ECLI:NL:RBNNE:2013:8036

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
C-17-123364 - HA ZA 12-341
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door openbaarmaking van privébeelden en foto's zonder toestemming

In deze civiele zaak vordert eiseres [A], een bekende televisiepersoonlijkheid, schadevergoeding van gedaagde [B] wegens onrechtmatige daad. [B] zou zonder toestemming naaktfoto's en een filmpje van [A] op YouTube hebben geplaatst en deze foto's via MSN met derden hebben gedeeld. De feiten dateren van 2005 tot 2007, toen [A] en [B] buren waren. In augustus 2007 ontving de politie een melding dat [B] de computer van [A] had gehackt en persoonlijke gegevens had gestolen. Na een onderzoek werden er op 19 november 2007 compromitterende beelden van [A] op YouTube aangetroffen. [B] werd op 18 december 2007 aangehouden en heeft later verklaard dat hij het filmpje op YouTube had geplaatst en foto's via MSN had gedeeld. De rechtbank oordeelt dat [B] onrechtmatig heeft gehandeld door deze beelden zonder toestemming openbaar te maken, wat heeft geleid tot schade voor [A]. De rechtbank houdt echter de beslissing over de hoogte van de schadevergoeding aan, omdat [A] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de omvang van de schade. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere aktewisseling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/123364 / HA ZA 12-341
Vonnis van 18 december 2013
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. A.H. Lanting te Leeuwarden,
tegen
[B],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. G.J.P.M. Grijmans te Bolsward.
Partijen zullen hierna [A] en[B] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] en[B] zijn in de periode van circa november 2005-mei 2007 naaste buren geweest. [A] was op dat moment een bekende tv-presentatrice en bij het publiek bekend onder de naam [X].
2.2.
In augustus 2007 heeft de afdeling recherche van de politie Fryslân een anonieme melding gekregen die inhield dat[B] de computer van [A] zou hebben gehackt en zeer persoonlijke gegevens, waaronder naaktfoto's, heeft gestolen en op zijn eigen computer zou hebben gezet. De politie is vervolgens een onderzoek gestart.
2.3.
De politie heeft op 9 augustus 2007 telefonisch contact opgenomen met [A]. [A] heeft toen - voor zover hier van belang - meegedeeld dat zij van een onbekende vrouw al had gehoord dat zij had gezien dat iemand privéfoto's van haar ([A]) op zijn computer had staan. [A] heeft voorts meegedeeld dat zij die melding niet serieus heeft genomen en dat[B] bij haar in de buurt heeft gewoond.
2.4.
Op 11 oktober 2007 is de partner van [A], [C], door de politie verhoord. Hij heeft toen - voor zover hier van belang - verklaard dat hij twee maanden geleden van een kennis had gehoord dat zij onder meer naaktfoto's van [A] op de computer van[B] had gezien. Voorts heeft hij verklaard dat hij in de periode juli-augustus 2005 regelmatig draadloos was ingelogd met een laptop en dat het in theorie goed zou kunnen dat[B] in die periode door middel van een draadloze verbinding op het netwerk van [A] en hem ([C]) is geweest. [C] heeft aangifte gedaan van computervredebreuk.
2.5.
Op 19 november 2007 heeft [C] bij de politie gemeld dat er een compromitterend filmpje van [A] op YouTube was geplaatst, waarbij [A] naakt in bad stond. Op diezelfde dag heeft de politie met [A] en [C] telefonisch contact gehad, waarbij door hen is gesteld dat het bewuste filmpje ook van de computer van [A] en [C] gestolen moet zijn. Het filmpje was volgens hen inmiddels al verder verspreid op het internet.
2.6.
Eveneens op 19 november 2007 heeft de politie bij[B] een computer, een laptop en 27 CD-roms in beslag genomen.
2.7.
Naar aanleiding van een anonieme melding heeft de politie op 20 november 2007 voorts een computer in beslag genomen, die kort daarvoor door[B] aan [D] was verkocht.
2.8.
Op 27 november 2007 heeft [C] bij de politie - voor zover hier van belang - verklaard dat er ook naaktfoto's van [A] op het internet zijn verschenen en dat hij ([C]) deze foto's en het hiervoor bedoelde filmpje heeft gemaakt. Hij heeft voorts verklaard dat deze opnames uitsluitend voor privégebruik waren gemaakt en niet waren bestemd voor verspreiding. [C] heeft aangifte gedaan van schending van zijn auteursrecht. [A] heeft op dezelfde dag een en ander bevestigd en aangifte gedaan van smaad.
