Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2013 in de zaak tussen
[naam], te [woonplaats], eiser
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
naastde weg van de civielrechtelijke vordering. De publiekrechtelijke bevoegdheid is dus een gegeven en verweerder dient hieraan op correcte wijze invulling te geven. Door deze bevoegdheid steeds weer aan de civielrechtelijke vorderingsprocedure te koppelen, sterker nog: door als voorwaarde het instellen van een civielrechtelijke vordering voor het kunnen overgaan tot handhaving te stellen, geeft verweerder geen dan wel een onjuiste invulling aan deze bevoegdheid. Naar het oordeel van de rechtbank ziet de volgens het arrest van het Hof van Justitie in acht te nemen termijn op de civielrechtelijke vordering. De bevoegdheid tot handhaving is in het bestuursrecht immers niet aan termijnen gebonden. Verweerder is gelet op de beginselplicht tot handhaving dan ook in beginsel gehouden in het geval van een verzoek tot het opleggen van een dwangsom ten einde een overtreding van de Verordening te beëindigen dit te honoreren behoudens bijzondere omstandigheden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 156,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1431,-.