ECLI:NL:RBNNE:2013:3669

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
586246 - EJ VERZ 13-124
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens seksuele intimidatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting Zorggroep Groningen en de werknemer [A]. Zorggroep Groningen verzocht de ontbinding op basis van dringende redenen, specifiek seksuele intimidatie door [A] jegens vrouwelijke collega's. De werknemer was sinds eind 2001 in dienst en had eerder al waarschuwingen ontvangen voor ongepast gedrag. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2013 heeft Zorggroep Groningen verschillende incidenten uiteengezet, waaronder een melding van seksuele intimidatie door een stagiaire in 2009 en een incident in 2011 waarbij een collega zich beklaagde over ongewenste aanrakingen. Het meest recente incident vond plaats op 28 februari 2013, waarbij [A] een collega een tik op de billen gaf. [A] ontkende de beschuldigingen en stelde dat zijn gedrag onschuldig was en verkeerd werd geïnterpreteerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [A] meerdere keren is gewaarschuwd voor zijn gedrag en dat hij niet begreep dat zijn handelingen ongepast waren. De rechter oordeelde dat het gedrag van [A] onacceptabel was en dat Zorggroep Groningen niet langer kon worden gevergd om hem in dienst te houden, gezien de onrust die zijn gedrag onder het personeel veroorzaakte. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen, met ingang van 1 juli 2013, en heeft de proceskosten gecompenseerd. De rechter heeft geen vergoeding toegekend aan [A], omdat de omstandigheden in zijn risicosfeer lagen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 586246 \ EJ VERZ 13-124
beschikking d.d. 18 juni 2013
inzake
de stichting Zorggroep Groningen,
gevestigd te Groningen,
verzoekende partij, hier Zorggroep Groningen te noemen
gemachtigde mr. G.W. Brouwer, advocaat te Groningen,
tegen
[naam],
wonende te [adres],
verwerende partij, hierna [A] te noemen
gemachtigde mr. S. van Gessel, advocaat te Veendam.
PROCESGANG
Bij verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 1 mei 2013, heeft Zorggroep Groningen verzocht de tussen partijen bestaande overeenkomst op korte termijn te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW.
Primair is het verzoek gebaseerd op een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW, subsidiair op grond van veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
[A] heeft geen verweerschrift ingediend, doch zich ter zitting mondeling verweerd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad op 4 juni 2013.
Partijen en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen.
Namens Zorggroep Groningen zijn verschenen de heren [B], locatiemanager en [C], hoofd facilitaire dienst, en mevrouw [D], personeelsadviseur.
[A] heeft zich doen vergezellen van zijn vrouw. De heer [naam] is als tolk voor [A] opgetreden.
Ter zitting hebben partijen hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet. De gemachtigde van [A] heeft tijdens de mondelinge behandeling aan de hand van een schriftelijke notitie verweer gevoerd. De schriftelijke notitie is overgelegd.
Van hetgeen besproken is, heeft de griffier aantekening gehouden.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1.
[A], geboren [medio] 1974, is sedert[eind] 2001 krachtens schriftelijke arbeidsovereenkomst in dienstbetrekking werkzaam bij Zorggroep Groningen in de functie van medewerker technische dienst tegen een huidig salaris van € 2024,73 bruto per maand, vermeerderd met vakantietoeslag. Daarvoor was hij een jaar via de gemeente Veendam ingevolge de WIW-regeling werkzaam bij Zorggroep Groningen. [A] is werkzaam op de locatie [locatie] te Veendam, een woonvoorziening voor ouderen, onder meer bestaande uit een verzorgingshuis, een verpleeghuis en aanleunwoningen.
Op het dienstverband is van toepassing de CAO Verpleeg- en verzorgingshuizen.
1.2.
Zorggroep Groningen hanteert een Protocol intimidatie. Blijkens de notulen van een werkoverleg van 26 oktober 2007, waarbij [A] ook aanwezig was, is het Protocol van Zorggroep Groningen besproken.
1.3.