2.9.
Uit het onderzoek dat de politie heeft verricht naar de inhoud van de hiervoor bedoelde, in beslag genomen, computers is gebleken dat zich op de laptop in totaal 86 naaktfoto's van [A] bevonden, verspreid over twee mappen. Tevens is het filmpje van [A], dat op YouTube was geplaatst, in drie verschillende mappen aangetroffen. Voorts zijn op de computer die door [A] aan[D] was verkocht in totaal 101 naaktfoto's van [A] aangetroffen, verspreid over twee mappen.
2.10.
[B] is wegens verdenking van computervredebreuk op 18 december 2007 aangehouden en in verzekering gesteld. In het op dezelfde dag afgenomen verhoor heeft[B] - voor zover hier van belang - verklaard:
  • dat hij via een onbeveiligd draadloos netwerk gratis kon internetten en via deze verbinding sommige data op de harde schijf van de computer van [C] en [A] kon benaderen;
  • dat hij langs deze weg op naaktfoto's van [A] was gestuit, die hij in een map op zijn eigen computer had geplaatst;
  • dat het daarbij onder meer ging om 40 à 50 foto's van [A] die tijdens een vakantie zijn genomen en waarop zij is te zien in het water, in zee en nabij de vloedlijn;
  • dat hij voorts een serie van zes foto's had aangetroffen van een soort striptease van [A] op een slaapkamer, waarbij zij uiteindelijk naakt op de foto staat en daarna op bed ligt;
  • dat hij ook ongeveer 15 filmpjes van [A] had aangetroffen, die allemaal dezelfde scène betroffen, namelijk van [A] die naakt in bad ligt, en dat hij al deze filmpjes naar zijn computer heeft gekopieerd
  • dat hij de foto's in een gedeelde map op MSN had gezet, waardoor bepaalde contactpersonen, die hij toestond in de gedeelde mappen te kijken, deze foto's konden bekijken en konden downloaden;
  • dat hij uitsluitend een filmpje van [A] in bad op YouTube heeft gezet maar geen foto's;
  • dat hij niet weet wie de foto's op internet heeft gezet.[B]
2.11.
[B] is op 19 december 2007 opnieuw verhoord. Hij heeft toen - voor zover hier van belang - aanvullend verklaard:
  • dat hij het filmpje ongeveer negen à tien dagen vóór 19 november 2007 op YouTube heeft geplaatst;
  • dat op 18 november 2007 de volgende reactie bij het filmpje was geplaatst: "Zou je het filmpje waar [X] op staat willen verwijderen. Vriendelijke groeten [C]";
  • dat hij de foto's bij een aantal kennissen van hem in gedeelde mappen onder MSN had gezet en dat het zou kunnen dat deze het weer bij anderen in gedeelde mappen hebben gezet;
  • dat hij zijn computer ook niet heeft beveiligd, omdat hij vindt dat iemand anders ook bij hem op internet mag;
  • dat ook op deze wijze de foto's door anderen bij hem van de computer kunnen zijn gehaald;
  • dat hij de foto's van een onbeveiligd draadloos netwerk afhaalde van een gedeelde harde schijf;
  • dat hij het vermoeden heeft dat het de computer van [A] en [C] was, maar dat hij dit niet zeker weet.
2.12.
De officier van justitie heeft[B] gedagvaard. In eerste instantie is[B] vervolgd voor computervredebreuk en belediging. De officier van justitie heeft door middel van een vordering tot wijziging van de dagvaarding dit willen aanvullen met inbreuk op het auteursrecht van [C] en het onrechtmatig openbaar maken van portretten. De rechtbank heeft deze aanvulling toegestaan. Het toenmalige hof Leeuwarden heeft bij arrest van 4 mei 2010[B] alleen voor de in de "nieuwe" dagvaarding toegevoegde feiten veroordeeld en onder meer beslist dat[B] een schadevergoeding van € 3.000,00 aan [A] moet betalen. Voor de oorspronkelijk ten laste gelegde feiten is geen veroordeling uitgesproken (ECLI:NL:GHLEE:2010:BM3169).[B] heeft tegen dit arrest cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 20 maart 2012 de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak zelf afgedaan. Hij heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de hiervoor bedoelde aanvullende feiten.
