Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 december 2013;
- de akte houdende wijziging van eis van 8 januari 2014;
- de mondelinge behandeling 9 januari 2014;
- de pleitnota van SITA;
- de pleitnota van de Drentse gemeenten;
- de pleitnota van Attero;
- de overige in het geding gebrachte producties.
2.De feiten
“De Aanbestedende Dienst streeft er naar om zoveel mogelijk materiaal her te gebruiken en wil daarom ook inschrijvers stimuleren om nascheiding met het oog op materiaalgebruik in te zetten.
“De vergoeding voor nascheiding uit het Afvalfonds is bedoeld om de kosten van nascheiding, kwaliteitssortering en hoogwaardige recycling en vermarkting te dekken. De huidige nascheidende partijen dragen zorg voor het onderbrengen van nagescheide tonnen kunststof bij (Duitse) sorteerbedrijven die daarvoor verwerkingskosten bij de nascheidende partij in rekening brengen.(…)
“Ofschoon u suggereert dat u gestalte geeft aan het Nederlandse beleid tot afvalscheiding en nascheiding pretendeert te stimuleren, is het omgekeerde het geval.
3.Het incident
4.Het geschil in de hoofdzaak
in strijd met het Nederlands mededingingsrecht tot stand is gekomen, immers Attero is bevoordeeld door de Drentse gemeenten. In dit verband heeft SITA een beroep gedaan op de Wet Markt en Overheid, zoals neergelegd in de artikelen 25g Mw tot en met 25m Mw. SITA stelt dat Attero, gelet op genoemde bepalingen, niet heeft voldaan aan de minimumeis als bedoeld in artikel 5.5.1. van het aanbestedingsdocument.
- Attero erg vaak als winnaar uit aanbestedingsprocedures komt;
- De prijs van € 37,84 per ton afval onmogelijk kan worden aangeboden zonder de hulp van de aandeelhouders van Attero (waaronder enkele van de in dit geding betrokken gemeenten), bijvoorbeeld in de vorm van doorbetaling van de nascheidingsvergoeding van het Afvalfonds;
- Bedacht dient te worden dat zoals Attero zelf heeft aangevoerd in het eerdere kort geding in oktober 2013 de kosten van nascheiding € 22,00 bedragen, zodat de door Attero ingeschreven prijs per ton afval in wezen € 15,84 bedraagt;
- De RebelGroup Executives heeft in opdracht van de Vereniging van Contracten Afvalsturing Brabant, mede namens de andere klantgroepen van Attero, op 1 oktober 2012 een eindrapport opgemaakt. De RebelGroup is gevraagd een onafhankelijk oordeel te gegeven over de levensvatbaarheid van Attero. Dit in verband met het door de gemeenten uit Noord-Brabant, Limburg, Groningen en Drenthe te nemen principebesluit over de mogelijkheid om hun huishoudelijk restafval in te besteden bij Attero. Daarbij is van belang dat de gemeenten aandelen in Attero dienen te verwerven om dit inbestedingstraject mogelijk te maken. Uit het rapport van de RebelGroup volgt dat de kostprijs per ton afval in ieder geval € 47,00 is.
een onvergelijkbare inschrijvingheeft gedaan, nu zij door te speculeren op het alsnog ontvangen van de nascheidingsvergoeding van het Afvalfonds, en dus in te schrijven met een verwerkingsprijs, waarin de kosten voor nascheiding niet zijn verdisconteerd, Attero niet-besteksconform heeft ingeschreven en daarmee is haar inschrijving onvergelijkbaar met de (wel besteksconforme en daarmee prijstechnisch gezien minder gunstige) inschrijving van SITA. De inschrijving van Attero dient in dat licht (niet-besteksconform en onvergelijkbaar) door de Drentse gemeente ongeldig te worden verklaard.
een abnormaal lage inschrijvingheeft gedaan. In dit verband heeft SITA gewezen op artikel 2.116 lid 1 AW, alsmede op de omstandigheid dat in dit geval sprake is van een abnormaal lage inschrijving van een publiekrechtelijke instelling, die concurrentieverstorende gevolgen heeft. SITA is van mening dat de Drentse gemeenten daarom gehouden zijn de inschrijving van Attero uit te sluiten, ter voldoening aan (onder meer) overweging vier van de considerans van de richtlijn van 2004/18/EG en het gelijkheidsbeginsel, dan wel een nader onderzoek naar de inschrijving van Attero te verrichten.
5.De beoordeling
816,00