk bewaarder aangewezen. Op 10 juni 2014 is vervolgens bewijsbeslag ten laste van [A] (in zijn woning) en Fabiton (in haar bedrijfspand) gelegd.
2.10.
Op 12 juni 2014 heeft de heer [H] (hierna: [H]), werkzaam als gediplomeerd particulier onderzoeker bij Riscon schriftelijk verklaard:
"Ik, [H], (…) heb op dinsdag 10 juni 2014 als assistent van de deurwaarder de heer L. Wendt meegeholpen bij het bewijsbeslag dat plaats vond bij de heer[A] wonende aan [adres] te [woonplaats]. Tijdens dit beslag zijn er een tweetal dingen voorgevallen waarna de heer L. Wendt mij heeft gevraagd om een verklaring en duidelijke uitleg te schrijven.
Dropbox
Na binnenkomst kreeg ik toegang tot de tablet (iPad) van de heer [A]. Op deze tablet zag ik dat er gebruik werd gemaakt van meerdere 'cloud' diensten, één daarvan is Dropbox.
(…)
De Dropbox app (applicatie) was aangemeld en het account was afgeschermd met een password. Aangezien de heer [A] had aangegeven mij toegang te willen verschaffen tot zijn spullen, zodat wij deze konden uitzoeken, heb ik hem om de toegangscode gevraagd. Na enige tijd, circa 30 seconden, verklaarde de heer [A], dat hij de toegangscode niet meer wist.
Om toch toegang te krijgen tot de bestanden die in Dropbox bewaard werden ben ik gaan kijken of de laptop misschien toegang had tot de clouddienst. Terwijl ik dit aan het doen was, onder het toeziend oog van de deurwaarder (de heer L. Wendt), verscheen er een melding op de tablet (deze stond nog steeds open) waarin stond dat de toegang tot het Dropbox account was ontzegd. Doordat Dropbox de mogelijkheid biedt meerdere apparaten aan één account te koppelen, biedt Dropbox ook de mogelijkheid de toegang per apparaat te beheren en deze te ontzeggen. Iedereen met toegang tot het Dropbox account heeft de mogelijkheid dit te doen, het is relatief simpel. Deze melding verdween vóór er een screenshot van gemaakt kon worden.
E-mail
Terwijl er verder werd gekeken naar de e-mail op hetzelfde tablet viel er nog iets opmerkelijks op. De e-mail die in de standaard (Apple) e-mail applicatie stond was voor het laatst bijgewerkt de dag voor de beslaglegging (maandag 09 juni 2014), maar bij het openen van een e-mail zagen wij dat alle e-mails stuk voor stuk verdwenen.
De e-mail applicatie op de tablet download in eerste instantie alleen 'berichtkoppen', dit om zo min mogelijk ruimte te gebruiken en het verversen te versnellen. Pas wanneer er een e-mail wordt geopend download de applicatie de rest van de e-mail. De mailbox was compleet gewist en er was niets van terug te vinden op de iPad."
2.11.
De kantonrechter van de locatie Leeuwarden van deze rechtbank heeft bij vonnis in kort geding van 24 juni 2014 het concurrentiebeding zoals opgenomen in de tussen [A] en Farmex bestaan hebbende arbeidsovereenkomst vanaf 1 februari 2015 geschorst, totdat de bodemrechter ter zake eventueel anders beslist.
2.12.
[H] heeft bij e-mail van 9 juli 2014 aan de advocaat van Farmex nog aanvullend verklaard:
"Toen de e-mail verdween heeft de deurwaarder de heer [A] er op aangesproken dat na de Dropbox ook met de e-mail geknoeid was.De reactie van de heer [A] was ontkennend, hij zei dat hij van niets wist en dat het misschien zijn vrouw was die het deed (zij was toen niet aanwezig maar waarschijnlijk wel door de heer [A] geïnformeerd)."
2.13.
Farmex heeft op 29 juli 2014 aangifte gedaan tegen [A] ter zake van artikel 198 Sr, zijnde onttrekking aan het (bewijs)beslag door [A].
2.14.
[I], accountmanager bij het bedrijf Struyk Verwo Aqua BV, heeft bij e-mail van 24 juli 2014 aan [G], de directeur van Fabiton, medegedeeld:
"Voor wat betreft de silo's op het werk Schiphol kan ik jouw mededelen dat de tip over dit werk van mij komt. Gezien het contact dat wij hebben in het algemeen heb ik jullie getipt over het werk met de vraag of Fabiton aan de vraag kon voldoen met betrekking tot de silo's.