2.13.
Drs. H.J. de Mönnink, behandelend psycholoog van [A], heeft in een rapportage van 16 april 2013 over [A] onder meer verklaard:
2.
Diagnose:mevr. [A] heeft door het digitale geweldsdelict last heeft van dissociatieve verschijnselen, die niet vreemd zijn aan slachtoffers van seksuele grensoverschrijdingen. Sinds zij in behandeling is, is het klachtenniveau verbeterd, hetgeen duidt op een gezonde veerkracht. Fysiek zijn er echter duidelijk chronische verschijnselen die verklaarbaar zijn vanuit wat bekend is in de psychoneuroimmunologie.
(…)
4.
Primaire victimisatie:mevr. [A] is slachtoffer van herhaald digitaal seksueel geweld met alle emotionele en schendings- en angst-problemen (vergelijkbaar effecten bij herhaald fysiek seksueel geweldsslachtoffers). De intieme levenssfeer van mevr. [A] is niet alleen door de inbraak geschonden maar ook nog eens door deze publieke 'etalage' waarin zij werd gezet. Keer op keer wordt bij nieuwe uploads van deze foto's bij haar opnieuw machteloosheid teweeggebracht, wordt de intimiteit opnieuw geschonden. Ook is het vertrouwen in mensen beschadigd en wordt ook herhaald pijn en schaamte opgeroepen bij haar kinderen als 'hun moeder zo tentoongesteld wordt", de massa die haar uitlacht, etc.

3.De vordering

3.1.
[A] vordert dat de rechtbank, voor zover wettelijk toegestaan uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat[B] ter zake van het ten processe bedoelde handelen jegens haar aansprakelijk is voor de door haar geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat;
2.[B] veroordeelt om aan haar als voorschot op deze schade een bedrag van
€ 30.0000,00 te voldoen;
3.[B] veroordeelt in de proceskosten.[B]
3.2.
[B] voert verweer. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

4.1.
[A] legt aan de vordering ten grondslag dat[B] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door het zonder haar toestemming openbaren van foto's en filmpjes die slechts voor privé-doeleinden waren gemaakt. Hij heeft deze foto's en films, althans een deel daarvan, gedeeld met vrienden op MSN en op YouTube geplaatst. Hij heeft hiermee haar persoonlijke levenssfeer en goede naam en eer aangetast. Als gevolg hiervan heeft [A] ernstige psychische schade geleden, als gevolg waarvan zij zich onder psychologische behandeling heeft moeten stellen. Bovendien heeft [A] haar carrière - zij was ten tijde van het gebeuren een van de televisie en de geschreven media bekende persoon - door de aantasting van haar goede naam vroegtijdig moeten beëindigen. Volgens [A] staat in deze zaak vast[B] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld omdat de feiten in een onherroepelijk strafvonnis bewezen zijn verklaard, hetgeen op grond van art. 161 Rv in een civiele procedure dwingend bewijs oplevert.
4.2.1.
Het meest verstrekkende verweer van[B] houdt in dat de vordering is verjaard op grond van art. 3:310 lid 1 BW. Hij voert hiertoe aan dat [C] op 11 oktober 2007 aangifte heeft gedaan van computervredebreuk. De reden voor deze aangifte betrof de telefonische melding van de politie medio augustus 2007 als vermeld in rechtsoverweging 2.3. [A] was dus al in augustus 2007 bekend met het feit dat haar computer mogelijk was gehackt. Immers, uit het proces-verbaal van politie blijkt dat [A] tijdens het gesprek dat zij op 9 augustus 2007 met de politie had heeft verklaard dat zij had gehoord dat foto's van haar op een computer van een derde zijn gezien en wist zij in dat verband ook de naam van[B] te noemen. Dit brengt mee dat ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding (7 november 2012) meer dan vijf jaren waren verstreken. Nu tussentijds geen stuitingshandelingen zijn verricht, is de vordering verjaard, aldus nog steeds[B]. [A] heeft betwist dat de vordering is verjaard. Zij heeft in dit verband naar voren gebracht dat[B] (pas) op 18 december 2007 heeft bekend dat hij de gewraakte feiten heeft gepleegd, hetgeen met het hiervoor vermelde arrest van het hof van 4 mei 2010 bewezen is verklaard.
