In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juni 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen een zorgorganisatie en een teamleider. De verzoekster, een zorgorganisatie, heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verweerder, die sinds 1983 in dienst was, op grond van gewichtige redenen zoals genoemd in artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek. De verzoekster heeft haar verzoek aangepast, waarbij zij de ontbinding slechts voor het geval dat de arbeidsovereenkomst nog zou bestaan, heeft verzocht. De verweerder heeft verweer gevoerd en zich beroepen op arbeidsongeschiktheid, waarbij hij zich beroept op de reflexwerking van het opzegverbod bij ziekte volgens artikel 7:670 lid 1a BW.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een reeks incidenten die de arbeidsrelatie onherstelbaar hebben verstoord. De verweerder is op 25 april 2014 op staande voet ontslagen na een incident waarbij hij de bedrijfsarts heeft bedreigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, hoewel de verzoekster niet voldoende bewijs heeft geleverd voor herhaaldelijke diefstal door de verweerder, de overige gedragingen van de verweerder, zoals het niet naleven van bedrijfsafspraken en het misbruik van zijn positie als leidinggevende, voldoende zijn om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen.
De kantonrechter heeft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen, met inachtneming van de opzegtermijn, en heeft de verweerder een vergoeding toegekend van € 13.335,20 bruto. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een goede arbeidsrelatie en het belang van vertrouwen tussen werkgever en werknemer.