ECLI:NL:RBNNE:2014:1615

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
28 maart 2014
Zaaknummer
C18/146202/KG ZA 14-33
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot toegang voor installatiebedrijf ter verhelpen van lekkage in huurwoning

In deze zaak heeft de stichting Lefier, eiseres, een kort geding aangespannen tegen gedaagde [A] om toegang te verkrijgen tot de door [A] gehuurde woning. De aanleiding voor de vordering was een lekkage die was gemeld door de onderbuurman, [B], die in de woning onder [A] woont. Lefier had herhaaldelijk geprobeerd om [A] te bereiken en toegang te krijgen tot de woning om de lekkage te verhelpen, maar [A] had hieraan geen medewerking verleend. Ondanks meerdere verzoeken en een aangetekende brief, bleef [A] in gebreke om de medewerkers van Lefier en het ingeschakelde installatiebedrijf toe te laten.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Lefier voldoende pogingen heeft ondernomen om [A] te bewegen haar woning open te stellen. Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter [A] aangespoord om de medewerkers van Lefier toe te laten, maar [A] heeft hier niet op gereageerd. De vordering van Lefier om [A] te veroordelen tot medewerking aan de noodzakelijke werkzaamheden werd niet toegewezen, omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat er op dat moment onvoldoende rechtvaardiging was voor ontruiming van de woning.

Wel werd [A] veroordeeld in de proceskosten, omdat het aanhangig maken van het kort geding noodzakelijk was om Lefier in staat te stellen haar verplichtingen na te komen. De kosten aan de zijde van Lefier werden begroot op € 1.519,77. De voorzieningenrechter benadrukte dat [A] zich moet houden aan de huurvoorwaarden en dat herhaaldelijk niet meewerken aan noodzakelijke werkzaamheden kan leiden tot verdere juridische stappen in de toekomst.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/146202 / KG ZA 14-33
Vonnis in kort geding van 28 maart 2014
in de zaak van
de stichting
STICHTING LEFIER,
gevestigd te Groningen,
eiseres,
advocaat mr. H.A.Th. Yspeert,
tegen
[A],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. S. de Vaal.
Partijen zullen hierna Lefier en [A] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van Lefier;
  • de pleitnota van [A];
  • de aanhouding van de behandeling;
  • het faxbericht van 24 februari 2014 van de raadsman van Lefier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Lefier heeft met ingang van 23 november 1992 de flatwoning met bijbehorende berging, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres], aan [A] verhuurd en in huurgenot gegeven, gelijk zij genoemde woning met ingang van 23 november 1992 huurt en in huurgenot van Lefier heeft ontvangen.
2.2.
De heer [B] huurt van Lefier de flatwoning aan de [adres], die is gelegen onder de woning van [A].
2.3.
[B] heeft bij Lefier gemeld dat het lekt in zijn woning. Daarop heeft Lefier Installatiebedrijf [X] ingeschakeld. De heer [C] van dat installatiebedrijf is ter plaatse geweest en heeft geconstateerd dat de lekkage mogelijk wordt veroorzaakt en afkomstig is vanuit de door [A] gehuurde woning.
[C] heeft bij [A] aangebeld teneinde de oorzaak van de lekkage nader te kunnen onderzoeken. Nadat niet werd gereageerd op dit aanbellen, heeft [C] namens Installatiebedrijf [X] een kaartje in de brievenbus van nummer [adres] achtergelaten met het verzoek om contact op te nemen teneinde de lekkage nader te kunnen onderzoeken.
2.4. Op maandag 20 januari 2014 heeft het installatiebedrijf wederom een poging ondernomen om de woning van [A] te kunnen binnengaan. Daarop is niet gereageerd.
2.5.
Lefier heeft [A] aangeschreven bij brief d.d. 23 januari 2014. Daarbij is [A] verzocht om met onmiddellijke ingang een afspraak te maken met Installatiebedrijf [X], dan wel te bellen met Lefier, in verband met de geconstateerde lekkage in de woning, gelegen onder de woning van [A]. De brief is door een medewerker van Lefier, toen [A] de deur niet open deed, in de brievenbus achtergelaten en op diezelfde datum aangetekend verzonden. [A] heeft daarop niet gereageerd.
2.6.
Lefier heeft bij aangetekende brief d.d. 27 januari 2014 [A] nogmaals aangeschreven, welke brief in de brievenbus van [A] is achtergelaten. Daarbij is [A] verzocht om vóór woensdag 29 januari 2014 om 12.00 uur te reageren, bij gebreke waarvan een juridische procedure zal worden opgestart.
2.7.
De van Lefier afkomstige brief d.d. 27 januari 2014 heeft [A] op 30 januari 2014 aan Lefier teruggezonden met handgeschreven aantekeningen, waarin onder meer het volgende is vermeld:

zoek het maar uit en vertel het de rechter maar!
2.8.
Bij email van 3 februari 2014 heeft [C] aan Lefier verklaard dat “
de afvoer van [nummer] lekkage heeft van de bovenbuurvrouw (nummer [nummer]). Dit is een loden afvoer naar gietijzeren riolering. Deze is kapot/verrot. Al 3 keer bij de boven buurvrouw geweest. Deze geeft geen reactie.
De loden pijp is de verbinding van het afvoerputje van de douche van [A] en de afvoer van [B].

