Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Uitspraak van de meervoudige kamer van 4 maart 2014 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Omdat eiseres volledig verwijtbaar de mededelingsverplichting heeft geschonden, is verweerder van mening terecht een boete te hebben opgelegd ter hoogte van het benadelingsbedrag ad € 12.340,40.
1 januari 2013 geldende Boetebesluit Socialezekerheidswetten aanduiden als het Boetebesluit.
Eiseres had, mede gelet op de hoogte ervan, redelijkerwijs kunnen en moeten begrijpen dat haar inkomsten uit een pensioen (ter voorziening in het WAO-gat) van invloed konden zijn op het recht op toeslag. In de toekenningsbeslissing van 19 mei 2010 is reeds aangegeven dat eiseres wijzigingen in haar leefvorm, gezinssamenstelling, inkomen of het inkomen van haar partner onmiddellijk aan verweerder diende door te geven. Ook op het aanvraagformulier “Toeslag aanvragen” dat eiseres op 11 mei 2010 heeft ingevuld en ondertekend, is duidelijk gevraagd naar eventuele uitkeringen. Op de vraag: “ontvangt u een uitkering” heeft eiseres het vakje ‘ja’ aangekruist en er bij vermeld: WAO- en tot 12 mei 2010 WW-uitkering. Het vakje ‘WAO-gat’ heeft eiseres niet aangekruist en ook anderszins is door eiseres geen melding gemaakt van het aanvullend pensioen. Door na te laten de inkomsten uit een pensioen aan verweerder door te geven heeft eiseres de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 12 TW geschonden.
De wetgever heeft overgangsrecht gemaakt. Dit is opgenomen in artikel XXV van de Wet aanscherping. Dit artikel luidt -voor zover hier relevant- als volgt:
2. Ten aanzien van beboetbare overtredingen voorzien bij of krachtens de wetten die bij deze wet zijn gewijzigd en die zijn begaan uiterlijk op de dag voor de dag waarop deze wet of het desbetreffende onderdeel daarvan in werking is getreden en voortduren op de dag waarop deze wet of het desbetreffende onderdeel daarvan in werking is getreden blijft het recht van toepassing, zoals dat gold op de dag voor de dag waarop deze wet of het desbetreffende onderdeel daarvan in werking is getreden, mits uiterlijk op de dertigste dag na de dag waarop deze wet of het desbetreffende onderdeel daarvan in werking is getreden de overtreding is opgeheven of geconstateerd.
De rechtbank zal in de uitspraak beslissen dat de hoogte van de boete wordt bepaald op 10% van het benadelingsbedrag over de periode van 13 mei 2010 tot 1 januari 2013 plus 100% over de periode van 1 januari 2013 tot 31 mei 2013 en zal verweerder opdragen aan eiseres het concrete bedrag van de boete via toepassing van deze criteria mee te delen.
Beslissing
- vernietigt het bestreden besluit van 9 augustus 2013;
- stelt de hoogte van de boete op 10 % van het benadelingsbedrag over de periode
mr. E.M. Visser, leden, in aanwezigheid van mr. H.W. Wind, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2014.