Blijkens een MIP(melding incidenten personeel)-formulier, gedateerd 9 april 2009 heeft een stagiaire van Zorggroep Groningen, mevrouw [naam], melding gemaakt van ongewenste intimiteiten. Daarbij heeft zij aangegeven dat zij in de lift en op de zesde verdieping was lastig gevallen door [A].
In een schriftelijk verslag, gedateerd 9 april 2009, opgemaakt en ondertekend door de heer [C], hoofd facilitaire dienst (hierna [C]), verklaart laatstgenoemde dat hij naar aanleiding van deze melding een gesprek heeft gehad met [A].
Blijkens het verslag zou [A] desgevraagd hebben gezegd "
dat het maar een grapje en gekheid was". Vervolgens heeft, blijkens het verslag, een gesprek plaatsgehad waarbij ook de directeur aanwezig was en is [A] medegedeeld:
"
dat dit echt niet kan en dat hij van de dames af moet blijven en een waarschuwing krijgt."
1.4.
Op 31 augustus 2011 heeft een gesprek plaatsgehad tussen de heer [B], locatiemanager, [C] en [A], waarvan een schriftelijk verslag is opgemaakt.
Aanleiding voor het gesprek was een klacht van (vakantie)medewerker mevrouw [naam] betreffende ongewenste intimiteiten. Deze medewerkster had zich bij haar leidinggevende beklaagd dat [A] op het werk aan haar borsten had gezeten.
In het verslag is het volgende opgenomen:
"
[A] geeft tijdens het gesprek toe dat dit is gebeurd, echter dat het per ongeluk is gegaan en zeker niet expres. Hij heeft er geen enkele bedoeling mee gehad. Volgens hem liep hij [naam] voorbij en in het voorbijgaan draaide hij zich naar [naam] om en raakte toen ter ongeluk haar borsten. Hij heeft haar direct excuses aangeboden."
Het verslag sluit als volgt:
"Vandaar dat [naam] (rb: [B]) aandringt op het extra voorzichtig omgaan met vrouwelijke medewerkers door [naam] (rb: [A]). Hij kan zich niets meer permitteren."
1.5.
Begin maart 2013 heeft een medewerkster van Zorggroep Groningen, mevrouw [naam], aan haar leidinggevende melding gemaakt van seksuele intimidatie door [A] op 28 februari 2013. Hij zou in het washok zijn beide handen op haar billen hebben gelegd.
Op 14 maart 2013 heeft een gesprek plaatsgehad tussen [A], [C] en mevrouw [D] (personeelsadviseur), van welk gesprek een verslag is gemaakt.
In het verslag is onder meer het volgende opgenomen:
"
[A] geeft aan dat hij tegen [naam] iets zei met een strekking als "en nu even snel doorlopen" en haar daarbij een tik op haar billen gaf. [naam] reageerde hier geïrriteerd op maar hij had het als een grapje bedoeld."
1.6.
[A] is hierna geschorst.
1.7.
Blijkens een schriftelijk verslag van personeelsadviseur mevrouw [D], gedateerd 14 april 2013 en ondertekend voor akkoord door mevrouw [naam] is het volgende opgenomen:
"[naam] legt uit dat [A] (rb: [A]) achter haar liep op weg naar het voorraadhok omdat er iets moest gebeuren met twee rolstoelen. Ze waren met elkaar aan het praten en aangekomen in het voorraadhok voelde ze opeens [A] beide handen op haar billen. Dat hij gezegd zou hebben "en nu even snel doorlopen" komt haar niet bekend voor. Daarnaast is het ook niet gebeurd tijdens een grapje of een lolletje. Ze waren gewoon over het werk aan het praten. En als het als grapje was het misschien een tikje met een hand geweest; maar in dit geval was het heel bewust met twee handen. Hij zei "sorry, sorry" en zei dat het een grapje was. [naam] legt uit dat ze direct tegen [A] heeft gezegd dat dit niet haar soort grapje is en dat hij van haar af moet blijven."

2.De standpunten van partijen

2.1.