3.Het geschil

3.1.
De vordering van Lefier strekt ertoe:
I gedaagde te veroordelen om binnen twee dagen na de uitspraak, althans binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, de medewerkers van Lefier en/of door Lefier aangewezen werklieden toe te laten in de door haar gehuurde woning, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres], ten einde de noodzakelijke werkzaamheden te verrichten;
II gedaagde te veroordelen om de noodzakelijke werkzaamheden te gehengen en te gedogen en waar nodig haar medewerking te verlenen ten einde de vorenbedoelde werkzaamheden mogelijk te maken, met machtiging aan eiseres om zichzelf toegang tot het perceel te verschaffen, desnoods met behulp van de sterke arm, indien gedaagde medewerkers van Lefier en/of door Lefier aangewezen werklieden niet tot de door haar gehuurde woning toelaat, de werkzaamheden niet gehengt en gedoogt en/of haar medewerking niet verleent;
III gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag groot € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat zij niet haar medewerking verleent, de werkzaamheden frustreert of belemmert, nadat de periode van twee dagen na uitspraak/betekening van het vonnis dan wel de door de voorzieningenrechter bepaalde termijn is verstreken, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaalbedrag vanaf de dag dat de dwangsommen opeisbaar zijn geworden tot aan de dag der algehele voldoening;
IV gedaagde te veroordelen om binnen 4 weken na de uitspraak van dit vonnis, althans binnen 4 weken na betekening van dit vonnis, althans binnen een zodanige termijn als de voorzieningenrechter vermeent te behoren, de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] te ontruimen en ontruimd te houden, met medeneming van het hare en met afgifte der sleutels ter vrije beschikking te stellen van eiseres, alles overeenkomstig de wet;
V gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding alsmede de nakosten volgens het
liquidatietarief, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[A] heeft verweer gevoerd.