Aangezien ik toentertijd ben gebeld over het werk op Schiphol en ik reeds al heel lang op Schiphol loop voor diverse producten van Struyk Verwo Aqua.
Kwam ook de vraag bij mij binnen over producten die wij niet in ons assortiment hebben en 1 daar van was voor jullie aangezien de relatie die wij hebben heb ik jullie daarvan op de hoogte gesteld. En het is geslaagd voor jullie."
2.15.
Farmex heeft tevens ten laste van Fabiton conservatoir derdenbeslag gelegd onder een opdrachtgever van Fabiton, te weten BAM Infratechniek Midden West B.V. (hierna te noemen: BAM).

3.De beoordeling van het geschil

in conventie
3.1.
Farmex legt aan haar vorderingen - samengevat - het volgende ten grondslag. Uit de onderzoeksrapporten van Forensicon blijkt dat [A] niet alleen het concurrentiebeding, het relatiebeding en het geheimhoudingsbeding uit zijn arbeidsovereenkomst met Farmex heeft geschonden, maar tevens dat hij anderszins onrechtmatig jegens Farmex handelt. [A] is nog tijdens zijn dienstverband actief en substantieel bezig geweest om een concurrerende onderneming op te zetten, samen met een aantal ex-collega's van Farmex. Voorts blijkt uit de rapporten van Forensicon dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid [A], al dan niet via Fabiton en/of Aquastruct, stelselmatig en substantieel het bedrijfsdebiet van Farmex afbreekt, door klanten en/of leveranciers van Farmex af te nemen met behulp van kennis en gegevens die hij tijdens zijn dienstbetrekking heeft verkregen. Ook Fabiton heeft onrechtmatig jegens Farmex gehandeld door bedrijfsgeheimen van Farmex (via [A]) te bemachtigen en daarvan, later, misbruik te maken door daarmee klanten/opdrachtgevers van Farmex te benaderen. Als voorbeeld hiervan kan het project 'Schiphol' worden genoemd, dat Fabiton voor de neus van Farmex heeft weggekaapt, terwijl Fabiton voordien niet op de markt van betonnen (mest)silo's actief was én het een hele specifieke silo betreft. Ook het project 'Koning Gaast' is op een dergelijke wijze bijna door Fabiton binnengehaald ten koste van Farmex. Farmex heeft er gezien het vorenstaande een rechtmatig (en spoedeisend) belang bij dat zij op zo kort mogelijke termijn - krachtens artikel 843a Rv - inzage kan krijgen in de inbeslaggenomen gegevens en documenten, te meer nu zij vreest dat [A]/Fabiton/Aquastruct meer opdrachten, met gebruikmaking van bedrijfsgegevens van Farmex, voor haar neus zullen wegkapen. Hiermee kan aan Farmex nog meer schade worden toegebracht. De bescheiden waarop de vorderingen van Farmex zien, heeft zij nodig als bewijsmateriaal in een bodemprocedure die zij jegens [A] en Fabiton wil entameren op grond van onrechtmatige daad en/of toerekenbaar tekortschieten.
3.2.
[A] voert - samengevat en voor zover van belang - het volgende verweer. [A] betwist dat hij het concurrentiebeding, het relatiebeding en/of het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst met Farmex zou hebben overtreden. Dit verwijt van Farmex blijkt niet uit de overgelegde onderzoeksrapporten van Forensicon. Evenmin heeft [A] anderszins onrechtmatig jegens Farmex gehandeld. Van misbruik van bedrijfsgeheimen van Farmex is, anders dan Farmex meent, geen enkele sprake geweest. Evenmin is gebleken dat [A] klanten en/of leveranciers van Farmex zou hebben weggenomen of haar bedrijfsdebiet zou hebben afgebroken, al dan niet in samenwerking met Fabiton. [A] is niet verbonden aan Aquastruct, en hij is niet betrokken geweest bij het verkrijgen door Fabiton van de opdracht voor het project 'Schiphol'. Voorts stelt [A] dat in het onderhavige geval niet is voldaan aan de eisen die artikel 843a Rv stelt ter zake inzage in de bescheiden waarvan in dit kort geding concreet inzage wordt gevorderd. Er is geen sprake van een rechtsbetrekking die deze inzage rechtvaardigt, Farmex heeft geen rechtmatig belang bij de gevorderde inzage aannemelijk gemaakt en Farmex heeft ten slotte niet gesteld welke 'bepaalde bescheiden' zij wenst in te zien. De thans gevorderde inzage moet als een 'fishing expedition' worden bestempeld, zo stelt [A]. Bedacht dient tevens te worden dat Farmex het (vermeende) bewijs waarvan zij thans inzage wenst ook op een voor [A] minder bezwarende wijze zou kunnen verkrijgen, bijvoorbeeld door het doen horen van getuigen in het kader van een voorlopig getuigenverhoor. Overigens had het beslagverlof naar de mening van [A] nimmer mogen worden verleend en is er ook meer in beslag genomen dan waartoe het verleende beslagverlof strekte.
