ECLI:NL:RBNNE:2013:7758

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
C/18/125165 / HA ZA 11-213
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij koopovereenkomst en bodemverontreiniging

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland werd behandeld, stond de aansprakelijkheid van de gedaagde centraal in verband met de koop van een woonhuis. De eiser, wonende te Roodeschool, had de gedaagde aangeklaagd wegens schade die hij had geleden door bodemverontreiniging met asbest en zware metalen op het perceel dat hij had gekocht. De rechtbank heeft in haar vonnis van 24 juli 2013 vastgesteld dat de verontreiniging reeds aanwezig was ten tijde van de eigendomsoverdracht op 27 februari 2009. Dit was van belang voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van de gedaagde op basis van de koopovereenkomst.

De rechtbank heeft de deskundige, die was aangesteld om de situatie te onderzoeken, gevolgd in zijn conclusies. De deskundige had vastgesteld dat de verontreiniging een normaal gebruik van de woning en de tuin in de weg stond, en dat er een potentieel risico was dat aanleiding gaf tot sanering. De kosten voor deze sanering werden geraamd op € 32.700,00, exclusief BTW. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, omdat de woning niet geschikt was voor normaal gebruik op het moment van eigendomsoverdracht.

De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot vergoeding van de schade die de eiser had geleden, en ook de proceskosten aan de zijde van de eiser, die tot dat moment waren begroot op € 15.661,44. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk aan de veroordeling moest voldoen, ongeacht een eventueel hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verkopers bij de verkoop van onroerend goed, vooral met betrekking tot verborgen gebreken zoals bodemverontreiniging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/125165 / HA ZA 11-213
Vonnis van 24 juli 2013
in de zaak van
[voornaam] [eiser],
wonende te Roodeschool,
eiser,
advocaat mr. F.H. Kappelhof te Delfzijl,
tegen
[voornaam] [gedaagde],
wonende te Appingedam,
gedaagde,
advocaat mr. G.C.A. Dwarshuis-Doornbos te Groningen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 juni 2012
  • het deskundigenbericht met begeleidend schrijven van 26 november 2012
  • de brieven van de griffier van 7 december 2012 aan de raadslieden van partijen met het deskundigenbericht en de einddeclaratie
  • de conclusie na deskundigenbericht van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank beschouwt hier als ingelast en herhaald hetgeen zij heeft overwogen in de tussenvonnissen van 14 december 2011, 21 maart 2012 en 20 juni 2012.
2.2.
Bij tussenvonnis van 14 december 2011 heeft de rechtbank aangegeven zich te willen laten informeren door een deskundige met betrekking tot het geschil van partijen omtrent de aanwezigheid van verontreiniging in de bodem van het perceel aan [adres] te Appingedam.
2.3.
Bij tussenvonnis van 20 juni 2012 is de heer [deskundige] , werkzaam bij Terra Bodemonderzoek B.V. benoemd tot deskundige. Aan de deskundige zijn de volgende vragen voorgelegd:
1. a. Wat is de aard en omvang, daaronder begrepen de vraag naar de soort en de vorm, van de asbestverontreiniging?
b. Was de asbestverontreiniging reeds aanwezig op 27 februari 2009, althans in hoeverre is het waarschijnlijk dat de verontreiniging toen reeds aanwezig was?