4.De beoordeling

Algemeen

4.1.
In de eerste plaats overweegt de voorzieningenrechter dat Lefier en daarvoor ook door haar ingeschakelde derden voldoende pogingen in het werk hebben gesteld, laatstelijk nog bij brief van 27 januari 2014, [A] ertoe te bewegen haar woning voor Lefier en/of bedoelde derden open te (doen) stellen. In dit verband kan bezwaarlijk worden geoordeeld dat [A] rauwelijks is gedagvaard.
De vordering sub I, II en III
4.2.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter er bij [A] op aangedrongen Lefier en/of het door haar ingeschakelde installatiebedrijf toe te laten tot haar woning en daar de nodige werkzaamheden te laten verrichten.
4.3.
Bij brief d.d. 24 februari 2014 heeft de raadsman van Lefier onder meer het volgende aan de voorzieningenrechter doen weten:
Woensdagmiddag 19 februari jl. is Installatiebureau [X] ter plaatse geweest bij
mevrouw [A], de werkzaamheden zijn aangehouden tot maandag 24 februari, (…).
Van cliënte ontving ik zojuist bericht dat Installatiebureau [X] vandaag is toegelaten
tot de door [A] gehuurde woning en dat de werkzaamheden voorspoedig zijn verlopen
en benodigde reparaties zijn verricht.
Met betrekking tot de proceskosten en de gevorderde ontruiming verzoek ik u vonnis te
wijzen.
4.4.
Omtrent de vorderingen sub I, II en III behoeft derhalve geen uitspraak meer te worden gedaan.
De vordering sub IV en V
4.5.
Aan de gevorderde ontruiming heeft Lefier het volgende ten grondslag gelegd.
De weigerachtige houding van [A] om mee te werken aan/het gehengen en gedogen
van werkzaamheden is een wanprestatie die de elementaire beginselen van wat men over
en weer van elkaar mag verwachten tart.
In 2011 heeft Lefier een kort geding moeten voeren om de woning van [A] te mogen binnentreden om overlast ten gevolge van onder meer schimmelvorming te kunnen aanpakken. Ook toen reageerde [A] niet op verzoeken daartoe van Lefier.
De teneur is derhalve hetzelfde als destijds: [A] laat Lefier – ondanks dringende verzoeken door Lefier – niet in het gehuurde toe.
Lefier meent dan ook dat naast het medewerken op korte termijn door [A] ontruiming van de gehuurde woning door [A] een te rechtvaardigen stap is. Lefier wil rekening houden met de persoonlijke omstandigheden en meent dat ontruiming van de woning op een termijn van 4 weken redelijk is.
Daarnaast heeft [A] tijdens een gesprek in de woonwinkel van Lefier haar boosheid op een medewerker van Lefier, de heer [D], afgereageerd door hem een kop koffie in het gezicht te gooien. Lefier wil geen woningen verhuren aan huurders die hun boosheid op de medewerkers van Lefier botvieren. [D] heeft van het gebeurde aangifte gedaan. Van Lefier kan ook om deze reden niet worden gevergd dat zij de huurovereenkomst die zij heeft met [A], laat voortduren.
Verder zijn diverse klachten van omwonenden van [A] bij Lefier binnengekomen. Die klachten komen er op neer dat [A] omwonenden uitscheldt, het portiek vervuilt door
rijst, koffie en verf in het portiek te gooien, de naambordjes van de brievenbussen verwisselt en geluidsoverlast veroorzaakt door geschreeuw en het uiten van bedreigingen aan omwonenden.
4.6.
Met betrekking tot de gevorderde ontruiming overweegt de voorzieningenrechter dat daarvoor thans (nog) niet voldoende rechtvaardiging bestaat.
4.7.
De voorzieningenrechter wenst wel te benadrukken dat [A] krachtens de tussen partijen geldende huurvoorwaarden (artikel 8 lid 3 en 4) verplicht is Lefier en door Lefier aangewezen werklieden in het gehuurde toe te laten en dat [A] door in gebreke te blijven met de nakoming van deze op haar rustende verplichting medewerkers van Lefier
en/of door Lefier aangewezen werklieden in haar woning toe te laten, wanprestatie pleegt jegens Lefier, hetgeen – indien dit nogmaals plaatsvindt – een ontruiming mogelijk wel kan rechtvaardigen.
4.8.
Het kan niet van Lefier gevergd worden dat zij gedwongen wordt door middel van een kort geding maatregelen af te dwingen, waaraan [A] ingevolge de huurovereenkomst en de daarop van toepassing zijnde huurvoorwaarden reeds verplicht is mee te werken.
Dit klemt te meer daar niet is gebleken van enige inhoudelijke reden voor de weigering van [A] Lefier danwel door haar ingeschakelde derden toe te laten.
4.9.
Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat het niet aan [A] is de juistheid van een bericht van Lefier danwel door Lefier ingeschakelde derden te beoordelen. Indien [A] twijfelt aan de juistheid daarvan dient zij daarover binnen redelijke termijn contact te leggen met Lefier. Ook na ontvangst van een aangetekende brief kan dat van [A] worden verwacht.
4.10.
Door de handelwijze van [A] wordt Lefier niet alleen in financiële zin benadeeld, doordat zij extra kosten moet maken om te kunnen voldoen aan de op haar rustende verplichting, zoals in casu het verhelpen van een lekkage, maar ook pleegt [A] wanprestatie in de uitvoering van de huurovereenkomst, omdat zij zich niet gedraagt als een goed huurder.
4.11.
Ook de onheuse bejegening van een medewerker van Lefier door [A] is niet zoals het een goed huurder betaamt.
Daarnaast is een aantal meldingen van portiekbewoners, omwonenden van [A], overgelegd waarin zij klagen omtrent overlastgevend gedrag van de zijde van [A].
4.12.
De meldingen zijn echter van recente datum, terwijl de mogelijkheid bestaat dat het gedrag van [A] dat heeft geleid tot de klachten en het gebeurde op het kantoor van Lefier mede is veroorzaakt door het geschil met Lefier omtrent het binnenlaten van door Lefier ingeschakelde derden. Nu dit geschil is beëindigd bestaat derhalve de kans dat [A] geen overlast meer zal veroorzaken.
De voorzieningenrechter benadrukt wel dat [A] zich te allen tijde moet onthouden van gedrag dat aan omwonenden overlast kan geven.
In het onderhavige geval is echter niet gebleken van zodanig ernstig en structureel overlastgevend gedrag dat een ontruiming thans gerechtvaardigd is. De vordering wordt dan ook in zoverre afgewezen.
4.13.
De voorzieningenrechter overweegt dat het aanhangig maken van dit kort geding noodzakelijk en onvermijdelijk was teneinde te bewerkstelligen dat [A] Lefier en/of door Lefier ingeschakelde derden tot haar woning zou toelaten, zodat [A] in de proceskosten wordt veroordeeld. De kosten aan de zijde van Lefier worden begroot op:
- dagvaarding € 95,77
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.519,77

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Lefier tot op heden begroot op € 1.519,77;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Oostdijk en in het openbaar uitgesproken op
28 maart 2014. [1]

Voetnoten

1.type: js