Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE WITE BRÊGE B.V.,
2.[A],
3.[B],
DE GEMEENTE BOARNSTERHIM,
1.De procedure
2.De feiten
Standpunt provincie:
3.De vordering
4.Het geschil en de beoordeling daarvan
huidige(cursivering rechtbank) provinciale beleid. Vast staat dat [D] en/of de initiatiefnemers zich niet met een dergelijk, aanvullend verzoek tot de gemeente hebben gewend. Gelet op de tekst van de brief van 26 augustus 2004 mochten [D] en de initiatiefnemers er dus niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat zowel de gemeente alsook de provincie zouden meewerken aan de realisatie van het bedrijventerrein, te meer nu in de brief van 26 augustus 2004 is aangegeven dat de provincie Fryslân pas een concrete uitspraak over de plannen doet als er een verzoek ex artikel 19 lid 1 WRO wordt voorgelegd. Bij deze stand van zaken mochten [D] en de initiatiefnemers uit de omstandigheid dat de gemeentelijke randvoorwaarden waren opgesteld en kenbaar zijn gemaakt nadat de gemeente het toekomstige, zich nog in de ontwerpfase bevindende, Streekplan had bestudeerd, in het kader van overleg en inspraak, niet afleiden dat realisering van het bedrijventerrein niet op bezwaren vanuit de provincie zou stuiten. Gesteld noch gebleken is dat de gemeente na 26 augustus 2004 op enig moment [D] en/of de initiatiefnemers heeft meegedeeld dat hun plannen in overeenstemming zijn met het toekomstige Streekplan. Van door of namens de gemeente gedane onjuiste en/of onvolledige mededelingen is dus geen sprake geweest. Van een situatie waarin De Wite Brêge c.s. door de gemeente op het verkeerde been is gezet, is geen sprake.