c. Staat de asbestverontreiniging een normaal gebruik van de woning, de tuin daaronder begrepen, in de weg omdat een urgente noodzaak bestaat om in te grijpen, omdat sprake is van een gevaar voor de gezondheid dan wel om andere redenen, waarbij rekening dient te worden gehouden met het feit dat de tuin als zonneweide en als moestuin moet kunnen worden gebruikt?
d. Welke kosten zijn gemoeid met sanering, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat, voor zover daar thans geen sprake van is, de tuin gebruikt zal kunnen worden als zonneweide en als moestuin, zonder dat sprake is van een gevaar voor de gezondheid?
2. a. Wat is de aard en omvang van de reeds geconstateerde verontreiniging met lood, barium, zink, kobalt, koper, kwik, molybdeen, PAK, PCB en minerale oliën?
b. Is ook sprake van verontreiniging met andere stoffen dan voornoemd, zo ja, welke en wat is de aard en omvang daarvan?
c. Was de verontreiniging met de aangetroffen stoffen reeds aanwezig op 27 februari 2009, althans in hoeverre is het waarschijnlijk dat de verontreiniging toen reeds aanwezig was?
d. Staat de verontreiniging met de aangetroffen stoffen, eventueel afzonderlijk benoemd, een normaal gebruik van de woning, de tuin daaronder begrepen, in de weg omdat een urgente noodzaak bestaat om in te grijpen, omdat sprake is van een gevaar voor de gezondheid dan wel om andere redenen, waarbij rekening dient te worden gehouden met het feit dat de tuin als zonneweide en als moestuin moet kunnen worden gebruikt?
e. Welke kosten zijn gemoeid met sanering, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat, voor zover daar thans geen sprake van is, de tuin gebruikt zal kunnen worden als zonneweide en als moestuin, zonder dat sprake is van een gevaar voor de gezondheid?
3. Heeft u verder opmerkingen dan wel aanvullingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
2.4.
De deskundige heeft onderzoek naar de bodemverontreiniging gedaan en daarover gerapporteerd op 26 november 2012. In het begeleidend schrijven heeft de deskundige vermeld dat de rapportage in concept naar beide partijen is verstuurd en dat er geen opmerkingen ten aanzien van de conceptrapportage zijn binnengekomen.
2.5.
In het rapport van de deskundige zijn de normen aangegeven op basis waarvan het veldwerk, het bodemonderzoek en de rapportage is verricht. In het rapport staat verder onder meer:
7. Gevalsdefinitie en ernst van de verontreinigingsituatie
7.1.
Ouderdom en oorzaak bodemverontreiniging
De geconstateerde verontreiniging met zware metalen en PAK hangt samen met de aanwezigheid van puin en metaalresten.
De aangetroffen combinatie van zintuiglijke verontreinigingen in de bodem (puin-, glas-, plastic-, asbest- en metaalresten) duidt op een historische verontreiniging welke in de loop der tijd is ontstaan. (..) Ook de aanwezigheid van diverse soorten asbesthoudende materialen duidt op een verontreiniging die in de loop der jaren in de bodem terecht is gekomen.
Hiermee is zeer aannemelijk dat de verontreiniging vóór 27 februari 2009 is ontstaan.
(..)
De matige en sterke grondverontreiniging met zware metalen en PAK bevindt zich binnen de contouren van de asbestverontreiniging.
Omdat de interventiewaarde wordt overschreden vormt de asbestverontreiniging een geval van ernstige bodemverontreiniging. Er is hiermee sprake van een potentieel risico dat aanleiding geeft tot een vorm van saneren of beheren.