4.2.2.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart - voor zover hier van belang - door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Volgens vaste rechtspraak gaat het hierbij om daadwerkelijke bekendheid, zodat het enkele vermoeden van het bestaan van schade niet volstaat, en begint de verjaringstermijn pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van deze schade in te stellen. De rechtbank kan[B] niet volgen in zijn verweer dat de verjaringstermijn al vóór 7 november 2007 een aanvang heeft genomen. Weliswaar staat vast dat er op 9 augustus 2007 telefonisch contact is geweest tussen [A] en de politie, maar uit het proces-verbaal van politie blijkt dat [A] toen - voor zover hier van belang - enkel heeft opgemerkt dat "zij van een onbekende vrouw al gehoord dat een ander iemand privé foto's van haar op de computer had staan;" en "dat [B] bij hen in de buurt had gewoond;". Over de aard van de foto's en de wijze en mate van verspreiding is destijds kennelijk niet gesproken, terwijl ook niet zonder meer duidelijk is of er een duidelijk verband is gelegd met[B] als mogelijke dader. Over het filmpje op YouTube valt in deze verklaring al helemaal niets te lezen. De verjaringstermijn is daarom, gelet op het hiervoor vermelde toetsingskader, niet reeds op 9 augustus 2007 gaan lopen. Dit is evenmin het geval voor zover het om 11 oktober 2007 gaat. De enkele omstandigheid dat
[C]op deze datum aangifte heeft gedaan brengt immers niet vanzelfsprekend mee dat [A] op deze datum daadwerkelijk bekend was met de aansprakelijke persoon en de schade. Nu[B] overigens geen feiten heeft genoemd waarop gebaseerd kan worden dat de verjaringstermijn al vóór 7 november 2007 een aanvang heeft genomen, moet de slotsom luiden dat [A] door het uitbrengen van een dagvaarding op 7 november 2012 voor het einde van een lopende verjaringstermijn[B] in rechte heeft betrokken. Gelet hierop kan in het midden blijven wanneer de verjaringstermijn precies is ingegaan.[B]
4.3.1.
[B] heeft voorts tot zijn verweer aangevoerd dat niet duidelijk is welk handelen van hem een onrechtmatige daad jegens [A] zou hebben opgeleverd. Om de vordering te kunnen toewijzen is volgens hem noodzakelijk dat vast komt te staan om welke foto's en filmpjes het concreet gaat. Anders dan [A] stelt komt haar geen beroep toe op art. 161 Rv nu de Hoge Raad het arrest van het hof van 4 mei 2010 heeft vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.3.2.
De rechtbank is van oordeel dat een beroep op art. 161 Rv in dit geval niet opgaat. Zoals[B] op goede gronden heeft betoogd is er in dit geval immers geen sprake van een situatie als bedoeld in art. 161 Rv (ofwel een in kracht van gewijsde gegaan, op tegenspraak gewezen vonnis waarbij de Nederlandse strafrechter heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan). Uit de (summiere) informatie die partijen met betrekking tot de strafzaak in het geding hebben gebracht (zie productie 1 bij dagvaarding) begrijpt de rechtbank dat de oorspronkelijk telastegelegde feiten door het hof niet bewezen zijn verklaard, terwijl aan de door het hof wél bewezen verklaarde feiten geen betekenis meer toekomt nu de Hoge Raad dit arrest heeft vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard. Gelet hierop is van dwingend bewijs als bedoeld in art. 161 Rv geen sprake en rust op [A] de stelplicht en de bewijslast van de door haar gestelde feiten. Voor wat betreft de vraag of zij hieraan heeft voldaan overweegt de rechtbank als volgt.
4.3.3.
