ECLI:NL:RBNNE:2014:1034

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2014
Publicatiedatum
28 februari 2014
Zaaknummer
19.830291-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • H.H.A. Fransen
  • M.C. Fuhler
  • S. Zwerwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot uitvoer van hennep naar Duitsland door verdachte in vereniging met anderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een poging tot het vervoeren van ongeveer 18 kilogram hennep van Nederland naar Duitsland. De verdachte, die niet als ingezetene in Nederland was ingeschreven, werd bij dagvaarding ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 15 oktober 2012 in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid hennep buiten het grondgebied van Nederland wilde brengen. Tijdens de zitting op 14 februari 2014 was de verdachte niet verschenen, waardoor verstek werd verleend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een georganiseerde poging om hennep te vervoeren, waarbij verschillende bewijsmiddelen, zoals afgeluisterde telefoongesprekken en observaties, zijn gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachten aan te tonen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot uitvoer van hennep, wat in strijd is met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een straf op van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, rekening houdend met de rol van de verdachte als mogelijk koerier.

De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de maatschappelijke schade die voortvloeit uit de handel in verdovende middelen. De verdachte werd schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit, terwijl hij van andere tenlasteleggingen werd vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.830291-12
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 28 februari 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op[geboortedatum],
wonende te[woonplaats]
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 14 februari 2014.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij
hij op of omstreeks 15 oktober 2012 in de gemeente Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een grote hoeveelheid (ongeveer 18 kilogram) hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, die grote hoeveelheid hennep in een auto heeft vervoerd naar de (directe) omgeving van de grens tussen Nederland en Duitsland, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 15 oktober 2012 in de gemeente Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid (ongeveer 18 kilogram) hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. J.F. Severs acht hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte voor dit feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest.

Bewijsmotivering

Zie voor de bewijsmotivering de uitspraak onder ECLI:NL:RBNNE:2014:1029

Nadere bewijsmotivering

De rechtbank overweegt nog het volgende:
In het telefoongesprek tussen [medeverdachte] en een Duitsprekende man wordt de term “Hase” gebruikt. De term zou de betekenis kunnen hebben van de Engelse term “(Purple) Haze”. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat Purple Haze een cannabissoort is.
Uit de afgeluisterde gesprekken met [medeverdachte] op 13 oktober 2012 en de daaropvolgende contacten blijkt dat er die avond een ontmoeting plaatsvindt bij het Van der Valk hotel in Assen, waarbij schijnbaar papieren overhandigd worden. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat in sommige kringen het woord papier als voor geld wordt gebruikt.
Uit de genoemde tapgesprekken komt naar voren dat [medeverdachte] op maandag 15 oktober 2012 om 12:00 uur had afgesproken met de gebruiker van het telefoonnummer[telefoonnummer].
Het bleek dat dit nummer te naam gesteld is op [betrokkene] van de[adres] in Assen.
Uit het proces-verbaal van politie komt naar voren dat het de politie bekend is dat hij betrokken is bij de Growshop Biomemo in Assen en o.a. antecedenten heeft voor de Opiumwet.
Uit de tap blijkt dat het eerder genoemde Duitse nummer tussen ca. 08:00 uur en 15:00 uur 61 keer in belt of sms't met het nummer van[medeverdachte] alvorens er contact is. Ook het nummer van [betrokkene] zoekt tweemaal contact met [medeverdachte].
De genoemde telefoongesprekken en observaties passen wat tijdstippen betreft bij de door [verdachte] en Ozdemir in hun verklaringen aangegeven handelingen met betrekking tot het plaatsen van tassen met hennep in de Toyota Verso met het Duitse [kenteken].
Na de aanhouding van verdachte en zijn medeverdachten zijn de Toyota Verso met het en de Volkswagen Golf met [kenteken] in beslag genomen. Deze auto's zijn vervolgens onderzocht:
In de Toyota Verso waarin de Duitse verdachten reden zijn o.a. twee grote tassen met totaal ca. 18 kilogram hennep aangetroffen, gripzakken met bijzondere opdruk en een aantal mobiele telefoons.
In de door [medeverdachte] bestuurde Volkswagen Golf is o.a. onder de bestuurdersstoel een geldbedrag van € 29150,00 aangetroffen.
Bij de insluitingfouillering van [medeverdachte] werd een bedrag van € 3576,10 aangetroffen, dit geldbedrag is in beslag genomen.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen en overwegingen het primair tenlastegelegde feit, de poging tot uitvoer in vereniging van een hoeveelheid hennep naar Duitsland bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 15 oktober 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn medeverdachten voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid (ongeveer 18 kilogram) hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, die hoeveelheid hennep in een auto heeft vervoerd naar de directe omgeving van de grens tussen Nederland en Duitsland, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot het medeplegen van het handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de
Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet in verband met de artikelen 45 en 47 van
het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit; de omstandigheden waaronder het feit is begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 16 januari 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld.
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging om tezamen in vereniging met anderen ongeveer 18 kilogram hennep van Nederland naar Duitsland te vervoeren.
Het is een feit van algemene bekendheid dat verdovende middelen grote schade toebrengen aan het sociaal-maatschappelijk functioneren van diegenen die daaraan verslaafd zijn, ook als het gaat om softdrugs.
Bovendien brengt de verslavingsproblematiek en de daarmee samenhangende criminaliteit van drugsgebruikers mee dat aan de maatschappij jaarlijks grote schade wordt berokkend. De rechtbank rekent dit verdachte aan, temeer nu hij betrokken is bij een poging om de hennep uit te voeren naar Duitsland en het aldus de bedoeling was deze verdovende middelen breder te verspreiden.
De straf die de rechtbank zal opleggen, is lager dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank acht het uit de inhoud van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet uit te sluiten dat verdachte op 15 oktober 2012 slechts als koerier van de drugs heeft gefungeerd en slechts een kleinere rol heeft gehad in het geheel.
De rechtbank acht in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van
6 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. M.C. Fuhler en mr. S. Zwerwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 februari 2014, zijnde mr. S. Zwerwer buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.