Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2013 in de zaak tussen
[verzoeker], wonende te Groningen, verzoeker
De korpschef van politie, (politiechef Noord-Nederland),verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Op 14 april 2011 is door de rechtsvoorganger van verweerder toestemming als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wpbr verleend aan [naam bedrijf 1] om verzoeker te werk te stellen.
Verzoeker heeft verzet aangetekend tegen deze boete. Naar ter zitting is gebleken, is op het verzet nog niet beslist.
Verweerder heeft in verzoekers nadeel meegewogen dat hij zelf twaalf maal aangifte heeft gedaan. Verweerder begrijpt dit aldus dat verzoeker daarmee heeft geprobeerd de tegen hem gedane aangiftes af te zwakken. Ook vindt verweerder dat verzoeker, die in de periode dat hij als portier heeft gewerkt meermalen met de politie in aanraking is geweest, niet een smetteloos arbeidsverleden heeft gehad. Van een portier mag worden verwacht dat hij in staat is om in eventuele hachelijke en bedreigende situaties zijn kalmte en zelfbeheersing te bewaren en de-escalerend op te treden. Hiertoe lijkt verzoeker echter niet altijd even goed in staat te zijn.
Verzoeker heeft zijn ongeschiktheid voor de functie bestreden. Hij heeft gewezen op zijn lange staat van dienst. Verzoeker heeft aangevoerd dat hem niet mag worden tegengeworpen dat hij twaalf maal zelf aangifte heeft gedaan. Dit gebeurt door politiemensen tegenwoordig ook steeds vaker. Verzoeker heeft ook aangevoerd het onjuist te vinden dat verweerder bij het bestreden besluit twee nieuwe feiten heeft toegevoegd aan de onderbouwing van het bestreden besluit. De betreffende beschuldigingen staan nog niet vast en als de verdenking werkelijk ‘hard’ zou zijn, had het Openbaar Ministerie al lang een dagvaarding uit laten gaan. Verzoeker heeft er nogmaals op gewezen dat er met toestemming van verweerder diverse personen werkzaam zijn in de beveiligingsbranche, terwijl deze personen strafrechtelijk veroordeeld zijn.
Verzoeker heeft deze personen bij naam opgenoemd, onder vermelding van het delict waarvoor ze veroordeeld zijn. Deze personen werken allen bij Prohost Security en zijn, ondanks hun strafblad, door verweerder wel betrouwbaar en geschikt geacht voor het beveiligingswerk. Volgens verzoeker kan hieruit worden afgeleid dat verweerder gelijke gevallen ongelijk behandelt en dat verweerder meet met twee maten.
Indien sprake is van beveiligingsmedewerkers die de rechtsregels naast zich neerleggen, waarvan overtreding kan worden beschouwd als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde, moet verweerder daartegen kunnen optreden door toestemming voor dit werk te weigeren dan wel een eerder gegeven toestemming in te trekken. Verweerders beoordelingsruimte hierin is ruim en een serieuze verdenking van feiten als hiervoor bedoeld is voldoende. Een strafrechtelijke veroordeling is derhalve niet nodig om van deze bevoegdheid gebruik te kunnen maken. Naar zowel in de stukken als ter zitting is gebleken, heeft verweerder het feit dat verzoeker meer dan 21 jaar in de beveiligingsbranche werkt meegewogen in de belangenafweging die nodig is bij een bevoegdheidsuitoefening. Verweerder heeft echter geoordeeld dat door de ernst van de feiten waarvan verzoeker wordt verdacht of waarin een onderzoek loopt van dat langdurige arbeidsverleden geen verzachtende werking uit kan gaan.
€ 944,-.
Beslissing
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- schorst het besluit op bezwaar van 14 mei 2013 en het primaire besluit
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 944,00;
- bepaalt dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht ad € 160,- aan verzoeker vergoedt.
mr. H.W. Wind als griffier.