3.3.
Fabiton voert - samengevat en voor zover van belang - het volgende verweer. Fabiton heeft niet onrechtmatig jegens Farmex gehandeld. Er is geen sprake van dat Fabiton via ex-werknemers van Farmex, zoals [A], projecten heeft binnengehaald waarvoor Farmex ook 'in de markt was'. Evenmin heeft Fabiton bij het verkrijgen van projecten gebruikgemaakt van bedrijfsgegevens van Farmex. Fabiton heeft geen vertrouwelijke bedrijfsinformatie van Farmex van [A] gekregen. Ten aanzien van het project 'Schiphol' geldt specifiek dat Fabiton daarbij is getipt door één van haar relaties. Van het wegkapen van dit project is dan ook geen sprake geweest. Ten aanzien van het project 'Koning Gaast' geldt dat Koning reeds een relatie van Fabiton was. Er staat niets aan in de weg dat Fabiton haar relaties zoals Koning op de hoogte brengt van het feit dat zij thans eveneens mestsilo's bouwt. Alle offertes en calculaties zijn door Fabiton zelf opgesteld, in samenwerking met Aquastruct. Informatie van Farmex is niet bij Fabiton aanwezig. Fabiton heeft in het verleden ook eerder mestsilo's geleverd. De kennis daaromtrent was en is bij Fabiton - dat zich richt op de agrarische sector - dus reeds aanwezig. Het idee om wederom mestsilo's te gaan bouwen, leefde al langere tijd omdat de markt waarop Fabiton opereert de laatste jaren slechter is geworden. Dit idee is al ontstaan voordat Fabiton in contact kwam met (de inmiddels) ex-werknemers van Farmex. Ten onrechte suggereert Farmex het tegendeel, aldus Fabiton. Farmex heeft bovendien geen alleenrecht op het bouwen van silo's. Overigens staat het Fabiton vrij om samen te werken met Aquastruct, het bedrijf waarbij ex-werknemers van Farmex betrokken zijn. Ten slotte voert Fabiton - gelijk [A] - aan dat in dezen niet is voldaan aan de eisen die artikel 843a Rv stelt ten aanzien van een vordering tot inzage in documenten en gegevens. Er bestaat geen rechtmatig belang bij de gevorderde inzage, er doet zich slechts een vermoeden voor van het bestaan van bepaalde bescheiden bij Fabiton waarmee sprake is van een 'fishing expedition' en er staan gewichtige reden in de weg aan de inzage, nu met het in beslag nemen van de gehele administratie van Fabiton allerlei bedrijfsgevoelige informatie op straat kan komen te liggen. Fabiton heeft er daarom groot belang bij dat de gevorderde inzage niet wordt toegestaan. De vordering tot inzage is overigens ook ongeschikt om in kort geding te behandelen gezien de complexiteit van het onderhavige geschil.
3.4.
De voorzieningenrechter stelt bij haar beoordeling allereerst het navolgende voorop.
Inleidende overwegingen
3.5.
Naar aanleiding van het verweer van [A] dat het verlof nimmer verleend had mogen worden, overweegt de voorzieningenrechter het navolgende. Het verlof tot het leggen van bewijsbeslag als zodanig is geen onderwerp van deze kort geding procedure. Het verlof als zodanig heeft slechts gelegitimeerd dat de deurwaarder op de in het verlof aangegeven plaatsen tot inbeslagname is overgegaan. Het verlof dekt echter niet de feitelijke gang van zaken bij deze inbeslagname. Het verlof leidt evenmin tot de conclusie dat de door Farmex in het inleidend rekest aangedragen feiten en omstandigheden in dit (latere) geding voor juist zouden moeten worden gehouden. In dit kort geding - waarin [A] en Farmex voor de eerste keer in rechte aan het woord komen over de verwijten aan hun adres - dienen de argumenten van partijen over en weer tegen elkaar te worden afgewogen.
Het rechterlijke verlof om het bewijsbeslag te leggen geeft géén verdergaande aanspraken dan de bewaring van de in beslag genomen bescheiden; noch het verlof, noch de beslaglegging zelve geven de beslaglegger dan ook recht op afgifte, inzage of afschrift. De procedure om inzage te verkrijgen in de in beslag genomen documenten en gegevens is een zelfstandige bevoegdheid (zie HR 8 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV8510).
