ECLI:NL:RBNNE:2014:2074

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
C-17-123879 - KG ZA 12-339
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige detentie en de gevolgen van foutieve informatie op overheidswebsite

In deze zaak heeft eiser [A], die in voorlopige hechtenis verblijft, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden. [A] vordert dat de voorzieningenrechter hem in vrijheid stelt, omdat hij meent dat hij zijn volledige gevangenisstraf heeft uitgezeten. Hij verwijst naar een foutieve tekst op de website van de rijksoverheid, die tot 14 april 2014 vermeldde dat een jaar gevangenisstraf 360 dagen bedraagt. [A] stelt dat hij op basis van deze informatie mocht vertrouwen dat hij op 11 april 2014 in vrijheid gesteld moest worden. De Staat voert verweer en stelt dat de datum van vrijlating op 1 mei 2014 ligt, omdat een jaar gevangenisstraf gelijk is aan 365 dagen. De voorzieningenrechter oordeelt dat [A] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij op de foutieve informatie mocht vertrouwen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [A] af en veroordeelt hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de executieplicht van onherroepelijke uitspraken van de strafrechter en de rol van de overheid in het verstrekken van correcte informatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/133757 / KG ZA 14-118
Vonnis in kort geding van 15 april 2014
in de zaak van
[A],
verblijvende in de PI te [plaats],
eiser,
procederende met toevoeging,
advocaat: H.P. Eckert te Groningen,
tegen
de STAAT DER NEDERLANDEN,
gedaagde,
zetelend te ’s-Gravenhage,
advocaat: mr. A.C. Rop te ’s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [A] en de Staat genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de namens [A] uitgebrachte dagvaarding, inclusief producties;
de door de Staat voorafgaand aan de mondelinge behandeling in het geding gebrachte producties;
de mondelinge behandeling ter zitting van 15 april 2014, ter gelegenheid waarvan partijen hun stellingen en verweren aan de hand van pleitnoties nader hebben toegelicht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft op 15 april 2014 een verkort vonnis gewezen, onder de mededeling dat de uitwerking binnen een week zal volgen.

2.De feiten

2.1.
[A] is bij onherroepelijk arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 4 augustus 2011 (ECLI:NL:GHLEE:2011:BR4275) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
2.2.
[A] is voor de gepleegde strafbare feiten op 11 maart 2010 in verzekering gesteld en verblijft sindsdien daarvoor in voorlopige hechtenis en aansluitend detentie ter executie van de aan hem opgelegde straf in de penitentiaire inrichting te Leeuwarden.
2.3.
Bovengenoemde straf is vermeerderd met 52 dagen vervangende hechtenis op grond van een eerder aan [A] opgelegde straf en op grond van een opgelegde schadevergoedingsmaatregel, eveneens uitgesproken en opgelegd bij voornoemd arrest van 4 augustus 2011.
2.4.
Op de website van de rijksoverheid, te vinden via de weblink http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-en-maatregelen/gevangenisstraf, werd tot 14 april 2014 - voor zover hier van belang - de volgende tekst vermeld:
Tijdelijke gevangenisstraf
Tijdelijke gevangenisstraffen variëren van 1 dag tot 30 jaar. Justitie rekent voor een maand gevangenisstraf altijd 30 dagen. Hierdoor duurt een gevangenisstraf van 1 jaar 360 dagen in plaats van 365 dagen.
Op dezelfde website, te vinden via de weblink http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/overheidscommunicatie/eisen-aan-websites-rijksoverheid, wordt - voor zover hier van belang – voorts vermeld:
Archivering overheidssites
Websites van de Rijksoverheid moeten geschikt zijn voor automatische archivering door het Nationaal Archief. Archivering is belangrijk omdat overheidssites worden beschouwd als een officiële publicatie waaraan de burger rechten kan ontlenen.
2.5.
De hiervoor vermelde tekst over de duur van een tijdelijke gevangenisstraf luidt sinds (de middag van) 14 april 2014 als volgt:
Tijdelijke gevangenisstraf
Tijdelijke gevangenisstraffen variëren van 1 dag tot 30 jaar. Een maand gevangenisstraf is 30 dagen. Een veroordeling tot 12 maanden gevangenisstraf levert daarom 360 dagen gevangenisstraf op. Maar iemand die 1 jaar gevangenis krijgt, moet voor 365 dagen (een kalenderjaar) de gevangenis in.

