In deze zaak, vonnis gewezen op 16 oktober 2013 door de Rechtbank Noord-Nederland, is Feenstra Verwarming B.V. (eiseres) een vordering gestart tegen BGH Holding B.V. (gedaagde) tot betaling van € 128.323,84, vermeerderd met wettelijke handelsrente en kosten. De vordering is gebaseerd op een garantieverklaring die door [A], een bestuurder van BGH Holding B.V., is ondertekend. Feenstra Verwarming B.V. stelt dat zij werkzaamheden heeft verricht voor Bouwgroep Heerenveen B.V., die onder BGH Holding B.V. valt, en dat de garantieverklaring hen recht geeft op betaling van de openstaande facturen.
De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail bekeken. BGH Holding B.V. voert aan dat de garantieverklaring niet geldig is, omdat [A] niet bevoegd was om de vennootschap alleen te vertegenwoordigen. De statuten van BGH Holding B.V. vereisen dat beide bestuurders gezamenlijk handelen. De rechtbank oordeelt dat de beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid correct is ingeroepen en dat [A] niet bevoegd was om BGH Holding B.V. te vertegenwoordigen bij het ondertekenen van de garantieverklaring.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid, omdat Feenstra Verwarming B.V. niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de bevoegdheid van [A]. De vordering van Feenstra Verwarming B.V. wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van BGH Holding B.V. tot een bedrag van € 6.557,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.