3.6.
In zijn arrest van 13 september 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ9958) heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat het leggen van een bewijsbeslag óók in niet-IE-zaken mogelijk is. Daarbij heeft de Hoge Raad overwogen dat de beslaglegging slechts kan plaatsvinden onder de in artikel 843a Rv gestelde voorwaarden en dus ook dat de beslaglegging slechts betrekking kan hebben op bescheiden in de zin van die bepaling (waaronder ook digitale bestanden dienen te worden begrepen). In het eerste lid van artikel 843a Rv is bepaald dat hij die daarbij (i) rechtmatig belang heeft - op zijn kosten - (ii) inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarbij hij partij is, (iv) van degene die deze bescheiden ter zijner beschikking of onder zich heeft.
3.7.
Aan de stelplicht van degene die verlof voor bewijsbeslag vraagt moeten hoge eisen worden gesteld, zo vervolgt de Hoge Raad in genoemd arrest. In het inleidende verzoekschrift tot het leggen van bewijsbeslag moeten de in beslag te nemen bescheiden zo precies als in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van de verzoeker kan worden verlangd te worden omschreven, omdat de beslaglegging niet op een 'fishing expedition' mag neerkomen. Het beslag mag ook slechts worden gelegd op de in het verzoekschrift genoemde bescheiden. Voorts dient de verzoeker zijn belang bij de beslaglegging voldoende aannemelijk te maken en feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat de beslaglegging met het oog daarop noodzakelijk is. Voormelde eisen gelden naar het oordeel van de voorzieningenrechter - mutatis mutandis - óók voor de in vervolg op de beslaglegging gevraagde inzage in documenten en gegevens.
3.8.
Artikel 843a Rv biedt niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan, in dit geval, Farmex slechts vermoedt dat deze bestaan en dat zij wel eens steun kunnen geven aan haar stellingen (zie gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11 maart 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2005). De vordering tot inzage kan ook als aan de (cumulatieve) voorwaarden van artikel 843a lid 1 Rv is voldaan, overigens worden afgewezen wegens gewichtige redenen of omdat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ook zonder de gevorderde gegevens een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd.
Inhoudelijk
3.9.
Het op artikel 256 Rv gebaseerde verweer van Fabiton dat het onderhavige geschil te complex is om in kort geding te worden beslist, zal worden verworpen. De zaak is door partijen uitgebreid toegelicht, mede waardoor de voorzieningenrechter zich thans voldoende geïnformeerd acht. Overigens noopt ook de vordering in reconventie - waarvan Fabiton stelt dat zij groot en spoedeisend belang bij toewijzing daarvan heeft - ertoe dat het geschil inhoudelijk in kort geding wordt beoordeeld.
3.10.
Het spoedeisend belang bij de vorderingen van Farmex wordt voldoende aanwezig geacht. Farmex heeft aangevoerd dat zij voornemens is om een bodemprocedure tegen [A] c.s. te starten en op grond van onrechtmatige daad en/of toerekenbaar tekortschieten schadevergoeding van [A] c.s. wil vorderen. In die procedure wil zij zich beroepen op de inhoud van de in beslag genomen documenten en gegevens. De voorzieningenrechter merkt dit aan als een voldoende spoedeisend belang bij de gewenste inzage (vgl. ook het sub r.o. 3.8. genoemde arrest).
3.11.
In deze zaak gaat het er in de kern genomen om of ten aanzien van
[A]heeft te gelden of hij het concurrentiebeding, het relatiebeding en het geheimhoudingsbeding uit zijn arbeidsovereenkomst met Farmex heeft geschonden, of hij tijdens zijn dienstverband doende is geweest om een concurrerende onderneming op te zetten, en of hij, al dan niet middels Fabiton en/of Aquastruct, het bedrijfsdebiet van zijn ex-werkgever Farmex heeft afgebroken door klanten en/of leveranciers van Farmex af te nemen met behulp van kennis en gegevens die hij tijdens zijn dienstbetrekking heeft verkregen. Ten aanzien van
Fabitongaat het er in de kern genomen om of Fabiton onrechtmatig jegens Farmex heeft gehandeld door bedrijfsgeheimen van Farmex (via [A] en/of andere ex-werknemers) te bemachtigen en daarvan, later, misbruik te maken door daarmee klanten/opdrachtgevers van Farmex weg te kapen. Stelplicht en bewijslast ter zake liggen bij Farmex.