8.Risicobeoordeling

(..)

8.3.
Conclusie risicobeoordeling
Uit de risicoberekeningen komt naar voren dat er geen sprake is van actuele onaanvaardbare risico’s voor mens, ecologie of voor verspreiding van de verontreiniging.
Spoedige sanering van het geval van bodemverontreiniging is op basis van de Wet bodembescherming niet noodzakelijk.

9.Kosten functionele sanering

Omdat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging is er een potentieel risico dat aanleiding geeft tot een vorm van saneren of beheren.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de kosten van de saneringsmaatregelen welke nodig zijn om de locatie geschikt te maken voor het bodemgebruik wonen met moestuin.
(..)
De asbestverontreiniging wordt gesaneerd tot beneden het niveau van de interventiewaarde. De bodem ter plaatse van de achtertuin voldoet na sanering aan de kwaliteitsklasse wonen.
(..)
Totaal geraamde kosten (excl. 21 % BTW) € 32.700,00’
2.6.
[eiser] heeft bij akte na deskundigenonderzoek gesteld dat hij zich kan vinden in het deskundigenonderzoek. [gedaagde] heeft nagelaten een akte na deskundigenonderzoek te nemen.
2.7.
De rechtbank overweegt dat het rapport van de deskundige helder is en uitvoerig is gemotiveerd. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige dan ook over en maakt die tot de hare.
2.8.
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 14 december 2011 ten aanzien van onder meer de verontreiniging van de bodem overwogen dat het antwoord op de vraag of [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en te lijden schade, besloten ligt in artikel 5.1 en 5.3 van de koopovereenkomst. Van belang is dientengevolge of de verontreiniging aanwezig was op het moment van de eigendomsoverdracht op 27 februari 2009 en, indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, of de verontreiniging het normaal gebruik van de woning, waaronder begrepen de tuin, aantast.
2.9.
Gezien de conclusies van de deskundige weergegeven onder 7.1. van zijn rapportage, acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de verontreiniging reeds aanwezig was ten tijde van de eigendomsoverdracht op 27 februari 2009. Uit hetgeen door de deskundige is gesteld in zijn rapportage leidt de rechtbank af dat dit geldt voor zowel de asbestverontreiniging als de verontreiniging met zware metalen en PAK.
2.10.
Gezien de conclusies van de deskundige weergegeven onder 8.3. en 9 van zijn rapportage, acht de rechtbank voorts voldoende aannemelijk geworden dat de verontreiniging een normaal gebruik van de onroerende zaak als woning in de weg staat. Tot een normaal gebruik van de onroerende zaak als woning behoort ook een normaal gebruik van de tuin als bijvoorbeeld zonneweide en moestuin.
De deskundige heeft onder 8.3. geconcludeerd dat er geen sprake is van actuele onaanvaardbare risico’s voor mens, ecologie of voor verspreiding van de verontreiniging, zodat spoedige sanering op basis van de Wet bodembescherming niet noodzakelijk is.
Onder 9. van zijn rapportage heeft hij evenwel vervolgens geconcludeerd dat, omdat er desalniettemin sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, er een potentieel risico is dat aanleiding geeft tot een vorm van saneren of beheren. Hij heeft in dat kader een raming van de kosten gemaakt die nodig zijn
‘om de locatie geschikt te maken voor het bodemgebruik wonen met moestuin’en daarbij opgemerkt dat ‘
de bodem ter plaatse van de achtertuin na sanering voldoet aan de kwaliteitsklasse wonen’. Uit het gestelde leidt de rechtbank af, mede in het licht van hetgeen overigens in het rapport is weergegeven, dat de bodem ter plaatse van de achtertuin, thans niet voldoet aan de kwaliteitsklasse ‘wonen’ en daarmee aan een normaal gebruik van de onroerende zaak als woning in de weg staat.
2.11.
Gelet op artikel 5.1. en 5.3. van de koopovereenkomst is voor een eventuele aansprakelijkheid van [gedaagde] voorts van belang of het gebrek voor [eiser] ten tijde van het tot stand komen van de koopovereenkomst kenbaar was.
In het tussenvonnis van 14 december 2011 heeft de rechtbank onder meer overwogen dat voor wat betreft de verontreiniging van de bodem met asbest er niet van kan worden uitgegaan dat [eiser] met deze verontreiniging bekend was dan wel behoorde te zijn.
