vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
zaaknummer / rolnummer: C/17/113566 / HA ZA 11-521
[A],
h.o.d.n. R.J. Hekwerken & Montagebedrijf,
wonende te [plaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. H.J. Tulp te Drachten,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEKWERK FRYSLÂN B.V.,
mede h.o.d.n. ABC Hekwerk Fryslân,
gevestigd te Heerenveen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. G. de Gelder te Woudenberg.
Partijen zullen hierna [A] en ABC Fryslân genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 april 2012;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 17 juli 2012;
- het proces-verbaal van tegenverhoor van 6 november 2012;
- de conclusie na getuigenverhoor;
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. De Wet herziening gerechtelijke kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van deze datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
1.4. De samenstelling van de meervoudige kamer die het onderhavige vonnis wijst is gewijzigd ten opzichte van de samenstelling ten tijde van het wijzen van het tussenvonnis van 11 april 2012. De reden hiervoor is dat de rechter die bij het wijzen van het tussenvonnis deel uitmaakte van de meervoudige kamer en die de getuigen heeft gehoord sinds begin 2013 om persoonlijke redenen (verband houdende met de wisseling van kantoor door mr. Tulp) niet meer vrij staat om deze zaak verder te behandelen.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank neemt hier over en volhardt bij hetgeen zij in haar tussenvonnis van 11 april 2012 (hierna: het tussenvonnis) heeft overwogen en beslist.
in reconventie
2.2. Bij het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat sprake is van schending van de door [A] op 26 januari 2011 getekende geheimhoudingsverklaring (hierna: de Geheimhoudingsverklaring) indien één van de twee door ABC Fryslân gestelde overtredingen komt vast te staan. Aan ABC Fryslân is vervolgens opgedragen te bewijzen dat [A] de heer [X] van Ingenieursbureau Oranjewoud in de week van 15 april 2011 persoonlijk heeft geïnformeerd over de overname van ABC Fryslân of dat [A] de heer [Y] van ABC Hekwerk Westland en Rijnmond in de tweede helft van april 2011 om hulp en ondersteuning heeft gevraagd bij de bedrijfsvoering van ABC Fryslân. De rechtbank heeft daarbij voorts overwogen dat ABC Fryslân er om proceseconomische redenen voor kan kiezen om van beide stellingen bewijs te leveren.
2.3. ABC Fryslân heeft drie getuigen doen horen, te weten: [X], uitvoerder bij Oranjewoud, [W], algemeen directeur van ABC Hekwerk Westland en Rijnmond en [Y], directeur van ABC Hekwerk Westland en Rijnmond. [A] heeft in tegenverhoor één getuige doen horen, te weten: [N], werknemer van [A].
2.4. De rechtbank oordeelt dat ABC Fryslân niet is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat [A] de heer [X] van Ingenieursbureau Oranjewoud (hierna: [X]) in de week van 15 april 2011 persoonlijk heeft geïnformeerd over de overname van ABC Fryslân, waartoe het volgende wordt overwogen. De rechtbank heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat de enkele mededeling van [A] aan [X] dat hij en zijn broer "met een overname" bezig zijn, zonder daarbij de identiteit van het over te nemen bedrijf te melden, geen schending van de Geheimhoudingsverklaring met zich brengt. Daartoe dient volgens de rechtbank vast te komen staan dat [A] daarbij de naam van ABC Fryslân heeft genoemd. Bij conclusie van eis in reconventie heeft ABC Fryslân een door [X] getekende verklaring in het geding gebracht, gedateerd 21 juli 2011, met als inhoud:
"Hierbij verklaar ik dat ik ben ingelicht over een op gaande zijnde overname van ABC Hekwerk Fryslân door Gebr. [A] hekwerken.
Ik ben hier over ingelicht door Dhr. [A] in de week van 15-04-2011 j.l."
Ter gelegenheid van het verhoor heeft [X] weliswaar verklaard dat dit zijn verklaring is - waaruit in beginsel zou voortvloeien dat de naam van ABC Fryslân door [A] is genoemd in een gesprek met [X] - maar uit hetgeen [X] vervolgens verklaart blijkt dat bij hem - voor wat betreft het door [A] noemen van de naam van ABC Fryslân - sprake is van een veel minder stellige herinnering dan de verklaring van 21 juli 2011 doet vermoeden. Zo verklaart [X] ten aanzien van het gesprek met [A]:
"(…) [voornaam A] verklaarde vervolgens zijn afwezigheid aan mij met de mededeling dat zij met die overname bezig waren. De letterlijke woorden die hij gebruikte weet ik niet meer. (…) Volgens mij heeft [A] de naam ABC genoemd. Ik weet niet hoe Oranjewoud langs andere weg aan de kennis gekomen zou kunnen zijn dat het om ABC ging.(…) Het gesprek met [A] is al wel weer een tijd geleden, ik weet niet meer precies hoe het gesprek ging, maar volgens mij heeft hij de naam ABC genoemd. Ik weet niet meer op welke dag ik [A] heb gesproken."
