2.1.een ambtsedig proces-verbaal, opgenomen op de pagina's 61 tot en met 65 van het zaaksdossier, nummer 02-2014002725-35, d.d. 11 januari 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten dan wel één van hen:
Op de traumakamer van het Medisch Centrum Leeuwarden lag een manspersoon. Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag een langwerpige huidperforatie van ongeveer 3 centimeter lang, nabij de linker oksel van het slachtoffer. Op 7 januari 2014 te 17.50 uur heb ik het stoffelijk overschot inbeslaggenomen. Door ons zijn afdrukken gemaakt van de vingers en handpalmen van het slachtoffer. Het door de dienst IPOL ingestelde onderzoek heeft geleid tot herkenning en identificatie van de aangeboden vingerafdrukken op een persoon, van wie vingerafdrukken onder de volgende personalia zijn opgenomen: [slachtoffer].
2.2een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, opgenomen op de pagina's 82 tot en met 92 van het zaaksdossier, zaaknummer 2014.01.08.087, d.d. 14 januari 2014 opgemaakt door[deskundige 1], op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als haar verklaring:
Volgens ontvangen inlichtingen kwam de man kort na aankomst in het ziekenhuis te overlijden. Om de doodsoorzaak te onderzoeken werd sectie verricht. Bij sectie werd als gevolg van bij leven opgelopen uitwendig inwerkend scherprandig perforerend geweld (steekverwonding) een circa 10 cm lang steekkanaal linksboven aan de borst gevonden van links naar rechts verlopen met daarbij geheel doorsnijden van de arteria subclavia (ondersleutelbeenslagader). De verwonding kan zijn ontstaan door een steek met een scherp snijdend voorwerp zoals een mes. Het daardoor opgetreden bloedverlies kan het overlijden zondermeer verklaren door zuurstofgebrek op weefselniveau.
Conclusie:[slachtoffer] is overleden als gevolg van bij leven opgelopen uitwendig inwerkend scherprandig perforerend geweld (een steekverwonding) op het lichaam.
2.3.een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02SF-2014002725-11, opgenomen op de pagina's 155 en 156 van het zaaksdossier, d.d. 7 januari 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van[naam 1]:
Op 7 januari 2014, omstreeks 15:30 uur, fietste ik samen met mijn vriend [naam 2] vanuit de Curaçaostraat in de richting van de Irenestraat. We wilden rechts de Irenestraat inrijden. De eerste keer dat ik de man zag was in de Curaçaostraat. Hij stond samen met een andere man voor de flat te ruziën. Op het moment dat we langs de mannen reden, zag ik dat één van de mannen één keer een stekende beweging maakte naar de andere man. Ik zag dat de stekende beweging ging naar de linker bovenzijde van de man. Ik zag dat het in de buurt van de bovenarm was.
2.4.een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL-2014002725-15, opgenomen op de pagina's 165 en 166 van het zaaksdossier, d.d. 7 januari 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [naam 2]:
Vandaag, 7 januari 2014, omstreeks tussen 15:20 en 15:30 uur, fietste ik met mijn vriendin over de Curaçaostraat nabij de kruising met de Irenestraat. Ik zag dat er twee mannen ruzie hadden nabij de hoekflat Curaçaostraat/Irenestraat. Ik zag dat de man met het mes in zijn rechterhand een stekende beweging met het mes naar het lichaam maakte van de andere man. Ik zag en hoorde dat de man bij de stekende beweging geraakt werd.
Rechtsoverwegingen ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde doodslag, omdat niet kan worden bewezen dat het opzet van verdachte erop was gericht het slachtoffer van het leven te beroven. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat het niet verdachtes bedoeling was het slachtoffer te doden. Verdachte heeft in de richting van de schouder van het slachtoffer gestoken. De schouder is niet de plek waar men een persoon steekt om hem te doden, aangezien de schouder in de regel meer kan hebben dan bijvoorbeeld de hartstreek. Uit de omstandigheid dat verdachte het mes bij zich had, kan volgens de verdediging niet worden afgeleid dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het doden van het slachtoffer, aangezien hij het mes niet bewust heeft meegenomen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit het dossier volgt niet dat verdachte zogenoemd "vol" opzet had op de dood van het slachtoffer. Daarom moet worden beoordeeld of verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in dit geval de dood van het slachtoffer - is aanwezig indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Of in een concreet geval sprake is van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van verdachte en/of eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven over wat ten tijde van de gedraging in verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang zijn. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte het slachtoffer eenmaal in de borststreek heeft gestoken, dat de ondersleutelbeenslagader daarbij volledig is doorgesneden en dat het slachtoffer ten gevolge daarvan is overleden. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat de steekwond ongeveer 10 cm diep was. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte kennelijk met kracht heeft gestoken.
Naar algemene ervaringsregels roept het met kracht met een mes steken in de borststreek de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer daardoor komt te overlijden, nu zich in de borststreek meerdere vitale en kwetsbare lichaamsdelen bevinden, zoals slagaderen, en een verwonding aan dergelijke vitale delen gemakkelijk tot de dood kan leiden. De verdachte moet zich daarvan, evenals ieder ander weldenkend mens, bewust zijn geweest. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte het slachtoffer heeft gestoken tijdens een fysiek conflict en het slachtoffer tijdens dit conflict bewoog.
De rechtbank is van oordeel dat het met kracht met het mes steken in de borststreek naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit blijkt dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is de rechtbank niet gebleken.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door de steekwond die verdachte hem heeft toegebracht, om het leven zou komen.
Daarom verwerpt de rechtbank het betoog van de verdediging en acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer.