7.Voorts heeft eiser betoogd dat verweerders weigering om de maximumsnelheid op het wegtraject A7 te verlagen naar 120 km/u leidt tot een onacceptabele toename van de geluidsoverlast met 0,2 tot 0,4 decibel (Db) voor bewoners en gebruikers van een basisschool, een kinderdagverblijf, een peuterspeelzaal en een woonzorg- en behandelcentrum langs het traject. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser bovendien aangevoerd dat de staat van het wegdek nabij Bolsward slecht is, wat eveneens bijdraagt aan geluidsoverlast.
7.1.Verweerder heeft in reactie op deze beroepsgrond - onder meer en samengevat weergegeven - naar voren gebracht dat uit akoestisch onderzoek volgt dat het verhogen van de maximumsnelheid van 120 km/u naar 130 km/u op het wegtraject A7 ter hoogte van Bolsward, niet leidt tot een overschrijding van de aldaar geldende geluidproductieplafonds.
7.2.De rechtbank stelt vast dat verweerder ter voorbereiding van het bestreden besluit akoestisch onderzoek heeft laten verrichten. Hierbij is verweerder uitgegaan van het wettelijk regime van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer. Hoofdstuk 11 en de onderliggende regelgeving zijn sinds 1 juli 2012 van kracht. Met de invoering van deze regelgeving zijn geluidproductieplafonds ingevoerd voor wegen die in beheer zijn bij het Rijk. De geluidproductieplafonds geven de geluidproductie aan die een rijksweg maximaal mag voortbrengen op aan weerszijden van de weg gelegen referentiepunten. Het Rijk is, als beheerder van de rijksweg, verplicht om de geluidproductieplafonds na te leven. Indien sprake is van een (dreigende) overschrijding van geluidproductieplafonds zal het Rijk moeten bezien of deze kunnen worden nageleefd door het treffen van doelmatige geluidsbeperkende maatregelen of door het voeren van een procedure tot wijziging van geluidproductieplafonds. Verweerder heeft toegelicht dat de bedoeling van de nieuwe regelgeving uit de Wet milieubeheer en de onderliggende regelgeving is dat geluidsoverlast wordt beperkt. Daarom zijn concrete normen, geluidproductieplafonds, ingevoerd waaraan het niveau van geluid objectief kan worden getoetst. Verder is voorzien in een systeem op grond waarvan jaarlijks moet worden gemonitord of nog steeds wordt voldaan aan de geluidproductieplafonds. De referentiepunten langs alle rijkswegen zijn op ongeveer 50 meter van de buitenste rijstrook en met een onderlinge afstand van 100 meter gelegen.
7.3.Verweerder heeft adviesbureau DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. (DGMR) een akoestisch onderzoek laten uitvoeren naar de gevolgen van de verhoging van de maximumsnelheid naar 130 km/u. Op 24 augustus 2012 heeft DGMR rapport uitgebracht (met kenmerk V.2012.0392.04.R001). De bijlagen 2.59, 3.59, 4.59, 5 (pagina’s 154 en 167/168) en 5.59 bij dat rapport zien op de situatie van het wegtracé bij Bolsward. De geluidproductieplafonds die daar conform voornoemde systematiek van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer zijn vastgesteld variëren van 57,3 tot 65,5 Db. Blijkens bijlage 5 hebben de geluidsproducties die in 2012 ter plaatse zijn gemeten een waarde van tussen 0,6 en 1,5 Db onder het geluidsproductieplafond dat daar is toegestaan. Bij aanpassing van de maximumsnelheid naar 130 km/u neemt de geluidsproductie op deze referentiepunten met 0,2 Db tot 0,3 Db toe, waarmee de waarden van de geluidsproductie door die verhoging op de referentiepunten onder de ter plaatse geldende geluidproductieplafonds blijven.
7.4.De rechtbank stelt vast dat eiser deze meetgegevens niet heeft betwist. Evenmin heeft eiser een tegenrapportage van een deskundige in het geding gebracht. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om de gegevens in het rapport van DGMR voor onjuist en of onvolledig te houden. Verweerder kon bij zijn besluitvorming dan ook uitgaan van onder meer de meetgegevens in het rapport van DGMR.
7.5.De rechtbank concludeert dat uit voornoemd onderzoek van DGMR volgt dat het verhogen van de maximumsnelheid van 120 km/u naar 130 km/u op het wegtraject A7 ter hoogte van Bolsward niet leidt tot een overschrijding van de aldaar geldende geluidproductieplafonds. Voor verweerder was er dan ook geen aanleiding om te beslissen het wegtraject A7 op te nemen in bijlage 1 bij het besteden besluit.
7.6.Voor zover eiser ter zitting de (slechte) staat van het wegdek bij Bolsward aan de orde heeft gesteld, heeft verweerder ter zitting opgemerkt dat hierdoor mogelijk (tijdelijk) de geluidsproductieplafonds ter plaatse worden overschreden, maar dat dit op dit moment niet zeker is. Verweerder heeft er bovendien op gewezen dat overschrijding van de geluidsnorm ingevolge de Wet milieubeheer tijdelijk is toegestaan, omdat het wegdek naar verwachting voor 1 januari 2016 zal worden vervangen door een laag zeer open asfalt beton (zoab). Bij brief van 17 oktober 2013 heeft verweerder verduidelijkt dat artikel 11.45, vierde en vijfde lid, van de Wet milieubeheer in dit kader van toepassing is.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
7.6.1.Ingevolge artikel 11.20 van de Wet milieubeheer draagt de beheerder zorg voor de naleving van de geluidproductieplafonds.
Ingevolge artikel 11.45, vierde lid, van de Wet milieubeheer wordt de heersende geluidproductie met betrekking tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen wegen, bepaald op basis van de situatie waarbij een daarbij aangegeven wegdek is aangebracht.
Ingevolge artikel 11.45, vijfde lid, van de Wet milieubeheer geldt indien de heersende geluidproductie op een referentiepunt langs een weg als bedoeld in het vierde lid, blijkens het verslag hoger is dan het krachtens het vierde lid berekende geluidproductieplafond, voor het betreffende referentiepunt een vrijstelling van artikel 11.20, totdat door vervanging van de wegverharding het geluidproductieplafond wordt nageleefd, maar uiterlijk tot 1 januari 2016.
De algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 11.45, vierde lid, van de Wet milieubeheer is het Besluit geluid milieubeheer. In Bijlage 3 behorende bij dit Besluit is het wegvak van de A7 bij Bolsward opgenomen.
7.6.2.Eiser heeft in reactie op de brief van 17 oktober 2013 naar voren gebracht dat verweerder gelet op artikel 11.44 van de Wet milieubeheer oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van de vrijstellingsmogelijkheid die in artikel 11.45 van de Wet milieubeheer is opgenomen.
7.6.3.Ingevolge artikel 11.44 van de Wet milieubeheer is deze afdeling van toepassing op geluidproductieplafonds die tot stand zijn gekomen met toepassing van artikel 11.45 voor een op 1 juli 2012 bestaande weg of spoorweg en geprojecteerde weg of spoorweg, die wordt geplaatst op de geluidplafondkaart.
7.6.4.De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft betwist dat het wegdek ter plaatse van slechte kwaliteit is. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet gebleken dat, ondanks de slechte staat van het wegdek, de geluidsnormen thans worden overschreden, wat er ook zij van het al dan niet toepassen van artikel 11.45 van de Wet milieubeheer. Zoals hiervoor onder 5.3 is overwogen zijn de gemeten geluidswaarden in 2012 onder het niveau van het daar geldende geluidsproductieplafond gebleven. Dat het geluidsniveau daarna is toegenomen tot een waarde die boven het geluidsproductieplafond ligt, is niet gebleken. De rechtbank is, mede gelet op de regelgeving zoals hiervoor is weergegeven, dan ook van oordeel dat verweerder in de slechte staat van het wegdek geen aanleiding heeft hoeven zien om de wegtracé bij Bolsward thans op te nemen in bijlage 1 bij het bestreden besluit.