Voor wat betreft zijn herinneringen aan gesprekken ná dit gesprek met [A] verklaart [X]:
"Na het gesprek met [A] heb ik wel aan mijn projectleider [C] verteld dat er wat speelde, maar ik weet niet meer wat ik precies gezegd en ook niet meer wanneer dit gesprek heeft plaatsgevonden. (…) Ik heb op het werk in Sneek ook met niemand anders over de inhoud van het gesprek gesproken. Nu u dit dicteert vind ik dat wel erg stellig, het zou kunnen dat ik het er met zijn broer over gehad heb, maar dat kan ik mij niet meer herinnneren."
Naar aanleiding van vragen over de wijze van totstandkoming van de verklaring van 21 juli 2011 verklaart [X]:
"De reden dat ik deze verklaring heb opgesteld was de volgende. De heer [D] is bij mijn projectleider gekomen en toen heeft [C] mij erbij gehaald en gevraagd wat ik er van wist. Daarna ben ik bij de heer [D] op kantoor geweest in Heerenveen (…) Hij vroeg mij of ik iets wist van de overname. Mijn antwoord daarop was dat ik in de week van 15 april 2011 hierover ben ingelicht, zoals ik in de verklaring heb vermeld. Naar aanleiding van de vraag of ik van de heer [D] voor het eerst heb gehoord dat het om een overname van ABC zou gaan, verklaar ik nogmaals dat [A] volgens mij de naam ABC heeft genoemd. Overigens weet ik door het tijdsverloop niet meer precies hoe het gesprek met [D] verliep. De verklaring is opgesteld door de heer [D]. Ik heb deze gelezen en vervolgens ondertekend."
2.5. Uit de getuigenverklaring van [X] blijkt dat [A] - gelijk ook door [A] is erkend - [X] heeft medegedeeld dat hij bezig was met een overname, maar dat daarbij door [A] ook de naam van ABC Fryslân is genoemd is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan. De verklaring is daarvoor te weinig stellig. [X] verklaart slechts dat de naam ABC "volgens hem" is genoemd, hetgeen betekent dat hij dit niet met stelligheid, op basis van eigen herinnering, verklaart. Bovendien betreft het een herinnering aan een gesprek dat plaats vond in april 2011, terwijl [X] van een daarop volgend gesprek met zijn projectleider, of van een gesprek ruim drie maanden later met de heer [D], naar eigen zeggen nauwelijks nog enige herinnering heeft. Over de vraag of hetgeen [X] zich naar eigen zeggen nog van het gesprek met [A] herinnert ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en of hetgeen in de - naar thans blijkt door [D] opgestelde - verklaring van 21 juli 2011 staat vermeld, volledig juist is, ontstaat daarmee zodanige twijfel, dat overtreding door [A] van de Geheimhoudingsverklaring - door het noemen van de naam van ABC Fryslân tegen [X] - hiermee niet is komen vast te staan. De rechtbank weegt bij dat oordeel mee dat de verklaring van [X] op zich staat en geen steun vindt in , of aansluit bij, andere bewijsmiddelen in deze zaak.
2.6. De rechtbank oordeelt vervolgens dat ABC Fryslân evenmin is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat [A] de heer [Y] van ABC Hekwerk Westland en Rijnmond (hierna: [Y]) in de tweede helft van april 2011 om hulp en ondersteuning heeft gevraagd bij de bedrijfsvoering van ABC Fryslân. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. [Y] heeft allereerst verklaard dat de gang van zaken als beschreven in een e-mail van de heer [E] (hierna: [E]), algemeen directeur van het moederbedrijf van ABC Fryslân van 21 juni 2011 - door ABC Fryslân bij conclusie van eis in reconventie in het geding gebracht - niet (helemaal) overeen komt met de feitelijke gang van zaken. Over de vraag hoe het dan wel is gegaan verklaart [Y] dat hij een gesprek heeft gehad met [F] [A], de broer van [A], (hierna: [F]), op een verjaardag half april 2011. Volgens [Y] heeft [F], toen zij buiten een sigaretje aan het roken waren, verteld over de overname van ABC Fryslân. De letterlijke woorden van [F] waren volgens [Y]: "wij worden collega's". Vervolgens heeft [Y], aldus zijn verklaring, [F] aangeboden dat hij wel wilde komen helpen op een zaterdag als er problemen of vragen waren over het softwareprogramma Cortex, dat door ABC wordt gebruikt. Uit de verklaring van [Y] blijkt niet van enig (direct) contact tussen [Y] en [A], laat staan van een verzoek van [A] aan [Y] om hulp en ondersteuning bij de bedrijfsvoering van ABC Fryslân. Het enkele feit dat [F] de broer is van [A] en voornemens was om, samen met [A], de aandelen in ABC Fryslân te kopen, maakt niet dat mededelingen van [F] aan [Y] aan [A] kunnen worden toegerekend.