3.De vordering

3.1.
[A] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, de Staat gelast om na de uitspraak dan wel onmiddellijk na betekening van het in deze te wijzen vonnis, hem ([A]) in vrijheid te stellen, althans de voorzieningen treft die hij in goede justitie vermeent te behoren, een en ander met veroordeling van de Staat in de kosten van het geding, alsmede in de wettelijke rente over de kosten, voor zover deze niet door de Staat zijn voldaan binnen twee dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, en daarbij het nasalaris advocaat te begroten op € 131,00, te verhogen met
€ 68,00 indien gedaagde niet binnen twee dagen aan het vonnis voldoet en betekening daarvan plaatsvindt.
3.2.
De Staat voert verweer, waarbij zij heeft geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van [A] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

4.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat [A] een voldoende spoedeisend belang heeft bij (het vorderen van) de gevraagde voorziening, nu hij heeft betoogd dat verdere tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde gevangenisstraf en vervangende hechtenis vanaf 11 april 2014 onrechtmatig is.
4.2.
In geschil is de datum waarop [A] in vrijheid gesteld dient te worden na volledige executie van de aan hem bij voornoemd arrest van 4 augustus 2011 opgelegde straf, rekening houdend met de voor hem geldende voorwaardelijke invrijheidstellingsmaatregel zoals genoemd in artikel 15 Wetboek van Strafrecht (Sr) en de ten uitvoerlegging van in totaal 52 dagen vervangende hechtenis in verband met de uitvoering van de schadevergoedingsmaatregel en de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis.
4.3.
[A] stelt dat hij op 11 april 2014 zijn volledige straf had uitgezeten en op die datum vrijgelaten had moeten worden. Hij verwijst daarbij naar de tekst op de website van de rijksoverheid zoals genoemd in overweging 2.4, waarin is vermeld dat een jaar gevangenisstraf 360 dagen duurt. [A] stelt dat hij mag vertrouwen op de door de Staat verstrekte informatie, te meer nu de Staat zich op het standpunt stelt dat overheidswebsites worden beschouwd als officiële publicaties waaraan de burger rechten kan ontlenen. Op deze website wordt niet vermeld - in tegenstelling tot vele andere websites (ook van de overheid) - dat aan de inhoud ervan geen rechten ontleend kunnen worden. Voorts stelt [A] dat indien wettelijke regelingen niet dan wel onvoldoende nader zijn ingevuld door de wetgever, zoals met de term ‘een jaar gevangenisstraf’ het geval is, de rechtspraak deze rechtsregels door middel van interpretatie nader moet invullen. Echter, [A] meent dat voor interpretatie van voornoemde term thans geen ruimte meer is, nu de rijksoverheid op een andere wijze, te weten de publicatie op de website, duidelijke invulling hieraan heeft gegeven. Hiermee heeft de wetgever de leemte in de wet opgevuld. [A] stelt dat de gegeven uitleg ook een logische is, nu met deze uitleg de straf voor iedereen gelijk is (het verschil tussen gewone jaren en schrikkeljaren komt hiermee te vervallen) én aansluit op artikel 88 Sr, waarin is bepaald dat onder een maand gevangenisstraf een periode van dertig dagen wordt verstaan.
4.4.
De Staat daarentegen daarentegen stelt zich op het standpunt dat de datum waarop [A] in vrijheid gesteld dient te worden 1 mei 2014 is en hij voert daartoe aan dat het vaste rechtspraak is dat er een verschil bestaat tussen een vrijheidsstraf die is uitgedrukt in maanden en een vrijheidsstraf die is uitgedrukt in jaren. Zo duurt een maand (op grond van artikel 88 Sr) 30 dagen en een jaar 365 dagen en in geval van een schrikkeljaar 366 dagen (ofwel: een jaar dient gelijkgesteld te worden met een kalenderjaar). De Staat verwijst hierbij naar jurisprudentie. De Staat voert voorts tot zijn verweer aan dat de door [A] aangehaalde tekst met betrekking tot tijdelijke gevangenisstraffen zoals genoemd in overweging 2.4 onjuist is, want in strijd is met vaste rechtspraak. Vanwege deze omissie is de tekst op de website met ingang van 14 april 2014 gewijzigd in de tekst zoals geciteerd in overweging 2.5.