Op grond van de verklaringen die ten overstaan van de politie zijn afgelegd moet worden vastgesteld dat[B] destijds heeft erkend dat hij het meergenoemde filmpje van een naakte [A] in bad op YouTube heeft gezet alsmede dat hij verschillende naaktfoto's van [A] in gedeelde MSN-mappen heeft geplaatst.[B] heeft daarnaast erkend dat hij via een onbeveiligde internetverbinding toegang tot dit foto- en filmmateriaal heeft gekregen en het filmpje en de foto's zonder toestemming van [A] op internet heeft gezet respectievelijk in gedeelde MSN-mappen heeft geplaatst.[B] heeft evenwel betwist dat hij de in geding zijnde foto's op internet heeft gezet. De rechtbank gaat er bij de verdere beoordeling van het geschil dan ook vanuit dat[B] het filmpje op YouTube heeft gezet en naaktfoto's van [A] via MSN met anderen heeft gedeeld. Van andere filmpjes dan het in rechtsoverweging 2.9. en verder bedoelde filmpje blijkt niet uit de gedingstukken, zodat het ervoor wordt gehouden dat[B] niet ook andere films op internet heeft geplaatst. Reeds om die reden bestaat er geen aanleiding om van [A] te vergen dat zij concreter wordt in de omschrijving van dit handelen van[B]. Uit de eigen verklaring van[B] blijkt immers dat hij weet om welk filmpje het gaat. Voor wat betreft de foto's die via MSN openbaar zijn gemaakt is de rechtbank evenmin van oordeel dat [A] hierover meer zou hebben moeten stellen dan zij heeft gedaan. Uit de gedetailleerde verklaring die[B] bij de politie heeft afgelegd blijkt dat hij ook weet om welke foto's het (globaal) gaat en heeft hij zoals overwogen ook erkend dat hij deze foto's via MSN toegankelijk heeft gemaakt voor derden. Voor zover[B] heeft bedoeld aan te voeren dat hij door het achterwege laten van een specifieke beschrijving van de foto's in deze civiele procedure in zijn verdediging is geschaad wordt dit verweer verworpen. Bij[B] moet, gelet op het vorenstaande, voldoende bekend worden verondersteld op welke foto's [A] doelt als zij hem verwijt dat hij onrechtmatig heeft gehandeld door deze foto's via MSN met anderen te delen.
4.3.4.
Voor zover het om de erkende openbaarmakingen gaat (zie de vorige rechtsoverweging) is de rechtbank van oordeel dat[B] onrechtmatig jegens [A] heeft gehandeld. Immers,[B] heeft zonder toestemming van [A] een filmpje op internet gezet en foto's via MSN met anderen gedeeld waarop [A] naakt te zien is. Dit beeld- en fotomateriaal is bovendien illegaal door[B] van de privécomputer van [A] (en/of [C]) naar zijn eigen computer gekopieerd.[B] heeft door aldus te handelen [A] in haar goede naam en eer aangetast en een ernstige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Aan de vereisten voor een onrechtmatige daad is dan ook voldaan. Een en ander geldt temeer nu vaststaat dat [A] destijds een bekende televisiepersoonlijkheid was en derhalve bekend was bij het grote publiek. Overigens stelt de rechtbank vast dat[B] ook niet (gemotiveerd) heeft betwist dat dit handelen van hem onrechtmatig jegens [A] is.
4.3.5.
Voor wat betreft de bewering van [A] dat[B] ook degene is geweest die de foto's op internet heeft geplaatst, stelt de rechtbank vast dat[B] dit reeds bij de politie heeft weersproken en dat [A] geen feiten heeft gesteld waaruit volgt dat hij degene is geweest die dit heeft gedaan. Nu [A] evenmin heeft onderbouwd waarom[B] desondanks aansprakelijk kan worden gehouden voor de verspreiding van de foto's op internet, bestaat er in zoverre geen grond om ook op dit punt onrechtmatig handelen aan de zijde van[B] aan te nemen.
4.4.1.
Het vorenstaande brengt mee dat[B] (uitsluitend) aansprakelijk is voor de schade die [A] heeft geleden door het plaatsen van het filmpje op YouTube en het delen van naaktfoto's op MSN met derden. De rechtbank stelt vast dat [A] zowel vergoeding van vermogensschade wenst als vergoeding van schade dat uit onder nadeel bestaat. Voor wat betreft dat laatste gaat het haar zowel om schade als gevolg van de inbreuk op een recht als om de vergoeding van leed. Zij heeft verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd en daarnaast betaling van een voorschot van € 30.000,00 gevorderd.[B] heeft tot zijn verweer aangevoerd dat [A] de (hoogte van de) schade op geen enkele wijze heeft onderbouwd en heeft voorts betwist dat eventuele schade in een causaal verband staat tot zijn (onrechtmatig) handelen. Hij heeft in dit verband onder meer opgemerkt dat op internet(fora) een zeer groot aantal foto's van [A] te vinden is, waarop zij in gewaagde poses is afgebeeld. Niet zelden zijn deze foto's erotiserend van aard. Deze foto's zijn geplaatst door gebruiker "Ikku", hetgeen de internet/fora-naam is van [C], aldus nog steeds[B].