De rechtbank heeft in voornoemd tussenvonnis voorts overwogen dat [eiser] met een vervuiling die het gevolg is van het feit dat in de oude schuur een smeerkelder aanwezig is geweest, geen rekening behoefde te houden. De rechtbank kan thans niet uit het deskundigenrapport afleiden dat de verontreiniging van de grond met in het bijzonder zware metalen en PAK het gevolg is geweest van de aanwezigheid van de smeerkelder, nu de deskundige met zoveel woorden heeft aangegeven dat de aangetroffen matige en sterke verontreiniging met zware metalen en PAK samenhangt met de aanwezige puin- en metaalresten. Wat daar ook verder van moge zijn, nu niet is gesteld of gebleken dat de verontreiniging van de bodem met zware metalen en PAK aan [eiser] om andere redenen ten tijde van het tot stand komen van de koopovereenkomst bekend was of behoorde te zijn - het enkele feit dat de woning een renovatiepand betrof is daartoe, zoals in voornoemd tussenvonnis reeds is overwogen, onvoldoende- , staat in rechte vast dat het gebrek voor [eiser] niet kenbaar was. [gedaagde] heeft derhalve de door haar gegeven garantie in artikel 5.3 van de koopovereenkomst geschonden.
2.12.
[eiser] heeft bij dagvaarding nog gesteld dat [gedaagde] van rechtswege in verzuim is op basis van artikel 6:83 aanhef en onder sub BW jo. artikel 6:74 BW, nu de verplichting een woning te leveren die geschikt is voor normaal gebruik naar haar aard slechts kan worden nagekomen op het moment van eigendomsoverdracht. De rechtbank zal, nu de woning bij de levering niet geschikt blijkt te zijn geweest voor normaal gebruik dan ook van het gestelde verzuim uitgaan.
2.13.
De rechtbank concludeert dat door schending van artikel 5.3 van de koopovereenkomst sprake is van een toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van de verplichtingen uit de koopovereenkomst door [gedaagde] waardoor zij de daaruit voor [eiser] voortvloeiende schade dient te vergoeden. De rechtbank zal dan ook de gevorderde verklaring voor recht toewijzen als in het dictum omschreven.
2.14.
[eiser] heeft aanvankelijk gevorderd dat de door [eiser] geleden schade vastgesteld dient te worden bij staat, waarvoor een deskundige benoemd diende te worden. Ter comparitie heeft de raadsman van [eiser] in verband daarmee verklaard, dat nader onderzoek zal moeten uitwijzen hoeveel sanering er moet plaatsvinden en wat de kosten zijn. De rechtbank acht dit nader onderzoek door de deskundige thans uitgevoerd. De deskundige is op basis van de aan hem voorgelegde vragen in zijn rapportage uitvoerig ingegaan op de aard en omvang van de verontreiniging, de locatie van de verontreiniging, de wijze van saneren en heeft de daaraan verbonden kosten nader begroot.
2.15.
De rechtbank overweegt nog dat de deskundige in zijn rapport heeft aangegeven, dat de
‘matige en sterke grondverontreiniging met zware metalen en PAK’zich bevindt
‘binnen de contouren van de asbestverontreiniging’. De deskundige begroot de saneringskosten onder 9 van zijn rapportage op basis van sanering van de asbestverontreiniging. De rechtbank begrijpt dat na die sanering tevens sanering zal hebben plaatsgevonden van de verontreiniging van de grond met zware metalen en PAK, nu na sanering de bodem ter plaatse van de achtertuin zal voldoen aan de
‘kwaliteitsklasse wonen’.
2.16.
De deskundige heeft de omvang van de saneringskosten begroot op € 32.700,00, te vermeerderen met BTW. De rechter zal op de voet van artikel 6:97 BW de geleden schade abstract begroten op het bedrag van deze herstel- c.q. saneringskosten en [gedaagde] veroordelen tot vergoeding van deze door [eiser] geleden schade.
2.17.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, daaronder begrepen de kosten van de deskundige. Die kosten worden aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op
- dagvaarding € 90,81
- griffierecht 71,00
- kosten deskundige 14.595,63
- salaris advocaat
904,00(2 punten × tarief € 452)
Totaal € 15.661,44
2.18
[gedaagde] dient 75% van de explootkosten aan de griffier te voldoen (een bedrag van
€ 68,11), zijnde de door de griffie betaalde explootkosten en aan [eiser] te voldoen
€ 15.593,33 (de som van het griffierecht, salaris advocaat en 25% van de explootkosten, omdat [eiser] op basis van een toevoeging procedeert.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst en aansprakelijk is voor de door [eiser] dientengevolge geleden en nog te lijden schade;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding van de schade van [eiser] tot op heden begroot op € 32.700,00 te vermeerderen met BTW;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding inclusief de kosten van de deskundige, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op: € 15.661,44, waarvan te voldoen aan de griffier van dit gerecht een bedrag van € 68,11, door overmaking op rekeningnummer Royal Bank of Scotland 569990610 ten name van MvJ arr. 539 Groningen - Assen onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer, en het overige deel (€ 15.593,33) aan [eiser] ;
3.4.
verklaart dit vonnis met betrekking tot de veroordelingen onder 3.2. en 3.3. uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wichers en door mr. E.J. Oostdijk in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2013. [1]

Voetnoten

1.type: 2.7.1.2.