3.12.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de voorzieningenrechter door Farmex aan het door artikel 843a Rv gestelde vereiste van een rechtsbetrekking waarbij zij partij is voldaan (vgl. ook het sub r.o. 3.8. genoemde arrest).
[A]
3.13.
In dit kort geding dient er in het licht van het vonnis van de kantonrechter van 24 juni 2014 - waartegen door [A] weliswaar hoger beroep is ingesteld, maar waarop ten tijde van de mondelinge behandeling nog geen beslissing was genomen - vooralsnog van te worden uitgegaan dat [A] jegens Farmex nog steeds (zij het in de tijd beperkt) is gebonden aan het concurrentiebeding uit de tussen partijen bestaan hebbende arbeidsovereenkomst.
3.14.
Op grond van de (uitgebreide) rapportages van Forensicon acht de voorzieningenrechter het op zichzelf voorstelbaar dat bij Farmex in eerste instantie de gedachte heeft postgevat dat er iets aan de hand was op het gebied van mogelijk gebruik van (vertrouwelijke) bedrijfsgegevens en concurrentie door voormalig werknemers, waaronder [A]. Uit die rapportages blijkt immers dat er op de (zakelijke) computer en laptop van [A] een groot aantal bestanden is aangetroffen over onder meer het oprichten van Aquastruct BV, alsmede dat [A] een groot aantal bestanden heeft doorgestuurd naar zijn g-mail account.
Inmiddels is er van de zijde van [A] uitdrukkelijk en gemotiveerd verweer ter zake gevoerd, op grond waarvan de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat onvoldoende aannemelijk is dat er sprake is van toerekenbaar tekortschieten en/of onrechtmatig handelen van [A]. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.15.
Forensicon heeft kennelijk stukken aangetroffen in de computer(s) van [A], die in de richting wijzen van het opzetten van een - concurrerende - onderneming, althans het ontplooien van concurrerende activiteiten, door [A], in samenwerking met een aantal (ex-)collega's van Farmex. Hierbij is naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenwel direct nuancering geboden, nu voldoende aannemelijk is geworden dat [A] en genoemde collega's vanaf 2011 geruime tijd - uiteindelijk zonder resultaat - met de toenmalige DGA van Farmex, [B], hebben onderhandeld over een overname van de onderneming van Farmex. Het laat zich heel wel denken dat - geheel dan wel ten dele - de aangetroffen stukken mede in dat licht dienen te worden bezien. Voldoende aannemelijk geworden is tevens dat [A] uiteindelijk niet (als deelnemer) betrokken is bij de uiteindelijk door ex-werknemers opgerichte vennootschap Aquastruct.
3.16.
Het verzenden van bedrijfsgegevens van de werk e-mail naar de privé e-mail van [A] (g-mail) wijst naar voorlopig oordeel niet in de richting van het ontplooien van concurrerende activiteiten of het misbruiken van bedrijfsgegevens, nu, mede op grond van overgelegde verklaringen van voormalige collega's, voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat werknemers van Farmex met een (zakelijke) smartphone g-mail (mede) gebruikten ten behoeve van hun werkzaamheden, zodat zij, ook als zij geen verbinding hadden met hun werk e-mail, de doorgestuurde berichten konden lezen. Vooralsnog valt daarmee geenszins uit te sluiten dat de informatie die [A] naar zijn g-mail account heeft gestuurd is gebruikt ten behoeve van Farmex. Opgemerkt dient ook te worden dat uit de rapporten van Forensicon afgeleid kan worden dat er diverse e-mails naar de g-mail account van [A] zijn verstuurd die zien op projecten waarmee Fabiton en/of Aquastruct niets te maken hebben.
3.17.
Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet gebleken is dat [A] op enigerlei wijze een vinger in de pap heeft gehad ten aanzien van de offertetrajecten van Farmex met betrekking tot de projecten 'Schiphol' en 'Koning Gaast'. Meer concreet is niet gebleken dat er ter zake deze projecten enig contact tussen [A] en Fabiton is geweest en/of dat [A] Fabiton vertrouwelijke bedrijfsgegevens van Farmex heeft toegespeeld. Enkel vermoedens in die richting van de zijde van Farmex leggen in dit verband onvoldoende gewicht in de schaal.
3.18.
Ter zake de door [A] aan Fabiton toegezonden filmpjes van een virtuele boerderij is in dit kort geding niet meer komen vast te staan dan dat Fabiton [A] heeft gevraagd om deze filmpjes - die gewoon openbaar op internet ter inzage waren - toe te zenden. Op geen enkele wijze is aannemelijk gemaakt door Farmex dat het hier handelde om vertrouwelijke bedrijfsgegevens.