4.5.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 15 lid 2 Sr, waarin is bepaald dat de veroordeelde tot tijdelijke gevangenisstraf in vrijheid gesteld dient te worden wanneer hij tweederde gedeelte daarvan heeft ondergaan, [A] voorwaardelijk in vrijheid gesteld dient te worden na het uitzitten van vier jaren. Voor het berekenen van deze periode dient op grond van artikel 27 lid 1 Sr rekening gehouden te worden met de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak onder meer in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Niet in geschil is dat de datum waarop de voorlopige hechtenis en de aansluitende detentie van [A] is aangevangen, 11 maart 2010 is en dat de volledige straf, inclusief de vervangende hechtenis, is ondergaan op 1 mei 2014 indien bij de berekening van de totale duur van deze straf een jaar gevangenisstraf als kalenderjaar in aanmerking wordt genomen. Indien er evenwel van wordt uitgegaan dat een jaar gevangenisstraf 360 dagen bedraagt, zoals [A] onder verwijzing naar de (inmiddels verwijderde) tekst op
www.rijksoverheid.nl betoogt, zou [A] op 11 april 2014 zijn volledige straf hebben uitgezeten en zou er in dat geval geen grond meer bestaan om hem langer in detentie te houden.
4.5.1.
In Sr is weliswaar - anders dan het geval is bij een maand gevangenisstraf, waarvoor de wet wél een definitie bevat - niet bepaald wat onder een jaar gevangenisstraf moet worden verstaan (twaalf keer 30 dagen of een kalenderjaar), maar het is vaste rechtspraak dat er een verschil bestaat tussen een vrijheidsstraf die is uitgedrukt in maanden en een vrijheidsstraf die is uitgedrukt in jaren. Zo overwoog de Hoge Raad in zijn arrest van 8 april 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF5834 of NJ 2003, 362) dat:
(…)in de gevallen als bedoeld in artikel 309 Sr de gevangenisstraf met een derde kan worden verhoogd. In die gevallen kan dus een gevangenisstraf worden opgelegd van ten hoogste twaalf maanden of - gelet op art. 88 Sr - 360 dagen. Het kennelijk oordeel van de rechtbank dat te dezen (…) een vrijheidsstraf van ten minste een jaar kan worden opgelegd, (…) is derhalve onjuist.
De voorzieningenrechter verwijst voorts naar de conclusie van de PG bij het arrest van 13 januari 2009 van de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2009:BG9602), waarin onder meer is overwogen:
(…)
een jaar uit 365 dagen [bestaat] en (…) schrikkeljaren uit 366 dagen. Twaalf maanden is bij het bepalen van een gevangenisstraf niet hetzelfde als een jaar (vgl. HR 8 april 2003, NJ 2003, 362: 12 maanden gevangenisstraf is geen vrijheidsstraf van tenminste 1 jaar).
Hieraan kan nog worden toegevoegd dat de strafrechter de vrijheid heeft om een straf in maanden dan wel jaren op te leggen (zie art. 21 Sr).
4.5.2.
De enkele omstandigheid dat op de website van de rijksoverheid vanaf een onbekend moment tot in ieder geval het moment van dagvaarden (11 april 2014) vermeld heeft gestaan dat een gevangenisstraf van één jaar 360 dagen duurt, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter (volstrekt) onvoldoende om er van uit te gaan dat
de wetgeverzou hebben beoogd om, zoals [A] heeft gesteld, een kennelijke leemte in de wet op te vullen. Daargelaten de vraag of daadwerkelijk (nog steeds) sprake is van een leemte mede gelet op de vaste rechtspraak ter zake, is het alleszins aannemelijk dat (zoals de Staat heeft aangevoerd) de overheid een gedeeltelijk onjuiste tekst heeft gepubliceerd. Immers, deze tekst is in strijd met vaste rechtspraak en bovendien heeft [A] geen feiten gesteld die erop kunnen duiden dat de wetgever daadwerkelijk heeft beoogd om voortaan onder een jaar gevangenisstraf 360 dagen detentie te verstaan en hieraan bekendheid heeft willen geven door middel van een vermelding op de hiervoor bedoelde website. Reeds de omstandigheid dat de tekst inmiddels is aangepast wijst erop dat deze situatie in het geheel niet aan de orde is.