4.4.2.
Voor de verwijzing naar de schadestaatprocedure is voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. In de hoofdprocedure hoeft dus niet méér te worden gesteld en, indien nodig, aangetoond dan is vereist voor het aannemelijk kunnen achten van de mogelijkheid van schade (HR 29 juni 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BW1519). De rechtbank leidt uit de stellingen van [A] af dat zij er bewust voor heeft gekozen om het debat over (de omvang van) de schade uit te stellen tot de schadestaatprocedure. Op zichzelf bezien is dit dus toegestaan, maar dit laat onverlet dat - zie hiervoor - op de eisende partij de verplichting rust om te stellen en zo nodig aan te tonen dat de mogelijkheid van schade bestaat. Los daarvan vordert [A] in dit geding ook een voorschot op de schade, zodat in ieder geval voldoende moet zijn aangetoond dat de schade meer bedraagt dan het gevorderde voorschot. De rechtbank is van oordeel dat [A] heeft nagelaten om de (hoogte van de) schade en het causaal verband met het onrechtmatig handelen van[B] (bestaande uit het plaatsen van het filmpje op YouTube en het delen van de foto's via MSN) voldoende te onderbouwen voor zover het om de gevorderde vergoeding van vermogensschade en smartengeld gaat. [A] heeft in dit verband enkel een verklaring van GZ-psycholoog De Mönnink overgelegd. De door hem beschreven schade ziet echter - zo begrijpt de rechtbank - kennelijk vooral op nieuwe "uploads" van de foto's, waarvoor zoals hiervoor overwogen geen aansprakelijkheid bij[B] kan worden aangenomen. Bovendien kan hieruit in het geheel niet worden afgeleid dat [A] (ook) vermogensschade heeft geleden. Voor wat betreft de vergoeding voor de inbreuk op een recht heeft te gelden dat reeds de enkele inbreuk een recht op vergoeding van schade geeft. Om vast te kunnen stellen welk bedrag toewijsbaar is, dient evenwel voldoende duidelijk te zijn wat de ernst van de inbreuk is. In dit geding is dat onvoldoende toegelicht.
4.4.3.
De rechtbank ziet aanleiding om [A] in de gelegenheid te stellen om bij akte de omvang van de inbreuk op het recht, de schade, de hoogte daarvan en voor zover nodig het causaal verband nader te onderbouwen nu in dit vonnis is geoordeeld dat[B] onrechtmatig jegens [A] heeft gehandeld. [A] wordt verzocht om in deze akte mede in te gaan op het verweer van[B] dat op internetfora diverse "gewaagde" foto's van haar te vinden zijn die door haar partner zijn geplaatst en besproken (hetgeen [A] bij conclusie van repliek ook met zoveel woorden heeft erkend). Weliswaar ontneemt dit feit niet de onrechtmatigheid aan het handelen van[B], zoals [A] bij repliek terecht heeft gesteld, maar voor de beoordeling van de causaliteit en de hoogte van de schade is dit wel een factor waaraan betekenis toekomt. Verder draagt de rechtbank [A] op om toe te lichten waarom de schade thans - dat wil zeggen: zes jaar nadat het onrechtmatig handelen heeft plaatsgevonden - nog niet begroot zou kunnen worden. Partijen dienen er overigens rekening mee te houden dat de rechtbank de schade in deze (hoofd)procedure definitief zal begroten indien daarvoor op grond van de voortzetting van het partijdebat voldoende aanknopingspunten zijn. Tot slot wil de rechtbank nader worden geïnformeerd over de vraag hoelang het filmpje op YouTube heeft gestaan voordat het door[B] is verwijderd.
4.5.
In afwachting van de aktewisseling wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 15 januari 2014 voor het nemen van een akte door [A] als bedoeld in rechtsoverweging 4.4.3., waarop[B] desgewenst bij antwoordakte kan reageren;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 18 december 2013. [1]

Voetnoten

1.