3.19.
De door Farmex gestelde gang van zaken met betrekking tot de Dropbox en de e-mails op de iPad, zoals nader beschreven door [H] voornoemd in zijn verklaringen en ter zitting uitgebreid besproken, roept naar voorlopig oordeel minst genomen vraagtekens op of [A] iets heeft trachten te (laten) verhullen. Die
enkeleomstandigheden leveren, vooralsnog, echter onvoldoende aanwijzing op van schending van enig contractueel beding dan wel onrechtmatig handelen van [A] in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen.
Fabiton
3.20.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat - hetgeen tussen partijen ook niet in geschil is - niet is gebleken van enig IE-recht van Farmex op de door haar geleverde betonnen mestsilo van het type MST 1A Mulbery. Farmex kan in zoverre geen bescherming met betrekking tot (de levering van) deze mestsilo claimen. Evenmin is gebleken dat, los van enig IE-recht, genoemde specifieke silo tot de bedrijfsgeheimen van Farmex kan worden gerekend of dat haar enige andere vorm van exclusiviteit ter zake toekomt.
3.21.
De stelling van Farmex is dat haar ex-werknemer [C] Fabiton met de uitwerking van het idee om mestsilo's te gaan verkopen, heeft geholpen en dat [A] daarbij eveneens betrokken was. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is van zodanige betrokkenheid van [A] in dezen niet concreet gebleken. Het enkele - verder niet voldoende onderbouwde - vermoeden van Farmex dat [A] betrokken was, is niet voldoende. Evenmin is gebleken dat Fabiton bij de uitwerking van haar idee om ook mestsilo's te gaan aanbieden gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke bedrijfsgegevens van Farmex.
3.22.
Het staat Fabiton - mede in het licht van het vorenstaande - vrij om Farmex concurrentie aan te doen ter zake de verkoop van de sub 3.20. bedoelde betonnen mestsilo's. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan deze concurrentie een onrechtmatige daad opleveren, bijvoorbeeld in het geval dat Fabiton met gebruikmaking van vertrouwelijke bedrijfsgegevens van Farmex substantieel en stelselmatig het bedrijfsdebiet van Farmex zou aantasten door duurzaam relaties en/of klanten van Farmex af te nemen.
3.23.
Dat relaties en/of klanten van Farmex aan wie Farmex kennelijk een offerte voor een project had gedaan uiteindelijk met Fabiton in zee zijn gegaan, vormt hiervoor op zichzelf een onvoldoende aanwijzing. Deze concurrentie is geenszins onrechtmatig.
3.24.
In het geval [A] bij de concurrentie van Fabiton aan Farmex betrokken zou zijn, geldt het volgende. Volgens vaste jurisprudentie (onder meer HR 17 mei 1985, NJ 1986, 760 en HR 26 januari 2007, NJ 2007, 78) is het profiteren van andermans wanprestatie (pas) onrechtmatig indien aan twee cumulatieve vereisten is voldaan:
a. de aangesproken partij (in dit geval Fabiton) weet of behoort te weten dat zijn wederpartij ([A]), kort gezegd, wanprestatie pleegt tegenover een derde (Farmex);
b. er sprake is van bijkomende omstandigheden die op zichzelf of samen met de kennis over de wanprestatie, onrechtmatigheid meebrengen.
3.25.
Farmex heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Fabiton, op de wijze zoals in r.o. 3.22. in fine bedoeld, klanten en/of relaties van Farmex heeft geworven met gebruikmaking van hetzelfde type mestsilo.
3.25.1.
Farmex heeft in dit verband twee concrete projecten genoemd: 'Schiphol' en 'Koning Gaast'.
3.25.2.
Fabiton heeft tot haar verweer aangevoerd - mede aan de hand van een daartoe strekkende externe verklaring - dat zij op het spoor van het project 'Schiphol' is gekomen na een tip van een derde (Aqua Struyk), welk verweer door Farmex vervolgens niet behoorlijk is weerlegd. In dit kort geding is van enige betrokkenheid van [A] bij (het zijdens Farmex mislopen van dit project) niet gebleken. Tegen die achtergrond kan niet worden geoordeeld dat Fabiton in dezen onrechtmatig jegens Farmex heeft gehandeld.
3.25.3.