Zorggroep Groningen stelt dat de misdragingen van [A] dienen te worden aangemerkt als dringende reden die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Er is in haar optiek sprake van onacceptabel gedrag waarvoor [A] meermalen is gewaarschuwd. Daarnaast meent Zorggroep Groningen dat [A] zich in elk geval op zodanige wijze heeft misdragen dat niet langer van haar kan worden gevergd hem in haar instelling werkzaam te laten zijn. Het personeelsbestand van Zorggroep Groningen bestaat voor het merendeel uit vrouwen en het gedrag van [A] heeft inmiddels tot onrust onder het personeel geleid. Na de schorsing van [A] hebben diverse vrouwelijke medewerkers zich op eigen initiatief bij Zorggroep Groningen gemeld met een klacht wegens ongewenste intimiteiten door [A].
2.2.
[A] verweert zich stellende dat er geen enkele grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst bestaat. Een onschuldig incident op 14 maart 2013 wordt door Zorggroep Groningen misbruikt en sterk overtrokken.
Op 28 februari 2013 heeft [A] zijn collega [naam] slechts met één hand een tik op het achterwerk gegeven met de opmerking "wel even doorlopen!" Dit onschuldig incident had geen enkele seksuele strekking. Omdat collega [naam] verontwaardigd reageerde, heeft [A] meteen zijn verontschuldigingen aangeboden en uitgelegd dat het maar een grapje was. Dat Zorggroep Groningen dit incident nu aandikt en ten grondslag legt aan het ontbindingsverzoek is onbegrijpelijk. Ook de omstandigheid dat Zorggroep Groningen verwijst naar twee eerdere incidenten is onterecht. Het incident in 2011 is door collega Roelfsema helemaal niet als een klacht behandeld, terwijl de klacht uit 2009 door [A] wordt betwist. Dat Zorggroep Groningen nu haar verzoekschrift ook nog kracht bijzet met diverse -deels anonieme- verklaringen over vermeend seksuele intimidatie is verwerpelijk. Kennelijk heeft Zorggroep Groningen na het incident bewust en actief collega's benaderd om zich over het gedrag van [A] te beklagen. [A] kan zich tegen deze verklaringen niet verweren en ontkent ze dan ook. Evenmin is sprake van een formele klacht of een waarschuwing. Daarnaast is duidelijk dat [A], van Turkse afkomst, nauwelijks Nederlands spreekt. Op de werkvloer weet hij zich te redden met een handjevol Nederlandse woorden maar de door werkgever overgelegde schriftelijke verslagen geven een samenvatting van gesprekken waarvan hij niets heeft begrepen.
Het primaire verzoek moet dan ook worden afgewezen. Ook het subsidiaire verzoek van Zorggroep Groningen moet worden afgewezen. Indien Zorggroep Groningen meent dat [A] zich heeft misdragen, dan liggen andere – lichtere – maatregelen veel eerder in de rede. Zorggroep Groningen beschikt over meerdere locaties waar zij [A] gemakkelijk te werk kan stellen. Dit klemt temeer omdat over het inhoudelijk werk van [A] geen enkele klacht bestaat.
Subsidiair meent [A] dat, mocht de arbeidsovereenkomst worden ontbonden, hem een redelijke vergoeding toekomt, die [A] gelet op zijn slechte vooruitzichten om ooit nog aan het werk te komen, stelt op een bedrag van € 50.849,- (factor C is 1.5, datum in dienst [eind] 2000).
3. De beoordeling
3.1.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
3.2.
Het ontbindingsverzoek is gegrond op seksueel intimiderend gedrag aan de zijde van [A] tegenover zijn vrouwelijke collega's, met het incident op 28 februari 2013 als directe aanleiding en voorts onderbouwd met twee eerdere incidenten, naar aanleiding waarvan [A] is gewaarschuwd.
3.3.
