Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[gedaagde],
1.De procedure
- het vonnis in incident van 1 augustus 2012
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
toevoeging rechtbank: [bestuurder 1 kort]] meldt dat de tekening van de kavel er niet bij was toen de volmacht werd getekend maar merkt op dat het de vraag was of het bestuur deze omissie had geconstateerd.
3.De vordering
- voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.De wijziging van eis
5.Het geschil en de beoordeling daarvan
de notaris. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de factuur ter zake van deze werkzaamheden is verstuurd door het notariskantoor, althans SJW heeft onweersproken gesteld dat het op de factuur vermelde KvK-nummer van het notariskantoor is. De gepasseerde splitsingsakte is op 23 januari 2004 met een begeleidende brief naar SJW verstuurd en uit het briefpapier blijkt dat er sprake is van "samenwerkende notarissen". Gelet op deze omstandigheden is, als de notaris de opdracht niet namens het notariskantoor heeft aanvaard, wel de aan die vennootschap toerekenbare schijn gewekt dat de opdracht namens het notariskantoor is aanvaard en dat de werkzaamheden betreffende de splitsingsakte (mede) door het notariskantoor zijn verricht. Wanneer er bij het verrichten van die werkzaamheden sprake is geweest - zoals door SJW is gesteld - van een tekortkoming, kan naar het oordeel van de rechtbank het notariskantoor daarom naast de notaris worden aangesproken. Het verweer van het notariskantoor dat zij ten onrechte is gedagvaard faalt.
- samengevat - aangevoerd dat SJW al geruime tijd op de hoogte was van de problematiek, maar dat zij niet eerder dan bij brief van 6 april 2010 een verwijt ter zake hiervan aan [gedaagde kort] heeft gemaakt. Al in juni 2003 was SJW bekend met de inhoud van de
(concept-)splitsingsakte én splitsingstekening en had SJW kunnen constateren dat deze stukken niet overeenkomstig haar bedoelingen waren opgesteld. Ook na het passeren van de splitsingsakte had SJW onverwijld moeten onderzoeken of de prestatie van [gedaagde kort] aan de verbintenis tussen partijen beantwoordde, hetgeen SJW heeft nagelaten. Voorts stelt [gedaagde kort] zich op het standpunt dat hij erop mocht vertrouwen dat hem geen verwijt werd gemaakt, omdat SJW in de periode van 2005 tot 2007 steeds de hand in eigen boezem heeft gestoken.
- samengevat - geen deskundige te zijn zodat zij niet bij het bestuderen van de
(concept-)splitsingsakte de fout heeft kunnen ontdekken, terwijl zij de splitsingstekening pas voor het eerst tijdens de bespreking van 30 januari 2007 onder ogen heeft gekregen. Onmiddellijk nadat SJW problemen bevroedde omdat mogelijk ten onrechte de rondweg in de splitsingsakte was opgenomen, heeft zij in de zomer van 2005 [gedaagde kort] hiervan op de hoogte gesteld. Bij brief van 2 juni 2005 heeft [gedaagde kort] vervolgens geruststellende mededelingen gedaan, zodat het moment van feitelijke ontdekking van de gemaakte fout is uitgesteld. Gaandeweg heeft SJW ontdekt dat niet alleen de rondweg, maar ook andere wegen en grond ten onrechte in de splitsing waren betrokken. [gedaagde kort] was volgens SJW bovendien bekend met de door hem gemaakte fout, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat hij in 2006 een rectificatieakte heeft opgesteld. SJW heeft de factuur van [gedaagde kort] voor deze akte alleen voldaan omdat [gedaagde kort] te kennen had gegeven anders daaraan niet mee te zullen werken. De lopende verjaringstermijn is bij brief van 6 april 2010 gestuit, aldus nog steeds SJW.
gebleken - mededeling mocht SJW naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigd afgaan. Het gaat immers om een relatie met een notaris als een bij uitstek deskundige partij, die vanwege zijn deskundigheid om advies is verzocht en die vervolgens de op basis daarvan gemaakte keuze (in dit geval: tot splitsing) uitvoert, waarbij de cliënt in beginsel mag afgaan op het oordeel van die deskundige partij. De bekendheid van SJW met de aansprakelijke persoon en met de schade, te weten dat er méér grond bij de splitsing betrokken was dan haar bedoeling was, bestond naar het oordeel van de rechtbank wel op 30 januari 2007. Vaststaat immers dat SJW op die dag tijdens een bespreking met zoveel woorden aan de notaris kenbaar heeft gemaakt dat er volgens haar fouten zijn gemaakt. De slotsom is dat de verjaringstermijn niet eerder dan 30 januari 2007 is aangevangen. Niet in geschil is dat SJW deze termijn met de brief van 6 april 2010 heeft gestuit, waardoor een nieuwe verjaringstermijn is aangevangen. Binnen de lopende verjaringstermijn is de eis door SJW ingesteld. Het verjaringsberoep faalt derhalve.
conditio sine qua non") vast. Op grond van artikel 6:98 BW komt voorts alleen voor vergoeding in aanmerking de schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. Anders dan [gedaagde kort] betoogt, is de rechtbank van oordeel dat de schade niet slechts het gevolg is van de wijze waarop SJW jegens de kopers, althans de VvE, met deze kwestie is omgegaan. De schade met betrekking tot het feit dat er teveel grond aan de appartementseigenaren is overgedragen is enkel en alleen ontstaan doordat [gedaagde kort] een beroepsfout heeft gemaakt. Het feit dat SJW in het kader van de met de VvE gevoerde kort gedingen afspraken heeft gemaakt ter zake van onder meer de teruglevering van (bepaalde) wegen en grond, heeft ertoe geleid dat die ontstane schade vervolgens is beperkt. In zoverre kan [gedaagde kort] SJW dan ook niet tegenwerpen dat zij een schikking met de VvE heeft gesloten.
K-steiger in de jachthaven en de arken te worden aangelegd. De kosten hiervoor bedroegen € 100.985,--. [gedaagde kort] betwist deze schadepost omdat niet aangetoond is dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zijn. Bij repliek heeft SJW haar vordering nader onderbouwd door overlegging van facturen van de firma [zzz 1] en daarmee corresponderende overboekingsbewijzen, welke stukken [gedaagde kort] vervolgens niet bij dupliek heeft weersproken. Daarmee staat deze schadepost - wegens onvoldoende gemotiveerde betwisting door [gedaagde kort] - vast. De rechtbank zal te zijner tijd bij eindvonnis over de vergoedingsplicht van [gedaagde kort] oordelen.
6.De beslissing
23 april 2014voor uitlating door SJW en door [gedaagde kort] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel;
bewijsstukkenwillen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen;
getuigenwillen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
mei tot en met juli 2014direct moeten opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald;
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;