ECLI:NL:RBNNE:2013:6452

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2013
Publicatiedatum
24 oktober 2013
Zaaknummer
C18/142804/PR KR 13-302
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek na beëindiging van de procedure met verzoek tot wraking op voorhand

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 augustus 2013 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoeker, die zich richtte tegen de rechters die eerder beslissingen hadden genomen in zijn zaken. Het wrakingsverzoek was ingediend op 15 augustus 2013 en betrof de wraking van mr. R.B.M. Keurentjes en mr. L.H.A.M. Voncken, die als leden van de wrakingskamer eerder een verzoek tot wraking van verzoeker niet ontvankelijk hadden verklaard. Daarnaast werd er een verzoek gedaan tot wraking van de rechters in twee andere procedures, zonder dat de namen van deze rechters werden vermeld.

De rechtbank overwoog dat volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een verzoek tot wraking kan worden ingediend op grond van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank stelde vast dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk was, omdat de procedure waarin de wrakingsverzoeken waren ingediend, al was beëindigd. Dit betekende dat verzoeker niet meer in staat was om de rechters te wraken die al een einduitspraak hadden gedaan.

De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot wraking van mr. Keurentjes en mr. Voncken niet-ontvankelijk was, omdat de procedure al was afgesloten. Ook het verzoek tot wraking van de rechters in de andere procedures werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoeker geen specifieke rechters had genoemd en geen redenen had opgegeven voor de wraking. De rechtbank besloot dat de procedures met nummers 589919 CV EXPL 13-6621 en 587545 CV EXPL 13-5968 voortgezet zouden worden in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Locatie Groningen
MEERVOUDIGE KAMER
Zaaknummer / rolnummer: C/18/142804/ PR RK 13-302
Beslissing van 23 augustus 2013
op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
[A],
wonende aan de [adres], [woonplaats],
verzoeker.

1.Procesverloop

1.1.
Bij brief van 15 augustus 2013 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend, strekkende tot wraking van:
(1) mr. R.B.M. Keurentjes en mr. L.H.A.M. Voncken als leden van de wrakingskamer, die bij beslissing van 13 augustus 2013 (C/18/142537/PR RK 12-286) het wrakingsverzoek van verzoeker d.d. 23 juli 2013 niet ontvankelijk heeft verklaard;
(2) de rechters in de zaken 589919 CV EXPL 13-6621 en 587545 CV EXPL 13-5968;
(3) de rechters van de wrakingskamer, en dan met name mr. R.B.M. Keurentjes, die bij beslissing van 3 juni 2013 (C/18/141251/PR RK 13-200) het wrakingsverzoek van verzoeker d.d. 28 juni 2012, welke op 31 mei 2013 wederom ter griffie is ontvangen, niet ontvankelijk hebben verklaard.

2.De beoordeling

Algemeen

2.1.
De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Rv, in samenhang met de door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens op basis van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden ontwikkelde criteria.
2.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
Wrakingsverzoeken 1 & 3
2.3.
Een verzoek tot wraking kan in beginsel in elke stand van de procedure worden gedaan, maar moet worden ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd (HR 18 december 1998, LJN AD2977).
2.4.
De rechtbank stelt vast dat het eerste onderdeel van het verzoek tot wraking ziet op wraking van mrs. Keurentjes en Voncken als leden van de wrakingskamer, die bij beslissing van 13 augustus 2013 (C/18/142537/PR RK 12-286) het wrakingsverzoek van verzoeker d.d. 23 juli 2013 niet ontvankelijk heeft verklaard. Aldus is de procedure waarin verzoeker mrs. Keurentjes en Voncken wraakt door het wijzen van een einduitspraak geëindigd en is wraking van mrs. Keurentjes en Voncken in die procedure, gezien het in r.o. 2.3. vermelde, niet meer mogelijk. In zoverre is het wrakingsverzoek van verzoeker niet-ontvankelijk.
2.5.
De rechtbank stelt vast dat het derde onderdeel van het verzoek tot wraking ziet op wraking van de rechters van de wrakingskamer, en dan met name mr. Keurentjes, die bij beslissing van 3 juni 2013 (C/18/141251/PR RK 13-200) het wrakingsverzoek van verzoeker d.d. 28 juni 2012, welke op 31 mei 2013 wederom ter griffie is ontvangen, niet ontvankelijk hebben verklaard. Aldus is de procedure waarin verzoeker de rechters (en met name mr. Keurentjes) wraakt door het wijzen van een einduitspraak geëindigd en is wraking in die procedure, gezien het in r.o. 2.3. vermelde, niet meer mogelijk. Ook op dit punt is het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk.
Wrakingsverzoek 2
2.6.
De rechtbank stelt vast dat dit onderdeel van het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechters in de procedures 589919 CV EXPL 13-6621 en 587545 CV EXPL 13-5968. Verzoeker heeft daarbij nagelaten de namen van de rechters die deze zaken behandelen te vermelden, en heeft evenmin vermeld welke reden aan het verzoek tot wraking ten grondslag ligt. Aldus dient dit verzoek aangemerkt te worden als wraking van alle rechters die mogelijkerwijs bij de behandeling van de genoemde zaken betrokken kunnen worden. Nu het echter niet mogelijk is op voorhand rechters die mogelijkerwijs de genoemde zaken gaan behandelen te wraken (HR 18 december 1998, LJN AD2977), is ook op dit punt het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk,
3.2.
bepaalt dat de procedures met nummers 589919 CV EXPL 13-6621 en 587545 CV EXPL 13-5968 worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het schriftelijke verzoek tot wraking,
3.3.
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
mr. Keurentjes en mr. Voncken.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.W. de Jonge, voorzitter, W.P. Claus en
S.M. Schothorst, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2013.