Ter zake het project 'Koning Gaast' heeft Fabiton gemotiveerd gesteld dat Koning reeds een relatie van haar wás voorafgaand aan dit - door Farmex uiteindelijk verkregen - project. Voorts heeft zij naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht gesteld dat het haar vrij staat om zodanige relatie op de hoogte te stellen van het feit dat zij (sinds enige tijd) ook weer actief is op de markt voor betonnen mestsilo's. Van enige betrokkenheid van [A] in dezen is niet gebleken. Ook hier kan derhalve niet worden geoordeeld dat sprake is van onrechtmatig handelen van Fabiton jegens Farmex.
3.25.4.
Voor het overige heeft Farmex in dit kort geding, ook desgevraagd, geen andere concrete projecten kunnen noemen waarop Fabiton haar - in de perceptie van Farmex: onrechtmatige - concurrentie zou hebben aangedaan. Het enkele vermoeden aan de zijde van Farmex dat "er onder haar duiven wordt geschoten" is onvoldoende.
Voorts ten aanzien van [A] en Fabiton
3.26.
De conclusie op basis van hetgeen hiervoor is overwogen, kan geen andere zijn dan dat in dit kort geding - waarin gezien de aard van de procedure geen ruimte is voor nadere bewijslevering - onvoldoende aannemelijk is geworden:
( a) dat [A] jegens Farmex toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen uit hoofde van de tussen hen bestaan hebbende arbeidsovereenkomst;
( b) dat [A] onrechtmatig jegens Farmex heeft gehandeld;
( c) dat Fabiton onrechtmatig jegens Farmex heeft gehandeld.
3.27.
Daarmee heeft Farmex naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen rechtmatig belang bij de gevorderde inzage in de ten laste van [A] en Fabiton inbeslaggenomen documenten en gegevens. Reeds op grond daarvan dienen de vorderingen in conventie te worden afgewezen. Daarvoor is in het geval van Fabiton nog reden te meer, nu in dezen niet is voldaan aan het door artikel 843a Rv gestelde vereiste dat sprake is van een vordering tot inzage in "bepaalde bescheiden". Daaronder moet worden verstaan bepaalde met name genoemde stukken. Onvoldoende is: inzage in de gehele bedrijfsadministratie. In dit geval is de gehele bedrijfsadministratie van Fabiton in beslag genomen. Voor inzage daarin biedt artikel 843a geen basis. In feite is er wat betreft de (gevraagde inzage in de) administratie van Fabiton sprake van een 'fishing expedition', nog daargelaten dat zich in deze administratie concurrentie- en privacygevoelige informatie kan bevinden waarmee Farmex, kort gezegd, niets te maken heeft.
3.28.
Farmex zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
3.28.1
De kosten aan de zijde van [A] worden vastgesteld op:
- vast recht € 608,00
- salaris advocaat € 1.224,00
-------------
€ 1.832,00
3.28.2.
De kosten aan de zijde van Fabiton worden vastgesteld op:
- vast recht € 608,00
- salaris advocaat € 1.224,00
-------------
€ 1.832,00
in reconventie
3.29.
[A] vordert opheffing van het ten laste van hem gelegde bewijsbeslag, daartoe stellende dat niet aannemelijk is geworden dat hij enig beding uit de arbeidsovereenkomst met Farmex heeft geschonden, noch dat hij onrechtmatig jegens Farmex heeft gehandeld.
3.30.
Fabiton vordert opheffing van het ten laste van haar gelegde bewijsbeslag en derdenbeslag, daartoe stellende dat zij niet onrechtmatig jegens Farmex heeft gehandeld. Bij opheffing van het derdenbeslag bestaat groot belang voor Fabiton, aangezien als gevolg van dit beslag alle betalingen door BAM aan Fabiton op dit moment zijn bevroren. Gevolg daarvan is dat Fabiton haar leveranciers niet meer kan betalen waardoor de werkzaamheden op het project 'Schiphol' stil kunnen komen te liggen, met mogelijk oplegging van hoge boetes voor BAM/Fabiton door de opdrachtgever.
3.31.
Farmex betwist de vorderingen van [A] en Fabiton. Daartoe stelt Farmex dat zij haar vorderingen op [A] en Fabiton voldoende aannemelijk heeft gemaakt om het gelegde beslag te rechtvaardigen. Zo de vordering niet voldoende aannemelijk zou zijn gemaakt, stelt Farmex dat in het kader van een afweging van de belangen van partijen over en weer het beslag niettemin gehandhaafd dient te worden, zodat Farmex in staat is om nader onderzoek kan doen naar haar vermoeden van toerekenbaar tekortschieten en/of onrechtmatig handelen van [A] en/of Fabiton. Niet kan worden uitgesloten dat Farmex het bewijs in een (nog te entameren) bodemprocedure alsnog rond kan krijgen. Bij opheffing van het beslag zal zij niet meer over de daarvoor benodigde data kunnen beschikken.