2.7. De getuige [W] heeft de beschrijving van de gang van zaken door [Y] bevestigd door te verklaren dat hij van [Y] had gehoord dat deze "zijn hulp had aangeboden voor wat het betreft het computergebeuren". In reactie op de email van [E] van 21 juni 2011 - waarin [E] verklaart dat [Y] hem tijdens een gesprek van 14 mei 2011 heeft gezegd dat [A] [Y] om hulp en ondersteuning heeft verzocht - heeft [W] verklaard:
"Ik ken het verslag niet, ik heb het niet na afloop toegestuurd gekregen. Mij is ook niet gevraagd of de inhoud van de mail een correcte weergave van het gesprek was. (…) Wat betreft het gedeelte van de mail dat gaat over de hulp door [Y] weet ik dat [Y] heeft aangeboden om te helpen met (…) het automatiseringsprogramma. Of het is besproken zoals in het verslag weet ik niet meer."
De getuige [W] heeft ook voor het overige niet iets verklaard waaruit af te leiden is dat [Y] door [A] is benaderd met een verzoek om hulp bij de bedrijfsvoering van ABC Fryslân. Het feit dat [W] bevestigt dat hij op verzoek van [A] een leeg Excel bestandje met lijsten met artikelnummers - zonder de inkoopprijzen - naar hem heeft laten versturen is geen verzoek om zodanige hulp. Ook op dit punt is overtreding van de Geheimhoudingsverklaring daarmee niet komen vast te staan.
2.8. Nu ABC Fryslân niet in haar bewijsopdracht is geslaagd, oordeelt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat [A] de Geheimhoudingsverklaring heeft geschonden. De vordering in reconventie tot betaling van een bedrag van EUR 53.332,86 zal worden afgewezen.
2.9. Voor wat betreft de voorwaardelijke vordering in reconventie heeft de rechtbank in het tussenvonnis reeds geoordeeld dat deze vordering voor wat betreft het bedrag van EUR 2.714,78 bij eindvonnis zal worden afgewezen. Van het dan nog resterende bedrag van de voorwaardelijke vordering in reconventie (EUR 723,52) heeft [A] de verschuldigdheid erkend. Voor wat betreft dit bedrag doet ABC Fryslân dus terecht een beroep op verrekening met de vordering van [A] in conventie, zodat aan een beoordeling van dit deel van de vordering in reconventie niet wordt toegekomen.
2.10. ABC Fryslân zal als de in reconventie in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] in reconventie worden vastgesteld op EUR 1808,00 (4 punten in tarief II). De rechtbank merkt ten aanzien van het salaris advocaat op dat het aantal punten in de procedure in reconventie niet wordt gehalveerd omdat de vordering in reconventie (grotendeels) een zelfstandige vordering is, die niet voortvloeit uit het verweer in conventie.
in conventie
2.11. Bij tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat de verschuldigdheid van het door [A] in conventie onder I. gevorderde bedrag ad EUR 16.912,50 door ABC Fryslân wordt erkend, zodat dit bedrag - na verrekening met het in r.o. 2.9. vermelde bedrag
ad EUR 723,52 - voor toewijzing gereed ligt. Dit betekent dat de vordering van [A] onder I. tot een bedrag van EUR 16.188,98 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 mei 2011, nu daartegen geen (inhoudelijk) verweer is gevoerd.
2.12. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen nu [A] heeft nagelaten om deze kosten (in voldoende mate) te specificeren en verzuim is ingetreden vóór 1 juli 2012 (de datum van inwerkingtreding van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten).
2.13. De kosten van de gelegde conservatoire derdenbeslagen zullen worden toegewezen nu deze aan de vordering onder I. zijn gerelateerd en door [A] zijn gespecificeerd. De beslagkosten worden vastgesteld op 21 x EUR 159,94 + EUR 64,61 = EUR 3.423,35 voor verschotten, EUR 258,00 voor vast recht beslag en EUR 452,00 voor salaris advocaat (1 punt in tarief II), in totaal derhalve EUR 4.133,35.
2.14. ABC Fryslân zal als de grotendeels in conventie in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] in conventie, exclusief de beslagkosten, worden vastgesteld op:
- explootkosten EUR 76,31
- vast recht EUR 330,00
- salaris advocaat EUR 904,00 (2 punten in tarief II)
totaal EUR 1.310,31
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt ABC Fryslân tot betaling van een bedrag van EUR 16.188,98, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.2. veroordeelt ABC Fryslân tot betaling van de kosten van de gelegde conservatoire derdenbeslagen ten bedrage van EUR 4.133,35;
3.3. veroordeelt ABC Fryslân in de kosten van het geding, aan de zijde van [A] tot op heden vastgesteld op EUR 1.310,31;
3.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5. wijst af het meer of anders gevorderde;
3.6. wijst de vorderingen van ABC Fryslân af;
3.7. veroordeelt ABC Fryslân in de kosten van het geding, aan de zijde van [A] tot op heden vastgesteld op EUR 1.808,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Smit, mr. H.J. Idzenga en mr. E.Th.M. Zwart-Sneek en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.?