Hoewel bij verweer alle feiten zijn betwist en is aangegeven dat [A] "van alles in de schoenen wordt geschoven", terwijl hij -omdat hij de Nederlandse taal niet machtig is- niets van de beschuldigingen heeft begrepen, is de kantonrechter tijdens de ondervraging van [A] ter zitting
-met tolk- duidelijk geworden dat hij ([A]):
a. erkent dat tijdens het werkoverleg op 26 oktober 2007 het Protocol intimidatie aan de orde is geweest;
b. erkent dat hij naar aanleiding van een klacht in april 2009 ter verantwoording is geroepen bij zijn leidinggevende en een gesprek heeft gehad met de directeur;
c. bevestigt dat hij in augustus 2011 wederom is aangesproken op een incident en daarbij met klem is gewaarschuwd;
d. erkent dat hij toen besefte dat het de tweede keer was dat hij van onzedelijke betasting werd beschuldigd en dat hem om uitleg werd gevraagd waarbij hij zijn eigen versie van de toedracht mocht geven;
e. na afloop van het gesprek begreep dat de situatie ernstig was en dat hij -hoe dan ook- met zijn handen van de vrouwelijke collega's moest afblijven;
f. naar aanleiding van de klacht in 2013 tijdens het gesprek met zijn leidinggevende op 14 maart 2013 heeft erkend dat hij zijn collega [naam] een klap op de billen had gegeven. Ter zitting heeft [A] aangegeven dat het misschien meer haar onderrug was.
3.4.
De drie leidinggevenden, met wie [A] de betreffende "incidentgesprekken" heeft gevoerd -de heren [B], locatie manager, en [C], hoofd facilitaire dienst, en de personeelsadviseur mevrouw [D]- hebben ter zitting verklaard dat [A] tijdens deze besprekingen, zoals weergegeven in de hiervoor geciteerde verslagen, wel blijk heeft gegeven dat hij begreep waar het over ging en dat hij heeft verklaard zoals in de verslagen staat vermeld. [C] heeft voorts verklaard dat [A], mits in korte duidelijke zinnen wordt gesproken, redelijk de Nederlandse taal verstaat en begrijpt.
3.5.
Op grond van het voorgaande acht de kantonrechter in elk geval voldoende aannemelijk geworden dat [A] tijdens het gesprek met zijn leidinggevenden op 31 augustus 2011 duidelijk te verstaan is gegeven dat hij zich moest onthouden van (iedere vorm van) handtastelijkheden ten aanzien van zijn vrouwelijke collega's en dat hij zich in dat opzicht geen enkel incident (meer) kon permitteren. Hoewel niet in schriftelijke vorm aan [A] uitgereikt, vat de kantonrechter deze mededeling niettemin op als een officiële en finale waarschuwing, waarvan de consequenties voor [A] voldoende duidelijk moeten zijn geweest. Dit betekent dat het [A] evenzeer duidelijk moet zijn geweest dat hij zich nadien -in zijn eigen woorden- geen enkel "grapje" in de vorm van "een tik op de billen" (ook al was het de "onderrug") van zijn collega meer kon veroorloven.
3.6.
Hoe onschuldig, bagatel en wellicht onbedoeld de aanrakingen van [A] in zijn ogen ook zijn geweest -zijn drie collega's denken daar anders over-; uit de repeterende luchthartigheid ("grapje") blijkt dat [A] ook na twee waarschuwingen, waarvan de laatste het karakter had van een ultimatum, kennelijk niet begrijpt dat zijn vrouwelijke collega's niet van dat gedrag gediend zijn.
3.7.
Gegeven de omstandigheid dat [A] voornamelijk werkzaam is in een omgeving met vrouwen en hem kennelijk niet duidelijk valt te maken dat hij zijn collega's niet kan aanraken op de wijze zoals uit de stukken is gebleken, is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van zodanige omstandigheden die maken dat van Zorggroep Groningen niet langer kan worden gevergd dat zij hem in haar instelling werkzaam laat zijn, zodat de dienstbetrekking billijkheidshalve dient te eindigen.
3.8.
Op grond van het voorgaande wordt, met voorbijgaan aan het primair gevorderde, het subsidiaire verzoek, de ontbinding wegens gewijzigde omstandigheden, toegewezen.
Nu de gebleken omstandigheden in de risicosfeer van werknemer liggen, ziet de kantonrechter geen aanleiding [A] een vergoeding toe te kennen.
B E S L I S S I N G
De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 juli 2013;
ontzegt - voor zover nodig - het meer of anders gevorderde.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Oostdijk, kantonrechter, en op 18 juni 2013 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.