3.32.
De voorzieningenrechter is in kort geding bevoegd om zelf in haar uitspraak beslagen op te heffen. Op praktische gronden moet deze bevoegdheid worden aanvaard, zo heeft de Hoge Raad bepaald in zijn arrest van 18 oktober 1991 (RvdW 1991, 226). In geval van een bevel tot opheffing, zouden immers ter zake van de uitvoering van dit bevel nodeloos nieuwe complicaties kunnen rijzen, in het bijzonder wanneer de beslaglegger tegen wie het bevel is gericht, onwillig of niet in staat is aan de uitvoering van dit bevel mee te werken.
3.33.
Hiervoor is in conventie reeds geoordeeld dat Farmex geen rechtmatig belang heeft bij de gevorderde inzage in de ten laste van [A] en Fabiton in het kader van het bewijsbeslag in beslag genomen documenten en gegevens. Op grond daarvan liggen de vorderingen van [A] en Fabiton tot opheffing van deze beslagen voor toewijzing gereed. Een afweging van de belangen van partijen over en weer bij opheffing c.q. handhaving van het beslag maakt dit niet anders. Een ingrijpend instrument als een bewijsbeslag op documenten en gegevens is niet bedoeld om louter vermoedens van de beslaglegger te kunnen onderzoeken en om in dat kader documenten en gegevens in te kunnen zien die deze vermoedens zouden kúnnen staven (zie ook r.o. 3.8).
Ook het ten laste van Fabiton gelegde derdenbeslag zal worden opgeheven, nu summierlijk is gebleken dat de vordering waarvoor dit beslag is gelegd - schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van Fabiton - ondeugdelijk is.
3.34.
De vorderingen van [A] en Fabiton tot teruggave van de in beslag genomen documenten en gegevens zijn in het licht van het vorenstaande eveneens toewijsbaar. De documenten en gegevens dienen binnen de in het dictum te noemen termijn te worden geretourneerd aan [A] en Fabiton. Aan deze veroordelingen zal een dwangsom worden verbonden voor het geval Farmex in gebreke blijft om hieraan te voldoen, op de wijze zoals hierna in het dictum te melden. Aan het totaal der te verbeuren dwangsommen zal een maximum worden gesteld. Deze bedragen staan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in een redelijke verhouding tot het betrokken belang.
3.35.
Farmex zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [A] vastgesteld op € 612,00 (0,5 x
€ 1.224,00) en aan de zijde van Fabiton op eenzelfde bedrag.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
in conventie
1. wijst de vorderingen van Farmex af;
2. veroordeelt Farmex in de kosten van het geding, aan de zijde van [A] vastgesteld op € 1.832,00 en aan de zijde van Fabiton vastgesteld op € 1.832,00;
3. verklaart het vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
4. heft op het ten laste van [A] gelegde bewijsbeslag;
5. gelast Farmex om de gerechtelijk bewaarder opdracht te verstrekken om uiterlijk binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis alle onder [A] in beslag genomen bescheiden aan hem te retourneren;
6. bepaalt dat Farmex voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij niet aan de veroordeling sub 5 voldoet een dwangsom zal verbeuren van € 1.000,00 en verbindt aan het totaal der te verbeuren dwangsommen een maximum van € 20.000,00;
7. heft op het ten laste van Fabiton gelegde bewijsbeslag alsmede het ten laste van Fabiton onder BAM gelegde conservatoir derdenbeslag;
8. gelast Farmex om de gerechtelijk bewaarder opdracht te verstrekken om uiterlijk binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis alle onder Fabiton in beslag genomen stukken en bescheiden aan Fabiton te retourneren, zulks onder (gelijktijdige) verschaffing aan Fabiton van een ambtelijk stuk van de deurwaarder, waaruit blijkt dat alle stukken, alle bescheiden en alle kopieën daarvan zijn geretourneerd aan Fabiton;
9. bepaalt dat Farmex voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij niet aan de veroordeling sub 8. voldoet een dwangsom zal verbeuren van € 1.000,00 en verbindt aan het totaal der te verbeuren dwangsommen een maximum van € 20.000,00;
10. veroordeelt Farmex in de kosten van het geding, aan de zijde van [A] vastgesteld op € 612,00 en aan de zijde van Fabiton vastgesteld op € 612,00;
11. verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
12. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. C.M. Telman en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
fn 343