4.5.3.
De voorzieningenrechter ziet evenmin aanleiding om het beroep op het vertrouwensbeginsel door [A] te honoreren. Hoewel op zich begrijpelijk is dat [A] bij lezing van de (onjuiste) tekst in enige mate op het verkeerde been is gezet, is deze omstandigheid onvoldoende voor het oordeel dat door deze onjuiste publicatie een rechtens te respecteren vertrouwen is gewekt. In dit verband is van zwaarwegend belang dat als uitgangspunt heeft te gelden dat onherroepelijke uitspraken van de strafrechter door de Staat volledig ten uitvoer gelegd dienen te worden. Op deze executieplicht bestaat slechts een uitzondering voor zover de wet daartoe een grondslag biedt of indien een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, waarmee de strafrechter bij zijn beslissing geen rekening heeft kunnen houden, tot de slotsom dwingt dat die beslissing tot stand is gekomen op zodanige wijze dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke behandeling van de zaak in de zin van art. 6 lid 1 eerste zin van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Gelet hierop legt de enkele omstandigheid dat [A] - zoals ter zitting uiteen is gezet - onlangs kennis heeft genomen van een foutieve tekst op internet, bepaald onvoldoende gewicht in de schaal. De voorzieningenrechter neemt hierbij mede in aanmerking dat het om een beknopte en zeer algemene tekst gaat. Deze publicatie is dan ook te algemeen van aard om er op te mogen vertrouwen dat, in strijd met vaste rechtspraak, een gevangenisstraf van een jaar 360 dagen zou duren. Tot slot is van belang dat [A] werd bijgestaan door een advocaat, die hem ter zake heeft kunnen voorlichten. Ter zitting is gebleken dat [A] na lezing van de tekst ook daadwerkelijk contact heeft gezocht met zijn advocaat, die hem onmiddellijk heeft verteld dat een gevangenisstraf van een jaar gelijk is aan een kalenderjaar. Eerst nadat de advocaat van [A] was gestuit op de tekst op www.rijksoverheid.nl inzake de archivering van publicaties op websites van de rijksoverheid (“overheidssites worden beschouwd als een officiële publicatie waaraan de burger rechten kan ontlenen”) heeft kennelijk de gedachte postgevat dat [A] aan de (onjuiste) publicatie rechten zou kunnen ontlenen. In zoverre is derhalve evenmin sprake van (rechtens te respecteren) gewekt vertrouwen.
4.6.
Ondanks het gegeven dat de voorzieningenrechter de door de Staat gemaakte fout onzorgvuldig en betreurenswaardig acht, brengt bovenstaande met zich dat hieraan niet de consequentie kan worden verbonden dat volledige tenuitvoerlegging van de aan [A] opgelegde straf onrechtmatig is en dat [A] om die reden vervroegd in vrijheid moet worden gesteld. Dit zou immers betekenen dat de foutieve tekst op de website er toe zou leiden dat dat van de hiervoor genoemde executieplicht zou worden afgeweken, terwijl niet aannemelijk is geworden dat [A] erop mocht vertrouwen dat volledige executie van de aan hem opgelegde gevangenisstraf achterwege zou blijven. De vordering om de Staat te gelasten om [A] na de uitspraak dan wel onmiddellijk na betekening van dit vonnis in vrijheid te stellen, zal dan ook worden afgewezen.
4.7.
[A] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van de Staat vastgesteld als volgt:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
€ 816,00
Totaal € 1.424,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [A] af;
5.2.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van de Staat vastgesteld op
€ 1.468,00;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
fn 375